De Bijbel in het licht van Gene Zijde
Hetgeen ik u gaf was een korte beschrijving van het ontstaan van de mensheid, van de hellen en hemelen, de kosmische graden en het „AL”.
Op deze wijze schiep God het universum.
Maar wat zegt de Bijbel over het ontstaan van de mensheid?
Ge kunt nu weten, dat het in strijd is met de werkelijkheid.
Dat wat in de Bijbel staat geschreven over de wijze, waarop God de ruimte en ons als mens schiep, is in de „Eeuw van Christus” niet meer te aanvaarden.
Nu pas is het mogelijk de waarheid op Aarde door te geven, hiervoor moest de mensheid ontwaken.
Om u de geestelijke werkelijkheid te geven, ga ik hier de gezegden van de Bijbel verklaren.
Er staat geschreven:
1 ... In den beginne schiep God de Hemel en de Aarde.
Hier is niets tegen in te brengen, want die hemel en de Aarde zijn zichtbaar voor ons, wij leven erin.
Maar zoals gezegd, de schepping ervan is anders in haar werk gegaan dan de Bijbel u vertelt.
Wat de Bijbel ervan meedeelt, is het weten van aardse mensen.
Toen hij neergeschreven werd was de mensheid nog niet zover, eerst thans heeft het menselijke bewustzijn de noodzakelijke hoogte bereikt.
Het is dus duidelijk, dat de mensheid in de voorbije eeuwen deze kosmische wijsheid niet kón verwerken.
En toch moest er een begin mee worden gemaakt de vragende mensheid, die een geloof had ontvangen, over het scheppingsproces in te lichten.
En dit kwam tot stand, meer dan de Bijbel geeft, was tóen niet nodig.
Thans echter ontvangt u de feiten.
De schepping heeft zich voltrokken op een wijze, als wij aan deze zijde hebben moeten aanvaarden en zoals ook Christus bij eigen aanschouwen als eerste meester in de ruimte heeft beleefd.
2 ... De Aarde nu was woest en ledig, en de duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.
Dit klopt niet met de werkelijkheid.
Op dat ogenblik is de schepping reeds miljoenen eeuwen oud!
Als de aarde waarlijk woest en ledig was geweest, zou daar nimmer leven hebben kunnen ontwaken.
Waarom spreken de Bijbelschrijvers niet over de Maan?
De Geest Gods zweefde op de wateren.
Zeker, want het leven van God is door de Goddelijke kern bezield.
De Geest Gods leefde in de wateren en kreeg het leven door de embryonale vorm.
Het zweven van Gods Geest over de Aarde behoorde dus tot het verleden, de schepping was toen reeds oud en wij mensen waren al op weg om tot het Al terug te keren.
God schiep hemel en aarde, doch miljoenen eeuwen terug.
De eerste verschijnselen ervan waren de nevelen, daarna volgde de verdichting als wolken en begon het embryonale stadium.
Hiervan wordt in de Bijbel met geen woord gesproken.
Op Aarde wist men hiervan ook niets af en nú nog kan de wetenschap deze wetten niet aanvaarden.
Wij aan Gene Zijde leerden, hoe de Maan eens tot bezieling overging.
Thans is de Maan stervende, de dampkring loste op, het is nu niet meer mogelijk op de Maan te leven.
Toch was het de Maan, die de ziel schiep voor de ruimte, biljoenen zielen werden op haar lichaam geboren, maar van haar spreekt de Bijbel alleen als over een nachtlicht.
Bezit zij geen andere betekenis?
Het kleinste atoom heeft leven geschapen.
De Maan niet?
Van Moeder Maan wordt geen woord gesproken en toch is de Maan het Moederlichaam voor de ruimte, zij hoort tot de eerste kosmische graad.
Moeder Aarde leeft in de derde kosmische levensgraad, zij dient in een verder en hoger stadium voor het leven van God.
De Bijbelschrijvers hebben het bestaande vastgelegd, zij klampten zich vast aan wat het aardse oog kon waarnemen, ze schreven over God en Zijn heilige schepping, maar kenden de wetten niet.
„God schiep Hemel en Aarde”, zo vangen zij aan en slaan miljoenen eeuwen over!
Voor tallozen is de Bijbel een heilig boek.
Wij willen die heiligheid in genen dele aantasten, we willen u daarentegen in opdracht van de meesters de Goddelijke waarheid schenken!
3 ... En God zei: Daar zij licht en daar werd licht!
Ook dit is onjuist!
Voor de aardse mens is God oppermachtig, ook voor deze zijde.
Maar zo eenvoudig kwam dit licht toch niet tot stand.
Aan deze zijde hebben wij het ontstaan van het licht anders leren kennen.
Ook dit proces heeft miljoenen jaren geduurd, eerst toen gaf de Zon licht af en bestraalde zij het Universum, het leven van God in alle levensgraden.
Dat geweldige licht is niet in éénmaal ontstaan!
Dat is onzin!
Aan de Oppermacht van God twijfelt Gene Zijde geen seconde, maar het licht heeft een eigen evolutie gekend.
Waarlijk, God schiep het licht, maar de Zon heeft haar eigen verdichting ondergaan, of zij zou in het beginstadium van de schepping het leven hebben verbrand.
Het embryonale leven bezat toen nog geen weerstand.
Volg nu eens deze geweldige ontwikkeling en het duizelt u.
De Zon als het centrale punt heeft enorme betekenis voor het menselijk wezen en van de schepping zonder licht zou het leven nimmer bestaan hebben gekregen.
En de Zon was niet verder verdicht dan de Maan en al haar leven, of er waren kosmische stoornissen ontstaan.
Zon en Maan waren volkomen één en zijn dat gebleven tot het laatste leven de Maan ging verlaten.
De Zon kreeg eerst kracht, toen ook Moeder Aarde ontwaakte en aan haar taak kon beginnen.
Aan deze zijde hebben wij deze wetten van graad tot graad kunnen volgen.
De Zon voorzag eerst de Maan en haar bijplaneten van licht en daarna de Aarde.
Toen de drie Kosmische levensgraden zover waren gekomen, kon de Zon zich krachtiger verdichten en nam de stoffelijke evolutie voor dit Uitspansel een aanvang.
Was de Zon vóór de Maan gereed geweest, dan zou geen vonk van God bestaan hebben gekregen en voor deze evolutie reeds levend verbrand zijn geweest.
De Zon, zo roept Gene Zijde u toe, heeft een eigen verdichting ondergaan.
