Moederschap en vaderschap
Moederschap en vaderschap vertolken de basiskrachten van het leven waardoor elke ziel tot reïncarnatie en kosmische evolutie komt.
De Universiteit van Christus heeft miljoenen jaren lang al het leven in de kosmos bestudeerd.
De hoogste meesters van deze universiteit zijn doorgedrongen tot de fundamenten van het leven.
Zij ontdekten dat er twee basiskrachten zijn die al de levensvormen laten groeien en evolueren.
Het artikel ‘onze basiskrachten’ geeft aan hoe die krachten in de boeken van Jozef Rulof benoemd worden.
De eerste basiskracht wordt ‘uitdijing’, ‘baring’ of ‘moederschap’ genoemd, en de tweede basiskracht wordt aangeduid met de termen ‘verdichting’, ‘schepping’ of ‘vaderschap’.
Deze twee krachten zorgen door hun samenwerking voor de ontwikkeling van al het leven.
Door moederschap én vaderschap kan er een nieuw leven ontstaan, groeien en geboren worden.
Door uitdijing én verdichting zijn er in de macrokosmos planeten en zonnen ontstaan en heeft het uitdijende heelal zijn huidige vorm van verdichte sterrenstelsels bereikt.
De macrokosmos
De meesters hebben ook de toestand van het heelal kunnen peilen in de periode voordat de basiskrachten tot werking kwamen.
Het artikel ‘Alziel en Albron’ licht toe dat in het allereerste begin beide krachten nog niet gescheiden waren.
Het artikel ‘kosmische splitsing’ beschrijft het moment waarop de scheiding tot stand kwam.
Na deze scheiding vormden ze elk een ruimtelijk lichaam dat één van de twee basiskrachten ten volle tot uiting bracht.
Het barende principe werd vormgegeven door de eerste planeet in de ruimte, en het scheppende principe door de eerste zon.
Met behulp van de zon baarde de eerste planeet binnen in haar lichaam de eerste microkosmische levensvormen, die we ‘cellen’ kunnen noemen.
De microkosmos
Op dat moment is de menselijke ziel haar eerste leven als cel begonnen.
Het artikel ‘onze eerste levens als cel’ beschrijft hoe de twee basiskrachten ervoor zorgden dat die eerste cellen tot een voortplantingsproces kwamen.
De cellen verbonden zich per tweetal met elkaar, en samen brachten ze door uitdijing en verdichting twee ‘kindercellen’ voort.
Even later lieten de zielen van de oudercellen hun cellichaampje los, en gingen ze over naar de wereld van het onbewuste.
Op het moment dat hun kinderen tot voortplanting kwamen, verbonden de eerste zielen zich met dit baringsproces en konden ze reïncarneren in een nieuw cellichaam.
De eerste zielen konden toen hun tweede leven beleven omdat zij zelf voordien twee kinderen hadden voortgebracht.
Onze evolutie
De meesters hebben de ontwikkeling van de eerste zielen in de verschillende kosmische levensgraden verder kunnen volgen.
De artikelen ‘evolutie in het water’, ‘evolutie op het land’, ‘ons bewustzijn op Mars’ en ‘Aarde’ beschrijven hoe de menselijke ziel haar lichaam en gevoelsleven opbouwde tot het huidige stadium op Moeder Aarde.
In alle stappen van deze evolutie was de ziel in staat om verder te groeien dankzij het moederschap en vaderschap.
Hierdoor kwam er telkens een nieuw lichaam beschikbaar om te reïncarneren en de groei van lichaam en gevoelsleven voort te zetten.
De meesters zagen dat het lichaam opgebouwd werd rondom de organen die voor het moederschap en vaderschap zorgen.
Om deze centrale organen te dienen, werden de andere lichaamsstelsels uitgebouwd.
Zo kwam een menselijk lichaam tot stand dat perfect in staat was om ook op het land tot voortplanting over te gaan.
Het vrouwelijke en mannelijke lichaam werd toegerust voor de specifieke taken die bij het moederschap en vaderschap behoren.
De ziel bouwde zo aan twee verschillende lichamen die haar twee basiskrachten vormgeven.
