Judas
Judas vond pas rust en geluk nadat hij al het eisende in zijn gevoelsleven had begraven en niets meer van Christus wilde afdwingen.
De eis van Judas
Volgens de Bijbel heeft Judas Christus verraden.
De Bijbelschrijvers hebben dat verondersteld door te interpreteren wat er is gebeurd.
Ook de andere apostelen konden niet in het hart van Judas kijken, en ze hebben zijn daad vanuit hun eigen bewustzijn betekenis gegeven.
De meesters van de Universiteit van Christus kunnen zich wel afstemmen op wat er in het gevoel van Judas omging toen hij zijn bewuste kus aan Jezus gaf en hiermee de soldaten liet zien wie ze zochten.
Op dat moment wilde Judas de Messias aansporen om te tonen wat Hij kon.
Judas verwachtte dat Christus de soldaten met zijn krachten zou neerslaan, zodat de wereld eindelijk zijn grootsheid zou zien.
Judas had een grenzeloos vertrouwen in de Messias.
Hij kende de schrift als geen ander, en voelde dat Christus de langverwachte Messias was van wie de komst door Mozes en de profeten was voorspeld.
Hij beschouwde Christus als de zoon van God en was overtuigd dat de miezerige soldaten niet tegen de goddelijke krachten waren opgewassen.
Judas was eisend tegenover Christus en wilde hem aansporen om tot krachtdadig handelen over te gaan, zodat de mensheid zijn goddelijke afkomst zou leren kennen.
Hij bemoeide zich met de wijze waarop Christus zijn weg ging, hij wilde die weg een andere wending geven.
En op dat beslissende moment voelde Judas een hevige spanning in zichzelf.
Hij was trots op Christus en had hem innig lief.
Maar als de Messias nu eens anders zou handelen en de dingen een verkeerde loop zouden nemen?
Dat kon niet, want Christus zou eindelijk bewijzen wie Hij was!
Christus bleef zichzelf
Christus wist wat Judas wilde, maar Hij bleef zichzelf en bliksemde de soldaten niet neer, maar liet zich als een lam wegvoeren.
Hij zette geen geweld tegenover geweld, en overheerste geen andere mensen.
Hiermee gaf Hij Judas een levensles.
Ook bij de gebeurtenissen die daarop volgden bleef Christus op dezelfde wijze handelen.
Het artikel ‘Gethsemane en Golgotha’ beschrijft welke geestelijke waarde Christus met zijn geweldloosheid vertolkte.
Hij bleef al het leven liefhebben en vormde geen één negatieve gedachte.
Wedergeboren
Judas kende geen rustig uur meer en pleegde zelfmoord.
Na verloop van tijd werd hij opnieuw op aarde geboren.
Tijdens zijn nieuwe leven lag in hem het verlangen om te studeren en alles van het geloof te weten.
Hij maakte een diepgaande studie van zowel het joodse als het katholieke geloof.
Hij schopte het tot rabbi in de joodse raad en was een van de geleerdste onder hen.
Uiteindelijk kwam hij zover dat hij bewust voelde dat Christus de Messias was.
Daarna probeerde hij zijn mede-rabbijnen te overtuigen dat ze niet langer naar de Messias hoefden uit te zien omdat Hij al in de persoon van Christus tot hen was gekomen.
Maar die wilden hier niet van horen en stootten hem uit de raad.
Judas reisde vervolgens naar Jeruzalem, waar hij zich al van kindsbeen af toe aangetrokken voelde.
Toen hij deze stad betrad, voelde hij zich als herboren en trappelde als een blij kind.
Schreiend kuste hij de aarde, waarover de Messias ooit liep.
Hier kwam hij tot diep nadenken.
Hij zwierf rond en leed honger en ellende, maar dat deerde hem niet.
Hij wilde boeten, al wist hij niet waarvoor.
In hem woedde een hevige strijd en hij wilde het wel uitschreeuwen dat men de Messias moest aanvaarden, maar kwam slechts tot prevelen.
Waar eens het kruis van Christus stond, groef hij met zijn blote handen een diepe kuil en ging erin zitten.
Zijn vorige leven voelde hij in zijn innerlijk als een andere persoonlijkheid naar boven komen, maar hij durfde die niet helemaal toe te laten omdat die dan zijn bewustzijn overheerste en een branderige pijn met zich meebracht.
Dit maakte hem verward waardoor hij niet goed meer kon denken.