Uit de eerste openbaringen is dit zwakke licht ontstaan, van de duisternis uit trad het licht naar voren, zoals al de planeten hebben beleefd.
Voor de Zon is er geen andere evolutie geschapen!
Christus, als eerste meester in deze ruimte, heeft deze wetten met Zijn volgelingen kunnen vaststellen.
Hij ging hun voor naar de eerste openbaringen en overtuigde deze mensen van deze Goddelijke wonderen.
Wij aan deze zijde keerden eveneens naar de Maan terug, doch Christus en de eerste mensen zagen de Maan nog in werking, zij zagen ook de Zon, want Maan en Zon waren één.
Beide lichamen zorgden voor de evolutie!
In niets waren er stoornissen, God overzag dit alles!
Toen de Maan aan haar verdichting werkte, kreeg de Zon eveneens meer kracht, door haar energie ontstond graad na graad en ontving al het embryonale leven levenskracht.
Maar Moeder Maan kon niet meer verwerken dan wat zij voor haar leven nodig had.
En naarmate de Zon meer kracht kreeg verruimde zich de omgeving van de Maan, beschreef zij haar baan om de Zon, die steeds ruimer werd.
Warmte en ruimte hadden voor de Maan één betekenis, aan haar ruimte kon men de warmtestralen vaststellen, wat Moeder Aarde eveneens heeft beleefd.
Maan en Zon beleefden hun eigen wetten.
„Daar zij licht en daar werd licht” is het gezegde van een stoffelijk onbewuste, die van de ruimte geen begrip heeft.
Toen deze Bijbelschrijvers het aardse leven verlieten en bewustzijn kregen van de astrale wereld, zagen zij wat voor een onwaarheid zij op de Aarde hadden achtergelaten.
Eens zal de waarachtige, de „Goddelijke” Bijbel door de meesters worden geschreven, straks wanneer de technische wonderen ervoor op Aarde geboren zijn.
En dat wil Christus!
Aan deze zijde zagen wij, dat de Zon en Maan op elkaar waren ingesteld, door de Zon kreeg de Maan evolutie.
„Daar zij licht en daar werd licht” is onmogelijk!
God schiep het licht, want het duistere uitspansel scheurde vaneen, verdeelde zich in biljoenen deeltjes en dat werden zonnen, planeten en sterren, doch elk deeltje onderging een eigen evolutie!
Evenzeer naast de werkelijkheid is het volgende gezegde, dat zichzelf volgens de wetten in de schepping tegenspreekt.
4 ... En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis.
Hoe is dat nu weer mogelijk?
Wat wil deze scheiding tussen duisternis en licht zeggen?
Wat hebben de Bijbelschrijvers ermee bedoeld?
Men spreekt hier van nacht en dag, licht en duisternis.
Licht en duisternis?
Begrepen de Bijbelschrijvers iets van de Aarde?
Wist men toen reeds, dat de Aarde om de Zon draaide en niet de Zon, zoals werd gedacht, om de Aarde?
Want dit gezegde over licht en duister heeft hiermee te maken.
Dat God scheiding maakte tussen licht en duisternis, betekent dat de nacht oploste.
Waardoor?
Doordat de Maan licht kreeg van de Zon?
Hierover is geen woord geschreven.
Men wist er in die tijd niets van, de Bijbelschrijvers moesten nog ontwaken.
Eerst eeuwen later werd dit vastgesteld.
Toen veranderde ineens dit gezegde van de Bijbelvertellers, doch niemand op Aarde durfde deze onwaarheid te weerleggen.
Thans komen Gods afgezanten naar de Aarde en zullen de waarheid zeggen en er u van overtuigen.
De Bijbelschrijvers hebben die gebeurtenissen van de Aarde af vastgesteld.
Hier treedt duidelijk naar voren, dat zij uit het bestaande hebben geput, uit datgene, wat reeds miljoenen eeuwen terug gereed was en nu als zodanig niets meer met de schepping van God te maken heeft.
Toen de Bijbelschrijvers aan de Bijbel begonnen, dachten zij geïnspireerd te worden, maar deze zielen waren niet eens te bereiken.
Omdat zij nog moesten ontwaken en een lagere evolutie vertegenwoordigden, kon deze kosmische wijsheid hun niet gegeven worden.
De wetenschap heeft echter inmiddels vastgesteld, waardoor het nacht op Aarde werd.
Dat deed God niet, die macht en kracht bezit Moeder Aarde, deze planeet schept duisternis, doordat zij haar baan door de ruimte moet beschrijven en zich om haar eigen as draait.
Dat doet God voor de Bijbelschrijvers en God zag, dat het goed was, er was nu scheiding tussen dag en nacht.
Maar is het niet duizendmaal eenvoudiger het te aanvaarden, zoals het in werkelijkheid is geschied?
De Bijbelschrijvers hebben het zo in elkaar gezet, dat er niemand achter zou komen en niemand aan de oppermacht zou gaan twijfelen.
En dat deden ook wij op Aarde niet, aan deze zijde echter moesten wij de Goddelijke openbaringen aanvaarden, zoals de Maan ze heeft beleefd en zoals al de andere planeten ze hebben leren kennen.
De Zon ging dit proces van licht en duisternis niets aan, de Aarde bracht scheiding tussen dag en nacht en zij kreeg dit van God in handen.
En al het leven van God stelde er zich op in, de nacht werd voor de mens en het dier de slaap, de rust het zich gereedmaken voor het daglicht of dagbewustzijn.
God heeft dus nimmer scheiding gebracht tussen duister en licht; op het allereerste ogenblik, dat Moeder Aarde aan haar taak begon, zij zich ging verdichten, ontstond deze duisternis.
In het begin van de schepping was er alléén duisternis.
Maar naarmate de Aarde zich verdichtte en verruimde, zij haar baan beschreef, ontstond de nacht.
De nacht in het oertijdperk van de Aarde duurde slechts een kort kwartier, toen reeds had Moeder Aarde haar baan beschreven en was er van een dag- en nachtstadium, zoals u thans kent, geen sprake.
Maar de Aarde verdicht zich, wordt ruimer en groter, beschrijft haar baan en sluit het Zonnelicht af, er is nacht over de Aarde gekomen!
Maar deze nacht evolueerde als alles in de ruimte en kreeg eindelijk de eigen tijd en levensduur, die u thans kent en bezit.
Hieruit wordt ons steeds duidelijker, dat de Bijbelschrijvers alleen hun eigen leven hebben gekend, maar ook niet meer.