Ook in het dierenrijk kwam er duidelijke opdeling in vrouwtjes en mannetjes, en zorgde hun samenwerking voor de jongen.
En Moeder Natuur was in haar plantenrijk nog creatiever om met de barende en scheppende krachten een brede waaier van levensvormen voort te brengen, die hun voortplanting allemaal net een ander kleurtje gaven.
Ziel en persoonlijkheid
Door het beleven van het vrouwelijke en mannelijke lichaam ontwikkelde de menselijke ziel verschillende gevoelens die haar persoonlijkheid begonnen te vormen.
Het moederlichaam gaf haar gevoelens van zorg voor haar kinderen.
Zo kreeg zij de eerste gevoelens van moederschap.
Om zichzelf en de kinderen van eten te verzekeren, ontdekte men de kracht van het opgebouwde oersterke lichaam.
Omdat er niet altijd genoeg voeding voor iedereen voorhanden was, ging men die kracht ook gebruiken tegen andere oermensen.
Zo ontstond het eerste gevecht en de eerste doodslag.
Tot dat moment was elke ziel in harmonie gebleven met zichzelf en al het andere leven.
Maar door de eerste doodslag bracht de oermens zich in disharmonie met een andere ziel.
Die ziel kwam hierdoor te vroeg in de wereld van het onbewuste terecht.
Ze miste de resterende levenstijd van dat vernietigde lichaam om innerlijk te groeien.
Er was een nieuw lichaam nodig om die levenstijd in te halen.
Maar dat extra lichaam was niet voorzien binnen de normale reïncarnatiecyclus.
Tot dan hadden twee tweelingzielen als moeder en vader samen altijd twee kinderen gekregen om voor hun eigen reïncarnatie te zorgen.
Maar nu was er een ziel teveel in de wereld van het onbewuste, door de doodslag was een ziel uit haar normale reïncarnatiecyclus geslagen.
Voor die wachtende ziel was een extra lichaam nodig, naast de twee kinderen voor de eigen reïncarnatie.
En toen zagen de meesters dat er voor de eerste maal een gezin met drie kinderen ontstond.
Dat derde kind was de wachtende ziel.
Zodra die de verloren levenstijd ingehaald had, liet zij dat extra lichaam los, en ging terug naar de wereld van het onbewuste om haar normale reïncarnatiecyclus te hervatten.
Dit alles speelde zich af buiten het bewustzijn van de persoonlijkheid van de ouders, omdat dit door de reïncarnerende ziel aangestuurd werd.
Door de stuwing van die ziel kwam er een extra lichaam en werd het karma opgelost.
De andere ziel waarvan de persoonlijkheid de doodslag toebracht, kwam weer in harmonie met het leven door als moeder ook een extra lichaam voor een wachtende ziel te baren.
Karma
De doodslag was een onbewuste handeling, de persoonlijkheid was zich niet bewust van de gevolgen ervan.
Die gevolgen ontstonden doordat de handeling diametraal tegengesteld was aan de basiskrachten van de ziel.
De basiskrachten moederschap en vaderschap geven een lichaam aan een andere ziel, terwijl de doodslag daarentegen het lichaam van een andere ziel vernietigt.
De persoonlijkheid kon echter de disharmonie van deze handeling nog niet beseffen.
Zo bewust was ze nog niet, zij leefde pas in de eerste graad van bewustzijn en gevoel.
In deze eerste gevoelsgraad was zij vooral bezig met eten vinden om te overleven.
Het artikel ‘gevoelsgraden’ licht de verschillende niveaus van gevoel en bewustzijn toe.
Naarmate de persoonlijkheid zich bewuster werd van haar lichamelijke kracht, nam haar geweld naar andere mensen toe.
Toen zij zich bewust werd van de lichamelijke ervaringen tijdens het vrijen, werd het geweld nog veel groter.
De persoonlijkheid ging namelijk deze ervaringen najagen, buiten moederschap en vaderschap om, en desnoods ten koste van anderen.
Zo ontstonden de eerste verkrachtingen uit hartstocht.