Hij smeekte God het vreselijke, dat zijn innerlijk teisterde, uit hem weg te nemen.
Soms dwaalde hij door de straten van Jeruzalem, in zichzelf pratend en hoofdschuddend.
Plots had hij een flits van zijn vorige leven, waarin hij zichzelf door Jeruzalem zag wandelen naast een figuur, die zo hemels en goddelijk was, dat het alleen de Messias kon zijn.
In extase zonk hij neer en prevelde de naam van de Messias.
Toen hij wakker werd door de geïnteresseerde voorbijgangers, vluchtte hij weer naar Gethsemane.
Daar vond men hem dood terug, met zijn hoofd op de aarde, alsof hij nog in zijn laatste ogenblikken het antwoord had willen horen op zijn beklemmende vragen.
Verschillende keren had hij gevoeld dat hij Judas geweest was, maar dat heeft hij niet kunnen aanvaarden, het was te ongelooflijk voor hem.
Een innerlijke brand
Ook in zijn volgende leven klom hij op tot de joodse raad en werd hij verstoten om zijn overtuiging dat Christus de Messias was.
Hij trok weer naar Jeruzalem en beklom dadelijk de Calvarieberg om te mediteren.
Maar toen kreeg hij opeens een hevige schok, omdat hij onverwachts in zijn vorige levens afdaalde.
De schrik was zo hevig dat hij door een beroerte stierf.
In zijn volgende levens bleef het vuur in hem branden.
Dikwijls werd hij verbannen door de joodse raad voor zijn afwijkende mening.
Jeruzalem had een magische aantrekkingskracht.
Men vond hem meestal terug in Gethsemane en op Golgotha.
Tot in zijn laatste leven brandde er één vraag op zijn lippen: ben ik Judas geweest?
Ook in het hiernamaals
Als hij na zijn laatste leven in het hiernamaals wakker wordt, treden gestalten op hem toe die hij meent te herkennen.
Petrus, Johannes, Andreas, Jakobus en andere apostelen verwelkomen hem in de eerste lichtsfeer.
Ze laten hem zijn levens op aarde zien, waardoor hij zijn vragen en spanningen begrijpt die hem toen drukten.
Toch is hij ook nu nog niet vrij van die brand in hem.
Hij keert als astrale persoonlijkheid vanuit het hiernamaals naar Golgotha terug.
Daar blijft hij verlangen dat Christus naar hem komt en zijn daad vergeeft.
Maar Christus komt niet en Judas zinkt weg in een gevoel van wanhoop.
De gedachten aan de eeuwige verdoemenis laten hem niet los.
Hij vraagt zich af of zijn daad te groot was om ooit vergiffenis te kunnen ontvangen.
Wanneer hij zijn vorige levens op aarde nagaat en daarbij geen verlangens in zich laat opkomen, ervaart hij vrede en geluk in hem.
Maar zodra hij zich laat drijven door zijn dwingende begeerte om vergeving, stijgt de onrust en voelt hij dat hij weer achteruit gaat.
Hij eist dan weer, en heeft het leven hem niet te verstaan gegeven dat hij niets te eisen heeft?
Aanvaarding
Om verder te komen smoort hij iedere gedachte die in zijn innerlijk opkomt en hem dwingen wil om vergeving te verlangen.
Hij voelt dat hij pas meester over zichzelf zal worden, als er geen eisende gevoelens meer in hem zijn.
Met die nieuwe geesteshouding volgt hij opnieuw hoe het hele drama zich op Golgotha heeft afgespeeld, inclusief zijn eigen rol daarin.
Hij denkt er nu rustig over na en begrijpt hoe alles heeft kunnen gebeuren.
Zo komt er warmte en geluk in hem.
En als het laatste gevoel van eisen in hem gestorven is, breekt er een gouden licht door op Golgotha.
Judas kijkt omhoog en ziet het gelaat van zijn Goddelijke Meester.
Judas vraagt om vergeving, maar nu in volle overgave, zonder nog te eisen.
Christus omstraalt hem met zijn gouden licht en bevestigt dat Judas nu alles achter zich kan laten, omdat hij zichzelf heeft leren kennen.
In Judas zingt het van geluk omdat hij zich vrij voelt van elke lagere gedachte.
Hij heeft nu afstemming op de derde sfeer van licht en is bezig om voor de mensheid grote dingen tot stand te brengen.