Zij kenden hun dag en nacht, keken omhoog en zagen sterren en planeten, zagen Zon en Maan, maar begrepen er niets van!
Is dit zo onwaarschijnlijk?
Weet men er thans alles van op Aarde?
De wetenschap moet ook hiervoor nog ontwaken, zelfs uw eigen eeuw weet niet, dat de Maan leven heeft gebaard, het zieleleven schiep voor de ruimte en dat de Maan met de Tweede Kosmische graad en Moeder Aarde één toestand, één leven vertegenwoordigen.
De geleerden weten niet waarom de Maan zich maar aan één kant laat zien en waarom Moeder Aarde haar omwenteling heeft moeten aanvaarden, doch de meesters aan deze zijde zullen het hun vertellen en verklaren!
Ook die wetten hebben wij in ons bestaan moeten aanvaarden, want wij leven erin!
God legde die in onze handen!
De Bijbelschrijvers vertellen u van de bestaande schepping uit, zij hebben het beginstadium van al het leven niet gekend.
Hoe willen deze zielen nu weten, op welke wijze God al dit leven heeft geschapen?
Dit putten uit het bestaande voert u als mens uit de twintigste eeuw op een dwaalweg.
Om u de hogere bewustwording te geven is Christus naar de Aarde gekomen en gaf Hij Zijn Heilig Leven.
Thans zal de gehele mensheid weten!
De Bijbelschrijvers wisten niet beter, zij maakten slechts een begin en dit geschiedde even voor het ogenblik, waarop Gene Zijde aan het Huis Israël zou gaan bouwen.
En ook al zouden deze mensen het gevoel hebben gekend om voor Gene Zijde als instrumenten te dienen, dan nog had Gene Zijde hen niet kunnen bereiken, omdat het bewustzijn van deze mensen geweigerd zou hebben dit te ontvangen.
De Bijbel spreekt dus over een nacht, die er reeds is, maar de Bijbelschrijvers weten er geen raad mee.
Ze zeggen iets, dat eigenlijk geen betekenis heeft, ze weten het niet, ze lopen vast in deze ruimtelijke wetten, ze verliezen zichzelf!
De Bijbel spreekt dan ook over iets, dat reeds miljoenen eeuwen af is.
Dit is in strijd met de werkelijkheid, want God had toen niets meer te scheppen, de Goddelijke Schepping was al biljoenen eeuwen gereed.
Het embryonale leven was toen reeds tot het menselijke bestaan gekomen.
Dit embryo vertelt al van de schepping van God, maar is zich van die werkelijkheid niet bewust.
Er staat verder:
5 ... God noemde het licht dag, de duisternis noemde Hij nacht.
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag.
God noemde helemaal niets, God heeft alléén door Zijn Openbaringen tot het menselijke wezen gesproken, nimmer door het wóórd!
Dit zijn verzinsels!
Wij mogen thans zo spreken: aan deze zijde hebben wij de Goddelijke wetten leren kennen en wij hebben ons die eigen kunnen maken.
Nu heeft Christus ons opgedragen de wetten van God op Aarde te brengen.
Vergeet niet dat wij heilig ontzag hebben voor de wetten in de Goddelijke ruimte, niets houdt ons tegen om u thans de werkelijkheid ervan te vertellen.
Wij zijn bewust geworden van al deze openbaringen Gods, door de wetten kregen wij deze ruimte in eigen handen, want hierover zal het menselijk wezen tot zijn „Alvader” terugkeren.
God heeft nimmer van dag en nacht gesproken, God gaf ons het leven en de planeten het bestaan en het licht en daarmee was alles voorbij, toen kon Gods schepping beginnen.
Toen had God niets meer te schenken!
En de Bijbelschrijvers spreken over avond en morgen, maar beleefden hun eigen dag en nacht en schreven dat neer.
Dat zou God hebben gezegd?
Onwaar!!!
De directe feiten spreken anders.
Al die gezegden hebben geen betekenis voor de Goddelijke schepping, maar miljoenen mensen zitten eraan vast, omdat de Bijbel het Goddelijke woord zou zijn.
Aan Gene Zijde beleefden wij de werkelijkheid en hebben wij onze hoofden moeten buigen voor Gods waarachtige Schepping!
De eerste dag in de schepping beleefde niet één mens.
Toen God zich openbaarde, was er alléén werking.
Na die werking, het duurde heel lang, ontstonden de nevelen.
Weer later, miljoenen jaren duurde het volgens uw eigen tijdrekening, zien wij verdichte wolken.
Dááruit is de mens ontstaan.
Er kwam een afscheiding, het cellenleven ontwaakte, het embryonale stadium ving aan.
Dat is de eerste dag voor Gods Schepping, de eerste feitelijke scheppingsdag was dus niets anders dan werking, maar die dag kreeg bijna geen einde.
Duizenden eeuwen moesten er eerst nog voorbijgaan, eer God zich in het volgende stadium openbaren zou.
En de mens was nog slechts een cel, een nietig diertje.
Hoe wil deze mens dag en nacht kennen?
Dat het menselijk wezen eerst op Moeder Aarde die hoogte zou bereiken, hebben wij in ons leven kunnen vaststellen en is door Christus als eerste meester in de ruimte beleefd.
Morgen en avond, licht en duisternis hebben één betekenis voor de Bijbelschrijvers, maar deze mensen putten uit het bestaande, uit hun eigen dag en nacht, en kenden Moeder Maan nog niet.
Maar op de Maan heeft dit proces gevoel en ruimte gekregen, daar zijn dag en nacht ontstaan en niet op Aarde!
Toen was de schepping van God reeds miljoenen eeuwen oud!
6 ... En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren, en dat make scheiding tussen wateren en wateren!
Hoe moet dit worden begrepen?
Wat hebben de Bijbelschrijvers hier mee precies bedoeld?
Is het voor u duidelijk?
Wij zouden een veronderstelling kunnen opbouwen, maar dat is de bedoeling niet.
Toch zijn de Bijbelschrijvers aan te voelen, indien u het verloop van de schepping wilt volgen.
Het kan alléén betekenen, dat uitspansel en Aarde, wateren en zeeën een eigen bestaan hebben gevonden.
De scheiding tussen wateren en wateren is alleen door de verdichting van de Aarde ontstaan, Moeder Aarde zweefde echter in de Goddelijke ruimte en kreeg haar eigen taak en plaats toegewezen.
Door haar verdichting en vergroting ontstond er ruimte, die door het aardse wezen waargenomen werd en van het eigen leven uit gezien is.