Door deze gevoelens en handelingen verwijderde de persoonlijkheid zich van het harmonische moederschap en vaderschap dat door haar ziel gestuwd werd.
Het artikel ‘vrije wil’ licht toe dat de persoonlijkheid een eigen wil ontwikkelde, die niet synchroon liep aan de wil van de ziel die ingesteld stond op harmonische evolutie en reïncarnatie.
Hoe meer de persoonlijkheid van de baan van de ziel afweek, hoe meer tijd de ziel nodig had om het ontstane karma te corrigeren.
In de huidige tijd zijn de meeste zielen op aarde bezig met het oplossen van karma, en wachten er miljarden zielen in de wereld van het onbewuste om hun evolutie te kunnen voortzetten.
Kinderen krijgen
Hierdoor zijn er moeders die meer dan twee kinderen kunnen krijgen.
Naast de kinderen die te maken hebben met het oplossen van het eigen karma kan men meewerken aan het verminderen van het grote aantal zielen die aan het wachten zijn op een wedergeboorte om verder te kunnen evolueren.
Het artikel ‘karma’ licht toe dat de samenleving in de toekomst de ouders hierin veel meer gaat helpen.
Het artikel ‘lichtende toekomst’ beschrijft welke gevolgen dit heeft voor de wereldbevolking.
Er zijn ook vrouwen die geen kinderen kunnen krijgen, zelfs al willen ze dat heel graag.
Dit kan verschillende oorzaken hebben.
Er kan een stoffelijke disharmonie zijn in het vrouwelijke of mannelijke lichaam.
Het kan ook komen door een disharmonie in het gevoelsleven van de vrouw, die ontstaan is in vorige levens, omdat voor het ontvangen van het nieuwe leven een bepaalde harmonie nodig is.
Daarnaast zijn er ook vrouwen die hun laatste leven op aarde beleven en gereed zijn met hun reïncarnatiecyclus.
Zij hoeven geen kinderen meer te krijgen om zelf in een volgend leven nog een keer geboren te kunnen worden.
Wanneer de meesters overgaan tot een verklaring op zielsniveau, dan spreken ze niet meer over het ‘krijgen’ of ‘hebben’ van kinderen.
Het baren van een kind is voor de moeder de mogelijkheid om straks weer te reïncarneren en hierdoor te evolueren.
En voor de ziel is de kindertijd alleen de opbouw van het nieuwe leven om verder te evolueren.
Elke ziel die we ontmoeten is oeroud, er zijn geen ‘nieuwe’ kinderen.
De stuwing van de ziel
We kunnen ook geen kind ‘aantrekken’, want de reïncarnerende ziel is zelf de eigenlijke stuwing om geboren te worden.
Die ziel kan al lang aan het stuwen zijn.
Soms is een vrouw als meisje al in contact met die ziel die haar voert tot het moederschap en tot de aanstaande vader.
Het gevoel om tot geslachtsgemeenschap te komen is in dit geval van de stuwende ziel afkomstig.
De ziel brengt zichzelf tot reïncarnatie, en man en vrouw zijn hierin dienend.
Moeder en vader dienen hierdoor ook hun eigen evolutie, omdat ze ervoor zorgen dat ook zij straks als ziel twee mensen kunnen stuwen tot het mogelijk maken van hun nieuwe reïncarnatie.
Omdat de ziel haar eigen reïncarnatie in handen heeft, kan er door haar handelen hierin ook een stoornis optreden.
Indien bijvoorbeeld een ziel als persoonlijkheid door het kerkelijke denken non werd en hier levens in doorging, dan zullen er steeds minder moeders op aarde zijn die haar nog kunnen baren, omdat ze zelf in die tijd geen kinderen ter wereld heeft gebracht.
Zij kan dan alleen terugkomen bij een moeder die buiten haar eigen karma om wil dienen.
Maar daarnaast heeft deze kerkelijke persoonlijkheid zichzelf uit het geboren-worden verwijderd, door zich in daad en gevoel aan het moederschap te onttrekken.
