Mens of ziel

een wezenlijk verschil

Als we de kosmische diepte van onze ziel gaan voelen, leven er geen mensen meer op aarde, maar wel eeuwige zielen in een tijdelijk lichaam.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
‘De levensruimte van onze ziel omspant de gehele kosmos.’

Wie heeft het woord ‘mens’ uitgevonden?

In de eerste boeken van Jozef Rulof wordt het mensbeeld verruimd.
De schrijvers van deze boeken, de ‘meesters’, belichten hierin niet alleen het lichaam van de mens, maar vooral ook zijn eeuwige kern: de ziel.
Dankzij die ziel is ons leven niet beperkt tot dit ene aardse lichaam.
Vóór deze reïncarnatie hebben we vele vorige levens beleefd, en na dit aardse leven zetten we ons leven voort in een volgende reïncarnatie of in het hiernamaals.
Toch is de verwoording dat de mens een ziel heeft, nog niet het eigenlijke denken van de meesters op ‘zielsniveau’.
In het artikel ‘verklaring op zielsniveau’ worden twee verschillende verklaringsniveaus beschreven, het aardse denken enerzijds en het zielsniveau anderzijds.
Het mensbeeld waarbij de mens een ziel en een lichaam heeft, behoort tot het aardse denken.
Sinds de mens het woord ‘mens’ uitgevonden heeft, ziet hij zichzelf als mens.
Die mens heeft een lichaam, en sommigen geloven ook dat we een ziel hebben.
Maar dit verandert in het aardse denken niets aan het feit dat we in eerste instantie allemaal ‘mensen’ zijn.
Nadat de meesters in hun latere boeken de kosmische oorsprong en bestemming van de ziel hadden beschreven, konden ze pas ten volle verduidelijken hoe zijzelf het leven op aarde zien.
Wanneer zij op zielsniveau naar dit leven kijken, dan zien zij geen mensen op aarde lopen.
De aardse lichamen die ze waarnemen, zien ze als een stoffelijke vorm van de ziel.
Op het moment dat de ziel reïncarneert, bezielt die de bevruchte eicel tot groei.
Heel de aardse levenstijd stuwt de ziel haar lichaam tot werking, en beleeft ze ervaringen door het leven op aarde.
Daarna laat de ziel dit lichaam los, en zet ze haar ervaringen voort in haar volgende leven.
Om dit hele proces op zielsniveau te beschrijven, is het woord ‘mens’ niet nodig, omdat we ziel zijn.

De persoonlijkheid van de ziel

In het aardse denken heeft de mens niet alleen een lichaam, maar ook een persoonlijkheid.
De vorming van de menselijke persoonlijkheid wordt vooral toegeschreven aan de invloed van aardse omstandigheden zoals erfelijkheid, opvoeding, ouders en maatschappij.
Op zielsniveau wordt de persoonlijkheid opgebouwd door al de ervaringen die de ziel in haar vele levens beleeft.
Elk leven ervaart zij andere aardse omstandigheden, waardoor haar innerlijk zich verruimt.
Elke reïncarnatie bouwt ze verder aan haar gevoelsleven, en wordt ze zich meer bewust van de gevolgen van haar handelingen.
Het artikel ‘harmonie’ licht toe dat onze ziel van nature harmonisch is, maar zich van die harmonie pas bewust wordt door vele ervaringen.
Wanneer de meesters de kosmische evolutie van de ziel volgen, beschrijven ze het moment dat de ziel tot disharmonisch handelen kwam.
Zij zagen de eerste handeling gebeuren, die menselijk gesproken ‘doodslag’ genoemd wordt.
De ziel die deze handeling toen uitvoerde was zich als persoonlijkheid nog niet bewust van de gevolgen, namelijk dat hierdoor een andere ziel het aardse lichaam moest loslaten.
Het artikel ‘karma’ beschrijft hoe de handelende ziel met dit gebeuren omging.
Deze handeling ging in tegen haar aangeboren harmonie, en zij werd in volgende levens stuwend om de veroorzaakte disharmonie weer op te lossen, bijvoorbeeld door een nieuw lichaam te geven aan de ziel van wie het lichaam vernietigd werd.
Deze corrigerende stuwing van de ziel leidde echter niet onmiddellijk tot een harmonische persoonlijkheid.
De meesters zagen dat de persoonlijkheid van deze ziel in latere levens zelfs tot bewuste disharmonische handelingen overging, die men ‘moord’ is gaan noemen.
Hierbij kende de persoonlijkheid dan de aardse gevolgen van zijn daad voor het slachtoffer.
Later is men op aarde gaan spreken over een ‘moordenaar’.
Op zielsniveau bestaat er echter geen moordenaar, omdat de kosmische ziel niet vastgepind wordt op die ene disharmonische daad in dat ene leven.
Nadat het karma is opgelost en de ziel van wie het lichaam vernietigd werd, een nieuw lichaam heeft gekregen, kunnen alle betrokken zielen weer verder in hun evolutie, omdat het begrip ‘moordenaar’ nooit bestaan heeft voor de ziel.
Elke ziel leert door disharmonische handelingen uiteindelijk hoe het niet moet.
De meesters hebben onze kosmische evolutie beschreven, waarbij elke ziel een bewuste persoonlijkheid opbouwt die in alle handelingen in harmonie blijft met al het andere leven.
Elke reïncarnatie op aarde is één leven van de biljoenen levens die zij op deze kosmische reis beleeft.
Het artikel ‘kosmische levensgraden’ licht toe dat deze reis begonnen is op een andere planeet, en ons straks na de aardse fase weer naar een volgende planeet brengt.
De aarde is hierin het eindpunt van de derde fase, maar er wachten ons nog vier volgende universums met miljoenen levens om onze evolutie voort te zetten.
De levensruimte van onze ziel omspant de gehele kosmos.
Onszelf identificeren met dit ene lichaam op aarde of met ons huidige karakter geeft op geen enkele wijze een adequaat beeld van de potentie van onze kosmische ziel.
Onze persoonlijkheid toont alleen hoever we ons op dit moment innerlijk ontwikkeld hebben.
Maar dat is slechts een momentopname.
Iemand vastleggen aan dat moment, is hetzelfde als te zeggen dat een schoolkind nooit een professor kan worden.
Een tijdsmoment zegt niets over de ware aard en het wezen van een levensvorm, en al zeker niet over een zielenleven dat zich nog biljoenen jaren verder zal ontwikkelen.