Door niets tonen de Bijbelschrijvers aan, dat God het ruimtelijke begrip aan de planeet Aarde vastgelegd heeft, aan haar heeft geschonken door de Goddelijke evolutie, want dan beleven wij als mens een geheel ander en waarachtiger proces dan u thans is gegeven.
Dit zegt u, dat tussen de wateren én de wateren ruimte aanwezig is, maar die ruimte houdt met het kosmische verband rekening en is daardoor ontstaan.
Dat wil tevens zeggen, dat het ene leven door het andere is ontstaan en dat de ene levensgraad verder is dan de andere, of die bewustwording nog moet bereiken.
Toen deze scheiding van de Aarde is vastgesteld, was de Goddelijke ruimte reeds gevuld en tevens gereed.
Toen de Maan aan haar verdichting kon beginnen, was er ook van een scheiding nog geen sprake, zodat gij kunt aanvaarden, dat de Bijbelschrijvers ook dit gezegde uit hun eigen dagbewuste-ik-leven hebben neergeschreven.
Alles wijst op het bestaande uit hun eigen leven en hun gedachtenkring, op niets en niets anders, en toch gaat dit door voor het Goddelijke woord?
Het uitspansel volgde voor ons als mens een eigen evolutie en die evolutie voert u tot dit gezegde, namelijk er zij scheiding tussen dag en nacht en tussen de wateren en de wateren.
Op dat ogenblik was Moeder Aarde reeds miljoenen eeuwen oud en had zij haar puberteitsjaren reeds beleefd!
Het waarnemen van de Bijbelschrijvers is voor u het beleven van het onwaarschijnlijke, dat niettemin uw leven kan vernietigen.
Het gevaar van al deze gezegden heeft miljoenen mensen van hun nacht- en dagrust beroofd en ze verloren hun geloof in God erdoor.
Dat de Bijbelschrijvers naar hun eigen hemel hebben gekeken, behoeft ons niet te verbazen, want zij leefden in deze ruimte, doch zij voelden zich aards, vast door de Aarde omklemd, en hun gevoelsleven weigerde de Goddelijke wijsheid te ontvangen.
Hiervoor moesten al deze zielen nog ontwaken.
Maar in deze gevoelsruimte zijn zij aan het neerschrijven van hun gezegden begonnen.
Wij breken hen niet af, zij hebben naar eigen vermogen hun opgedragen taak afgemaakt en deden alles om ervan te maken wat ervan te maken viel.
Maar de mensheid wordt er niet wijzer van, hun gezegden zijn volkomen duister!
De wateren kregen een eigen verdichting, ook de Aarde en het uitspansel, God scheidde niets, het één maakte zich van het ander los en beleefde het voorgeschreven bestaan volgens de Goddelijke wetten in de ruimte.
Elk orgaan kreeg een eigen betekenis en het had een eigen evolutie als ziel en als stofleven te volbrengen.
Zo ook de wateren met daarboven het uitspansel.
Eerst is de ruimte ontstaan, de wateren daarna, en die wateren beleefden de eigen levenswetten, de verdichting, waarin al het leven reeds aanwezig was.
Er staat verder:
7 ... En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn.
En het was alzo.
God schiep aldus het Universum, uw uitspansel.
God maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn.
Dat is het loskomen van de natuur, deeltjes, vonken van leven, waartoe het water, zoals al het andere leven, moet behoren.
Het is de eigen evolutie van het Goddelijke leven in eigen vorm en voor de eigen soort en levensgraad.
Dát alzo heeft geen betekenis en raakt kant noch wal.
Zó is het niet geschied, dit is niet naar de feiten, het zijn alweer de eigen gedachten van de Bijbelschrijvers.
God schiep dit alles, de ruimte en de wateren, maar die ruimte is rondom de Maan ontstaan.
Het gehele uitspansel heeft zich moeten verdichten, de ruimte, waarin al die sterren en planeten leven, is door een biljoenen-proces tot die verdichting en tot dit licht gekomen, waarvan Moeder Aarde slechts één nietig deeltje is.
De ruimte van vóór de schepping was duisternis!
Die duisternis loste op en hierdoor, na biljoenen eeuwen, is er de scheiding gekomen tussen Hemel en Aarde, maar dit heeft alléén het aardse wezen kunnen beleven, op de Maan hadden wij die hoogte nog niet bereikt.
Het machtige verleden is dus steeds zoek in de Bijbel, de schrijvers spreken voortdurend van hun eigen dagbewustzijn uit en ze weten niet beter.
8 ... En God noemde het uitspansel hemel.
Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de tweede dag.
Uit dit alles spreekt alweer het onbewuste kind van de Aarde, dat voor al deze Goddelijke wetten staat, maar nog moet ontwaken.
Nimmer heeft God één woord gesproken, deze gezegden hebben voor de ruimte en de Goddelijke schepping meer kwaad dan goed gedaan voor de menselijke ziel.
Wat de Bijbelschrijvers u hebben geschonken, behoort tot uw bewustzijn, ze spreken over uw dag en nacht, maar toen was de schepping reeds biljoenen jaren oud.
Dat wil dus zeggen, dat deze Bijbelschrijvers hun eigen tijd beschreven hebben en God niet begrijpelijker, maar onbegrijpelijker voor u hebben gemaakt!
De eerste miljoenen eeuwen geven aan al het leven van God de kosmische en goddelijke betekenis, niet uw eigen tijd en eeuw, want die is ontstaan door uw denken en voelen, uit uw eigen bewuste scheppen, ook die wetten heeft God in de handen van al Zijn kinderen neergelegd.
Niets weet men bij u van de eerste stadia af, ook de wetenschappelijk onderlegden op uw aarde niet, hoewel men thans grote vorderingen maakt.
– Waar komt de mens vandaan?
Waar is de mens eigenlijk geboren?
En hoe?
Géén mens kan u het antwoord geven!
De geleerde is nog niet zover, maar in het verleden ligt en leeft het Goddelijke antwoord.
Om daarin terug te kijken, moet u echter aan deze zijde zijn.
Dan kunnen de wetten van God tot uw leven spreken.
Het 7e ... 8e ... 9e ... 10e ... 11e ... en 12e gezegde in de Bijbel hebben met de verdichting van de ruimte te maken, maar niet één gezegde wijst u de weg naar de waarachtigheid.
Over de Maan spreekt de Bijbel niet en toch is op de Maan dat wonder geschied.
Niet van de Aarde ging deze verdichting uit, maar door Moeder Maan kwam dit alles tot stand.