Hoe meer ze door haar bidden en gelovig denken haar basiskrachten dood heeft gesuggereerd, hoe minder verbinding ze nog heeft met het natuurlijke proces van baren en scheppen, en dus ook met haar eigen wedergeboorte die door dit baren en scheppen tot stand moet komen.
Geslachtsgemeenschap
Wanneer een ziel stuwend is om te reïncarneren, wordt de wil van die ziel in een vrouw en een man de liefde om het lichamelijke éénzijn te beleven.
Zij krijgen het gevoel om zich lichamelijk te verbinden en hun basiskrachten worden in dienst van het leven aangewend.
Wat zij hiervan als persoonlijkheid beleven, wordt bepaald door hun gevoelsgraad.
Is die stoffelijk ingesteld, dan overheersen de lichamelijke gevoelens.
Als de aandacht uitgaat naar het lichamelijke beleven, zijn de ijlere graden van de stuwing van het leven nog niet waarneembaar.
Wanneer men naar de ijlere gevoelsgraden overgaat, wordt het lichamelijke éénzijn alleen beleefd als de reïncarnerende ziel daartoe stuwt.
Dan is daarbuiten de persoonlijkheid niet meer ingesteld op dit gebeuren, omdat de lichamelijke liefde overgegaan is in de universele liefde.
Bevruchting
Vanaf de bevruchting is de ziel verbonden met de bevruchte eicel.
Om de groei van die tere cel niet te storen, heeft de ziel zich in harmonie met die cel gebracht.
Zij is dan teruggekeerd tot haar Albronnelijke toestand, zoals zij was op het moment dat zij op de eerste planeet in de ruimte haar eerste leven als cel beleefde.
Al haar ervaringen van vorige levens zijn in de wereld van het onbewuste teruggezonken tot haar onderbewustzijn.
Tussen haar vorige leven en de nieuwe incarnatie heeft zij geen bewuste ervaringen beleefd, omdat zij als ziel pas naar het bewuste hiernamaals gaat wanneer zij vrij is van haar aardse reïncarnatiecyclus.
Zolang er echter zielen in de aardse levenscyclus zijn waarmee zij door karma is verbonden, blijft zij ingesteld om te reïncarneren om dat karma eerst op te lossen.
Zwangerschap
Na de bevruchting stuwt de ziel de bevruchte eicel tot uitdijing en splitsing.
Door een veelheid van splitsingen wordt het embryo opgebouwd.
In negen maanden tijd geschiedt, wat in de schepping biljoenen jaren duurde, voordat het universum gereed was.
Tijdens die korte tijd is de moeder één met alle fasen die de Albron doorliep om haar leven in het heelal vorm te geven.
In de groei van het embryo worden ook alle stappen weerspiegeld die de ziel bij de vorming van haar lichaam op de verschillende planeten van de eerste drie kosmische levensgraden heeft gezet.
Zo is bijvoorbeeld het visstadium terug te zien, met de aanzet van kieuwen om in het water te ademen, en een staartbeen dat ooit noodzakelijk was om zich in het water voort te bewegen.
De groei in de moederschoot kent zeven tijdperken, die de zeven overgangen in elk evolutieproces weerspiegelen.
Tussen het derde en het vierde tijdperk ontwaakt het bewustzijn voor het kind, waarna er beweging kan komen in dit kleine lichaam.
Naarmate het lichaampje begint uit te dijen, maakt de ziel haar gevoelsleven weer wakker.
Geboorte
Wanneer het kind pas geboren is, leeft het in gevoel nog in zijn vorige reïncarnatie die wakker is geworden door de groei van het lichaam.
Als het kind al zou kunnen praten, zou het van zijn vorige levens kunnen vertellen.
Maar voor de ziel moet de nieuwe aardse persoonlijkheid nog opgebouwd worden, en eerst moet hiervoor het daglicht in deze nieuwe ogen verwerkt worden.
Na zeven dagen komt het licht pas in de ogen en kan de ziel in het nieuwe leven gaan kijken.
Dan zakt het vorige leven weer naar het onderbewustzijn.
De ervaringen van de vorige levens zullen zich uiten in aanleg en talenten, en gaan deel uitmaken van een nieuwe persoonlijkheid die bij dit aardse leven past.