Geen enkele ziel is een ‘eskimo’

Ook het benoemen van groepen mensen met de naam van een volk behoort tot het aardse denken.
In het artikel ‘verklaring op zielsniveau’ wordt toegelicht dat deze benamingen in de boeken van Jozef Rulof alleen gebruikt werden om op woordniveau aan te sluiten bij het menselijke denken van de toenmalige lezers.
Zo schreven de meesters bijvoorbeeld in het boek ‘Het Ontstaan van het Heelal’: ‘Ja, men noemt hen eskimo’s.’
Op dat moment volgden de meesters in dat boek de evolutie van de ziel op aarde.
Elke ziel beleefde verschillende soorten lichamen, die op zielsniveau ‘stoffelijke levensgraden’ genoemd worden.
In het aardse denken werd een groep mensen met een lichaam van de vijfde stoffelijke levensgraad op een bepaald moment ‘eskimo’s’ genoemd.
Zodra er echter een aardse benaming wordt toegepast, ontstaat er een beeldvorming die niet meer overeenstemt met de werkelijkheid van de ziel.
Geen enkele ziel is immers een eskimo.
Ook niet in een leven waarin deze ziel een lichaam van de vijfde stoffelijke levensgraad beleeft.
De relatie tussen de ziel en een stoffelijke levensgraad is veel complexer dan de naam van een volk zou kunnen suggereren.
Het artikel ‘stoffelijke levensgraden’ licht toe dat elke ziel in het verleden de stoffelijke levensgraden beleefde in verschillende ‘rondes’.
De ene ziel beleefde een lichaam om de eerste ervaringen op te doen met die stoffelijke levensgraad, terwijl een andere ziel eenzelfde soort lichaam gebruikte om zichzelf weer met het leven in harmonie te brengen.
Hierdoor kon de ontwikkeling van de persoonlijkheid van deze zielen aanzienlijk verschillen, omdat de ziel die voor harmonie terugkwam veel meer levens had beleefd dan de ziel die enkel nog op de stoffelijke levensgraad was ingesteld.
Daarnaast gaat deze beschrijving over het verleden toen er nog zeven gescheiden stoffelijke graden bestonden.
Door langdurige en grootschalige vermengingen zijn er daarna duizenden lichamelijke graden ontstaan, als men in de huidige tijd nog van verschillende stoffelijke levensgraden wil blijven spreken.
Op zielsniveau bestaan er geen eskimo’s of andere volkeren.
Want de ziel heeft geen nationaliteit of behoort niet tot een bepaald volk.
De ziel reïncarneert op alle uithoeken van de aarde en beleeft miljoenen lichamen om hierdoor ervaringen op te doen.
Tijdens deze evolutie zegt één leven in één lichaam niets over de ware aard van de ziel.
Wanneer deze ziel volgens menselijke tijdsrekening honderd jaar gevolgd wordt en daarop de benaming eskimo wordt toegepast, doet dit geen recht aan de biljoenen tijdperken waarvan deze honderd jaar slechts een miniem onderdeel is.

Ons kosmische leven

Op zielsniveau verdwijnt het begrip mens en komt de ziel ervoor in de plaats.
De meesters ontleden in hun kosmologie het wezen van onze ziel.
Daartoe onderzoeken ze geestelijk-wetenschappelijk waar onze ziel vandaan komt.
Elke ziel blijkt dan een deeltje te zijn van de Alziel.
In het artikel ‘Alziel en Albron’ wordt het moment beschreven dat de Alziel zichzelf vorm begon te geven.
In die eerste vormen kwam al tot uiting welke basiskrachten in de Alziel en in alle zielen afzonderlijk werkzaam zijn.
Het artikel ‘onze basiskrachten’ beschrijft die basiseigenschappen van al het leven.
Wanneer we onszelf ‘leven’ noemen in plaats van mens kunnen we beter zien hoe de eigenschappen van onze ziel ook in alle andere levensvormen werkzaam zijn.
Het leven dat we zijn, schept zichzelf een vorm en door het beleven van talrijke levensgraden worden we ons stapje voor stapje bewust van de basiseigenschappen die in ons leven.
In elk leven beleven we een tijdsmoment van onze ziel, een evolutiegraad.
Maar pas over biljoenen levens zullen we onze kosmische reis voltooien en ons ‘Al’ bewust zijn van ons kosmische leven.

Bronnen en verdieping