Al de krachten van Moeder Maan gingen eerst naar de bijplaneten, dan naar de tweede kosmische graad en eerst daarna tot de Aarde.
Maar toen was de hemel al miljoenen eeuwen oud en behoefde God geen hemel meer te scheppen.
Door het ontstaan van de Maan en al die andere lichamen ontstond de eigenlijke ruimte, waarin u leeft – de Hemel!
Het 9e gezegde wil nog zeggen: Dat de wateren van onder de hemel in ene plaats vergaderd worden en dat het droge gezien worde.
Het wil zeggen en betekent, dat toen de verdichte aarde is ontstaan, zich losmaakte uit de wateren, maar ook dit is door de schrijvers van deze regels van de eigen levenstijd en -ruimte uit waargenomen.
Het 10e gezegde haalt aan: En God noemde het droge Aarde, en de vergadering der wateren noemde Hij zeeën; en God zag, dat het goed was.
U ziet het reeds weer: de Bijbelschrijvers beleefden hun eigen leven en zij schreven daarnaar, maar dit alles behoort niet tot het woord Gods.
Dat is het denken en voelen van het schrijvende intellect, de beperkte ziel, die zich ertoe heeft gezet om Goddelijke waarheden vast te leggen, maar iets wrocht waardoor miljoenen mensen zijn gestruikeld en hun geloof verloren.
Weet u, hoe de Maan zich heeft moeten verdichten en wat iedere planeet onderging om de stof-aarde te scheppen?
De Maan zweefde toen in de ruimte en was nog steeds een onzichtbaar lichaam, de Zon had zich nog niet kunnen verdichten.
Maar de Maan had zichzelf reeds zover afgesloten en de dampkring was al ontstaan, of dit leven zou in de ruimte zijn opgelost.
De Maan was in dit stadium nog doorschijnend, bezat nog geen stoffelijk gewicht, of deze verdichting, deze verdichte stof, zou de astrale afsluiting hebben verbroken, waardoor de verdichte Maan door de eigen afsluiting zou zijn heen gezonken.
De Bijbelschrijvers zien deze verdichting van het bestaande stadium uit, doch in hun tijd waren Moeder Maan en de Aarde reeds stoffelijk verdicht.
En in hun stadium kon de stof aarde zich in de wateren verdichten, wat echter geschiedde, toen door de overstromingen zeeën ontstonden.
Dit alles behoort tot de bestaande schepping, het zijn gebeurtenissen, waaraan de Bijbelschrijvers goddelijke macht verleenden, maar die niets anders zijn dan natuurlijke verschijnselen!
In het stadium van vóór de schepping was er geen verdichte stof aanwezig, de latere eeuwen zouden daaraan werken.
De eigenlijke verdichting duurde miljoenen eeuwen en weer biljoenen eeuwen daarna, en wel op Aarde, ontstond de stóf-aarde!
Op de Maan geschiedde het volgende.
Daar stierf het eerste leven en daar beleefden wij als mensen de eerste dood.
Een verrottingsproces van het cellenleven volgde en daaruit ontstaat het dierlijke leven.
Ook die levens leggen het stoffelijke kleed af en er komt verrotting na verrotting.
Miljoenen organismen beleven deze verrotting, deze evolutie gaat dóór.
In de wateren ontstaat het groen en blijft daarin, omdat de aarde als stof nog niet gereed is.
Langzaam maar zeker zet zich slib af, dat slib verdicht zich als het andere leven en zet zich vast.
Van oevers is er nog geen sprake, toch drijft daar het verdichte slib, dat eens stof zal zijn.
Hieruit zal de begaanbare planeet ontstaan, over miljoenen eeuwen is dat zover!
Deze evolutie heeft de stof als aarde moeten beleven, in niets was dit proces tegen te houden.
En nu willen de Bijbelschrijvers beweren, dat God zei: Er zij stof!
Maar die stof heeft de eigen evolutiewetten moeten aanvaarden, zoals ál het andere leven in de ruimte!
Het 12e gezegde geeft: En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruidzaad-zaaiende, naar zijnen aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijnen aard.
En God zag, dat het goed was.
Ook dit slaat weer op het bestaande, op een schepping, die reeds gereed is.
Toen Moeder Aarde in dit stadium leefde, een boom reeds bevrucht was en vruchten als zaad afleverde, had Moeder Aarde uw eigen tijd al bereikt.
In de eerste uren van de schepping is er boom noch plant te bekennen.
Dat leven moet nog geboren worden, eerst miljoenen eeuwen later ontstaat het leven in de natuur, maar toen hadden de ruimte en de natuur zich reeds verdicht en waren de eerste drie kosmische levensgraden tot stand gekomen.
Toen had de mens de bewoonbare planeet overgenomen.
Maar volgens de Bijbelschrijvers moest de mens toen nog door God geschapen worden.
Biljoenen eeuwen is de schepping reeds oud, als het ontstaan van grasscheutjes en een vruchtgevende boom het menselijk leven veraangenamen.
Het leven als boom, kent een eigen verdichting, die eveneens miljoenen eeuwen heeft geduurd.
De hitte- en koudetijdperken gaven het aardse leven verdichting en verharding.
Een boom kreeg eerst na al die tijdperken de huidige kracht en hardheid.
Grasscheutjes en zaad en uitzaaiend kruid hebben alweer een eigen verdichting ondergaan en behoren bij uw eigen tijd.
Die verdichting heeft eeuwen geduurd, het zaad is niet in één nacht geboren!
Maar van dit vroege stadium konden de Bijbelschrijvers niet weten.
Het 14e gezegde spreekt over de lichten in het uitspansel.
Er staat: En God zei: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen de dag en tussen de nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren.
Hier is nu sprake van sterren en planeten, van een uitspansel met al het leven daarin.
Maar dat leven heeft eveneens biljoenen eeuwen nodig gehad om tot stoffelijke verdichting te komen.
De Bijbelschrijvers putten steeds uit het bestaande, uit dat, wat tot hun eigen leven behoort.
Zij wisten van dit ontstaan niets af, zij schrijven over iets, waartoe zij behoren en dat van hun leven deel uitmaakt.
Wat weten ze van het verleden van de ster?
Wat kunnen deze goedgelovigen zeggen van al deze wonderen?
Geen woord!
Zij kennen de goddelijke wetten niet!
Zij staarden zich blind op al deze wonderen, maar kwamen niet achter de waarheid.
Zij kenden de diepte van hun eigen leven niet en God was voor hen mens!
Maar wie is die God?