Graden van liefde
De mens beleeft het moederschap en vaderschap volgens de bereikte gevoelsgraad.
De eerste gevoelsgraden werden beleefd in een natuurlijk bewustzijn, het baren en scheppen gebeurde in harmonie met het leven.
Maar toen de persoonlijkheid zich bewust werd van haar mogelijkheden, ging zij zich met moederschap en vaderschap bemoeien.
In de fase van de eigenliefde gingen een aantal mensen het krijgen van kinderen als last zien.
De mens ging knoeien met het moederschap en vaderschap, het nieuwe leven werd geweigerd door abortus.
En ook het krijgen van kinderen ging men voorkomen.
Biljoenen tijdperken lang was de ziel tot evolutie gekomen door het moederschap en vaderschap, en nu dacht haar persoonlijkheid het beter te weten en ging zelf handelen zonder de gevolgen voor haar kosmische evolutie te beseffen.
In de hogere gevoelsgraden komt de ziel als persoonlijkheid weer in harmonie met haar moederschap en vaderschap, en zullen altijd beide ouders zich toeleggen op het vergroten van hun liefde voor hun kinderen.
Dan worden alle kinderen in dankbaarheid en liefde door moeder en vader aanvaard, en voelen zij zich gedragen door de liefde van hun ouders.
Dan bouwt ook de vader zijn vriendschap naar de kinderen uit, die in hem een grote kameraad en een voorbeeld zien.
De vader voelt nu zijn rol om te dienen voor moeder en kinderen, en beide ouders dienen voor de reïncarnatie, voor het nieuwe leven.
Zo evolueren de ouders naar het universele moederschap en vaderschap.
Hierbij kijken moeder en vader niet alleen wat ze kunnen doen voor hun eigen kinderen, maar dienen ze al het leven wat op hun weg komt.
Dan kan de moederliefde en vaderliefde overgaan in de universele liefde.
Daarin voelt men zich moeder én vader, en heeft men zich de gevoelens van beiden eigen gemaakt.
Regelrecht naar het Al
De eerste oermensen die op aarde geleefd hebben, zijn nu in de hoogste kosmische levensgraad: het Al.
De artikelen ‘ontstaan van de astrale wereld’, ‘schepper van licht’, ‘vierde kosmische levensgraad’ en ‘het Al’ beschrijven hun weg van de aarde naar het Al.
In de oertijd hebben zij geen ‘beschaving’ gekend, zij hadden nog geen kunst, cultuur, welvaart, techniek, geloof, God of Christus.
Zij waren alleen bezig met overleven, en ze voerden de enige daad uit die direct een ziel dient: moeder en vader worden.
Veel later heeft de mens op aarde daaromheen een persoonlijkheid opgebouwd die de ruimte voor zijn voelen en denken beleeft.
In die ruimte is hij duizend en één aardse dingen belangrijk gaan vinden, omdat hij zich nog niet bewust was dat dit alles op aarde zou achterblijven en voor zijn kosmische evolutie geen meerwaarde had.
Toen die aardse verlangens het moederschap en vaderschap overwoekerden, zorgden die zelfs voor een vertraging op de weg naar het Al.
De eerste zielen hadden het in dit opzicht makkelijker.
We hebben één van deze zielen leren kennen, Hij reïncarneerde veel later als de Messias.
Tijdens zijn leven als Jezus Christus kon Hij niets kwijt van zijn kosmische bewustzijn.
Hij vatte zijn boodschap samen tot de universele liefde, omdat een paar mensen daar toen al iets van konden voelen en begrijpen.
Hij wist dat het zich richten naar de universele liefde aan de menselijke persoonlijkheid een houvast kon geven om terug te keren naar haar verloren harmonie met al het leven.
Als Hij voluit had kunnen spreken in het weten dat Hij begrepen zou worden, dan had Hij gezegd: ‘U bent vader en moeder.’
Maar dan had men hem midden in zijn gezicht uitgelachen.
Want men wist nog niet dat het harmonieus beleven van het moederschap en het vaderschap elke ziel regelrecht naar het Al leidt, zoals Christus dat zelf beleefd had.