Deze mensen hebben een taak volbracht, die ver boven hun eigen bewustzijn leefde.
Aan deze zijde hebben wij de concrete verschijnselen kunnen vaststellen.
Men kan ons niets meer wijsmaken, de wetten van God voor de kosmische evolutie hebben wij op de Maan beleefd.
Wij leerden daar, hoe God ons geschapen heeft en hoe de ruimte met al het leven erin geboren werd.
15e gezegde ... En dat zij zijn tot lichten in het uitspansel des hemels, om licht te geven aan de Aarde.
En het was alzo.
En zo was het ook, maar ook dat „zó” heeft miljoenen eeuwen geduurd.
De Zon zou licht geven aan de Aarde en gaf licht voor het leven in de ruimte.
God schiep dat licht, het Goddelijke uitspansel scheurde vaneen, splitste zich in biljoenen deeltjes en dit werden lichtgevende lichamen.
De Maan hielp de Zon verdichten en de Zon kreeg de eigen verdichting direct vanuit de Goddelijke bron, zij ontving de halfstoffelijke verdichting.
De Zon is voor Gene Zijde dan ook het vaderlijke principe, zij is niet barend, maar scheppend.
Zon en Maan vertegenwoordigen God en ze hebben beide het vader- en moederschap moeten aanvaarden.
Wat wisten de Bijbelschrijvers in hun tijd van deze omstandigheid, van deze gigantische en toch zo natuurlijke wetten af?
Niets!
In uw eigen eeuw zijn deze openbaringen nog niet begrepen.
De wetenschap weet er geen raad mee, de geleerden van uw eigen tijd verliezen zich nog steeds in de Goddelijke schepping, want zij kennen het ontstaan niet!
Nog is de verdichting van Zon en Maan op Aarde niet bekend, maar dat zal komen en eerst dan lost deze onnatuurlijkheid van de Bijbel op en zal deze opnieuw geschreven worden.
De Aarde ontleent haar warmte en licht aan de Zon, doch de Zon kreeg de bezieling direct uit God en de Maan weer door de Zon en met haar al het leven in de ruimte.
De Zon bleef deze Goddelijke bezieling behouden en is hierdoor half stoffelijk en half geestelijk gebleven, een energie, die op ons astrale leven afstemming heeft.
16 ... God dan maakte die twee grote lichten; dat grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine tot heerschappij des nachts, ook de sterren.
Heel waarachtig is dit en eenvoudig, maar de Bijbelschrijvers vergaten te vermelden, dat de Maan geen lichtgevende bol is, want de Maan krijgt haar licht van de Zon.
De Maan heeft een heel andere betekenis in deze schepping dan deze schrijvers hebben kunnen vaststellen.
Alléén de Zon en de sterren zijn uitstralend.
Hoe kan God Zichzelf zó tegenspreken?
Dat mensen zich vergissen omtrent al deze problemen, is mogelijk.
Kent God Zijn eigen schepping niet?
Moeten wij aanvaarden, dat God geen onderscheid kan maken tussen Zijn leven?
Groeit God dit leven over Zijn hoofd?
Weet God niet meer wat een ster, wat een planeet is, wat barend of lichtgevend is?
De Bijbelschrijvers tastten in het duister!
Zij konden het dag- en nachtlicht niet van elkaar onderscheiden, ze kenden de schepping niet.
Een geleerde van uw eigen tijd had deze onmogelijkheid niet opgeschreven.
Maar God weet beter!
Hij heeft nimmer gezegd, dat de Maan de nacht zou verlichten, dit zijn menselijke gedachten, is fantasie!
Er staat verder:
17 ... En God stelde ze in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de Aarde.
U ziet het zeker, de Bijbelschrijvers haakten het ene gezegde aan het andere om de Goddelijke woorden kracht en ruimte te schenken, maar het ene woord is als het andere door hun eigen denken en voelen geboren.
Uit alles spreekt het onbewuste mensenkind van de Aarde.
Alléén de Zon dient al het leven in de ruimte, maar het kosmische verband tussen al die geweldige lichamen heeft toch weer betekenis voor elk levensvonkje van God, doch de centrale levensbron overheerst en zal blijven overheersen tot aan het einde van deze drie levensgraden.
Eerst dan zal ook de Zon uitsterven en heeft zij, zoals de Maan reeds heeft beleefd, haar grootse taak volbracht.
Maar de Zon geeft, bestraalt, en is als zodanig het enige lichaam voor de Aarde, dat direct het kosmische verband in handen heeft gekregen van God, die achter dit alles leeft en waakt!
De Bijbelschrijvers voeren ons tot een schepping, waarvan zij het licht niet kennen, noch één van de andere miljoenen wonderen, die voor ons menselijk oog gestalte hebben gekregen.
Heilig is alles, maar zij breken deze heiligheid af, onbewust, of zij zouden geen letter hebben neergeschreven.
18 ... En om te heersen op de dag, en in de nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis.
En God zag dat het goed was.
Dat had u een kind kunnen vertellen.
Elk kind weet dat, ja, weet nu meer.
Het heeft op school geleerd, dat Maan en Aarde om de Zon heen draaien.
Hoe hoog waren de Bijbelschrijvers dan gekomen in het menselijk weten?
Ze schreven maar neer wat hen in gedachten kwam en wat zij in de nacht hadden waargenomen.
Maar God en Zijn schepping werden door hen kinderachtig naïef!
En toch hebben miljoenen mensen dat als waarheid aanvaard, ze durven geen eigen oordeel te vormen, want de Bijbel is heilig.
Maar ook zij zijn onbewust en moeten voor de Goddelijke wetten en de waarachtigheid nog ontwaken.
19 ... Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vierde dag.
In vier dagen tijds zou dit alles zijn geschied?
In vier dagen schiep God al deze wonderen, deze onmetelijkheid, de sterren en planeten, zonnen en wateren?
Een dag is hier slechts symbolisch bedoeld?
Goed, maar weet u, dat over biljoenen jaren, ja biljoenen eeuwen moet spreken, zo gij wilt uitspreken wat in die tijd is geschied?
Zoveel tijd had deze evolutie nodig om het stadium te bereiken waarin de Bijbelschrijvers leefden.
Wordt het niet de hoogste tijd, dat de mens zijn God en Diens schepping leert kennen?
Moet de mens niet weten hoe hij is ontstaan?
Eerst dan krijgt uw leven voor de Aarde betekenis en krijgt dit wonderbaarlijke gebeuren een plaats in uw hart.
Hierdoor leert gij uzelf en het leven van een ander kennen.
20 ... En God zei ... Dat de wateren overvloediglijk voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven de Aarde in het uitspansel des hemels.
Dit is alweer putten uit het bestaande, spreken over een toestand, die met het ontstaan van de schepping niets te maken heeft.
Toen de schepping een aanvang nam, zei ik u reeds, was er alléén bezieling, astrale kracht in de ruimte.
Daarna kwam er werking, toen de nevelen, weer later de wolken en ontstond het embryonale leven.
Eerst is de mens geboren, daarna het dierlijke leven.
Maar in de Bijbel staat geschreven, dat God eerst de wateren vulde met zielen en wriemelende diersoorten.
En dat kan niet, want het dier is uit de mens geboren.
Toen de wateren met diersoorten werden gevuld, was de schepping biljoenen jaren oud en had de mens het hoogste stadium op de Maan al bereikt.
De Maan heeft geen gevleugeld dier gekend.
Op de tweede kosmische levensgraad ontstond dit leven, terwijl het op de planeet Aarde tot ontwikkeling kwam, waar het zich van de wateren losmaakte en de gevleugelde soort ontstond.
De hoogste soort gaat met ons naar het Al terug!
Ook het dier heeft dus een eigen ontwikkeling moeten volgen.
21 ... En God schiep de grote walvissen, en alle levende wriemelende zielen, welke de wateren overvloediglijk voortbrachten, naar haren aard; en alle gevleugeld gevogelte naar zijnen aard.
En God zag dat het goed was.
De werkelijkheid is, dat de walvissen en andere diersoorten eerst in de latere tijdperken ontstonden.
Die tijdperken heeft alléén de Aarde gekend.
De Bijbelschrijvers putten steeds uit een schepping, die reeds lang af is, uit het eigenlijke nú; de wereld, waarin zij leven.
God behoefde de wateren niet te vullen, die wateren waren reeds gevuld.
De ziel is op de Maan geboren.
Moeder Maan schiep al die wriemelende diersoorten, het dier heeft deze eigen evolutie moeten aanvaarden.
Ook hierin verliest de Bijbelschrijver zich.
Zijn kinderlijke fantasie schiep voor de huidige mens een droombestaan.
De allesomvattende werkelijkheid zou de Bijbelschrijver naar Moeder Maan en naar de Aarde voeren, Zij is het, die aan dit leven gestalte gaf en niet God, want de schepping had toen reeds biljoenen jaren terug een aanvang genomen.
Dit zegenrijke gebeuren valt door niets te verkleinen.
De bekrompenheid van de Bijbelschrijvers mag in uw menselijk oog nú geen rechtvaardigheid meer verkrijgen, want deze leer voert u verre van de werkelijkheid en laat u achter in een doolhof!
Het 22e, 23e, 24e en 25e gezegde spreken over de vermenigvuldiging van het dierenrijk.
Maar die vermenigvuldiging van de schepping hebben wij leren kennen, want elk vonkje splitste zich, gaf het eigen leven aan het andere en nam deel aan de voortplanting.
Mens én dier gingen tot de goddelijke evolutie over, het ene leven ontstond door het andere.
26 ... En God zei: Laat ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee, en over de gehele Aarde en over al het kruipende gedierte, dat op de Aarde kruipt.
27 ... Toen schiep God de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem, man en vrouw schiep Hij ze.
Dit is wel de grootste onwaarheid, die de Bijbel u wil vertellen.
Erger kan het niet, dit druist in tegen alles in de natuur, tegen alle wetten door God geschapen, tegen ál het leven van God!
Dit is pure fantasie!
Hier spreken onwetenden, onbewuste zielen.
Maar zó armoedig, dat er geen vergelijking nodig is.
En toch heeft de mensheid deze onwaarachtigheid aanvaard.
Ja, heilig verklaard!
Voor de christelijke mens is alles uit de Bijbel heilig, de Bijbel is Gods woord.
Wij leerden aan onze zijde evenwel de werkelijkheid kennen.
En nu komen wij om u die onbestaanbaarheid af te nemen, om u de werkelijkheid ervoor in de plaats te geven en u de ogen te openen.
Moet u nog langer in de duisternis blijven voortgaan?
Want dit is ongelooflijk bekrompen, de schepping, waarover de Bijbel hier spreekt, was reeds biljoenen eeuwen af.
Toen de mens het embryonale leven betrad, had God niets meer aan Zijn kinderen te schenken, God gaf op dat ogenblik Zichzelf!
De mens als vonk Gods kreeg nu het Goddelijke bestaan.
En nog is dat vonkstadium aanwezig.
De Moeder ontvangt die Godsvonk tijdens de bevruchting.
Die vonk is dan als mens, ook zij heeft reeds miljoenen malen geleefd.
Niettemin daalt de mens terug in het vonkstadium, of deze vonk zou als volwassen menselijke toestand het embryo in de Moeder dood drukken.
Een groeiproces zou dan niet mogelijk zijn.
Waarom zinkt de vonk Gods tot het allereerste stadium terug?
Omdat in de Moeder het goddelijke openbaringsproces leeft, de Moeder schept, zoals God het in het oneindige heeft gedaan.
De volwassen mensen begrijpen hun eigen schepping niet eens, hiervan is de mens onbewust!
Maar het vruchtje in de Moeder is als het embryonale leven van Moeder Aarde, toen zij aan de schepping begon en deelnam aan dit grootse werk.
Hierin is niets veranderd, alleen geschiedt het thans ín de Moeder.
De éne cel heeft zich vermiljoenvoudigd, het menselijk lichaam heeft zich opgebouwd door biljoenen cellen en is geworden tot wat het nu is.
Moet in uw eigen tijd het scheppingsproces van Adam en Eva blijvend aanvaard worden?
De kerkganger drukt men dood door deze gezegden, hij durft niet buiten de Bijbel om te denken, ook al voelt hij het onwaarachtige ervan, Gods woord is wet!
Ook voor ons, doch dit zijn menselijke gedachten.
Hier spreekt het onbewuste kind van de Aarde tot u en uw gevoelsleven.
En die mensen konden niet achter die kosmische sluier zien, daartoe hadden zij het gevoel niet en daarvoor moet gij eerst op Aarde sterven, pas daarna treedt gij al deze wetten, die Gods werkelijkheid uitmaken, binnen.
U leeft dan in deze wetten!
Aan deze zijde zullen wij u ervan overtuigen, want de wetenschap – zei ik u meermalen reeds – is nog niet zover en zal er voorlopig ook niet achter komen.
Indien de geleerde het leven na de dood kan aanvaarden, staat ook hij open voor de Goddelijke wetten, hij weet dan, dat er geen dood is!
Gods schepping is machtiger dan de Bijbelschrijvers u aantonen.
Zij maken van deze oneindigheid een kinderachtig spel, want ze kennen zichzelf niet!
Ze kennen dood noch leven!
Blijf niet langer deze onzin aanvaarden, want uw leven staat stil.
Durf te denken!
God én Christus willen, dat gij denkt, zélf voelt!
U moet u niet láten leven!
Leef zélf!
Hiervoor kwam Christus tot u!
Hiervoor zette Christus Zijn Heilig Leven in!
Eerst nu is het mogelijk om op deze wijze tot uw leven te spreken, eeuwen terug zou dit niet mogelijk zijn geweest, in die tijd werden onze instrumenten levend verbrand!
De meesters uit ons leven schenken u thans het Goddelijke weten!
Uit naam van Christus komt het tot u!
Miljoenen mensen zijn in opstand gekomen, doordat zij de verhaalde nonsens niet langer meer konden aanvaarden.
De natuurlijke wetten van God hebben geestelijke en goddelijke betekenis, die van de Bijbel raken slechts het menselijke gevoelsleven, het naïef geschoolde kind.
Ook een aards geleerde kan u deze wijsheid niet schenken, dit kan alléén de geestelijk bewuste, de astrale persoonlijkheid, die de wetten van God, zoals ze zijn geschapen, heeft leren kennen, maar vooral ze zich heeft kunnen eigen maken!
Nú zullen deze bewijzen u worden gegeven.
Of bent u nog niet zover, dat u ze voor uw leven aanvaarden kunt?
U moet dan nog voor de waarachtige schepping Gods ontwaken!
De mens is volgens de Bijbel na het dier en het groen geboren.
Maar de Aarde en Maan en alle dragende bewustzijnsplaneten schiepen éérst het menselijk wezen!
God schiep de mens naar Zijn eigen beeld, maar de mens mag nu niet denken, dat God tevens méns is zoals hij zelf, want ook dat is niet waar.
God schiep de ziel als Zichzelf, het innerlijke leven voor de stoffelijke lichamen.
Als mens zou deze ziel het Goddelijke Al binnentreden en zijn als God.
En dat is geschied!
Christus keerde als de Goddelijk bewuste mens naar de Aarde terug om aan de mensheid de levende God te schenken.
Het gezegde: God schiep de mens naar Zijn eigen beeld, moet aldus begrepen worden, dat God de mens alles gaf, álles, wat tot het bewust Goddelijke behoort.
God nam geen rib weg van de man om de vrouw te scheppen, het moedercelletje op de Maan en op de Aarde bezat deze vermogens reeds in het embryonale leven.
Ook die gezegden uit de Bijbel zijn verouderd, zijn uit het bestaande genomen, zijn fantasieën van de aardse mens, die niet beter wist!
28 ... En God zegende hen, en God zei tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de Aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des Hemels, en over al het gedierte, dat op de Aarde kruipt!
Het enige, dat hierin volgens de astrale schepping Gods waarheid is, is het ogenblik, dat God tot ons mensen sprak, wat wij echter als gevoelskracht hebben beleefd.
Die wijsheid, die Goddelijke taal legde God in ons leven neer en in al de biljoenen levensgraden, die wij zouden gaan beleven, riepen de Goddelijke wetten ons het halt toe, indien wij ze zouden misbruiken, zouden vernietigen, zouden bezoedelen!
En ook dat is geschied, want de mens ging door zijn eigen leven te gronde!
Hij richtte voor zichzelf een schavot op!
Hij hing zich op, doordat hij het leven niet kende en niet wist, dat er geen dood was!
Maar God legde in ons neer Zijn weten, doch dat weten zouden wij ons als mensen eigen maken.
God zegende Zijn kinderen door deze goddelijke genade aan al Zijn leven te schenken, maar de mens heeft deze Goddelijke schatten niet begrepen.
29 ... En God zei: Ziet, Ik heb u lieden al het zaad-zaaiende kruid gegeven, dat op de ganse Aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is, het zij u tot spijze!
De Aarde heeft al deze waarheid geschapen, maar dit leven heeft een eigen evolutie gekend en onderging een miljoenenproces.
Elke eeuw bracht het eten en drinken voort in de vorm, waaraan het menselijke organisme behoefte had.
Toen de mens bewust werd, zette hij dit proces voort en hielp de natuur, zo ontstonden er tal van vruchten.
Altijd is er voedsel genoeg geweest voor de mens, want God overzag de tijden, het groei- en bloeiproces van Zijn kinderen.
Doch de Bijbelschrijver klampt zich angstvallig aan het bestaande vast, daar hij het ontzagwekkende verleden niet kent.
30 ... Maar aan al het gedierte der Aarde, en aan al het gevogelte des Hemels, en aan al het kruipende gedierte op de Aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven.
En het was alzo.
En zo is het ook!
Elk dier vindt op Aarde eten en drinken naar zijn aard voor het stoffelijke leven.
Maar al dit leven moest eerst evolueren!
Wij zijn geen Godslasteraars, wij hebben echter de Goddelijke wetten leren kennen.
Wij zijn niet van plan u uw kerk te ontnemen, dit is wel het allerlaatste wat Gene Zijde zou willen doen.
Wij willen u alleen overtuigen van de waarachtige schepping Gods en van heel uw eigen heiligheid!
Het tweede hoofdstuk van de Bijbel vertelt u naast de onwerkelijkheden van het eerste, toch ook waarachtigheid, maar toen konden de Bijbelvertellers uit het bestaande putten.
Gij kunt dat zelf volgen, ik ga er niet op in, mij ging het, om u in opdracht van de meesters het ontstaan van de schepping te schenken, en daarvan alléén dat, wat nodig is voor dit werk, want de meesters van Gene Zijde komen hierop zelf terug (zie hiervoor de boeken van de Kosmologie van Jozef Rulof)!
Nu behoort alles in de ruimte u toe, dit zal u op deze reis duidelijk worden.
Wij zullen nu tezamen de lange weg door de geschiedenis bewandelen, de geschiedenis, die ook wij, die thans Gene Zijde hebben bereikt, hielpen maken en dan zal u duidelijk worden, of God gelijk een stofmens gesproken heeft.
De Eeuw van Christus brengt u het geestelijke ontwaken, het astrale bewustzijn!