Ons bewustzijn op Mars -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘ons bewustzijn op Mars’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘ons bewustzijn op Mars’.

Onze fysieke vorm

Toen de eerste menselijke zielen naar Mars kwamen, was deze planeet nog niet verdicht tot een materiële vorm.
Het was nog een geestelijke plasmabol, gevormd door de verdichte energie die vrijkwam na de kosmische splitsing.
Net zoals op andere planeten begon de ziel met haar eerste leven door een klein gedeelte van deze geestelijke energie uit de moederplaneet te gebruiken om haar eerste enkelvoudige cel te vormen:
En dat is opnieuw een moederplaneet, die gereed is, door de bijplaneten verdicht tot het halfwakende bewustzijn, dus nog in geestelijke toestand, om de menselijke ziel te kunnen opvangen.
Maskers en Mensen, 1948
Toen de ziel haar lichaam via duizenden stoffelijke levensgraden opgebouwd had tot de gestalte van een oermens, was het klimaat op Mars te vergelijken met de prehistorie op aarde:
Kijk naar deze oermensen, dit dierlijke wezen en gij ziet uw prehistorisch tijdperk voor deze planeet, straks ziet gij u zelf op Aarde terug en eerst dán kunt gij aanvaarden dat het Universum voor de mens werd geschapen.
Mars bracht zeven opvolgende levensgraden voort, maar die wetten leerden wij voor de „Almoeder” kennen en nog zijn ze aanwezig.
Thans beleven wij die verdichtingswetten door het menselijke organisme.
De hoogste en zevende levensgraad nu, overheerst hier de daaronder levende graden, doch al die miljoenen mensen leven over de planeet verspreid.
Natuurlijk is het leven hier ruw en hard, maar hoe waren de prehistorische tijdperken op aarde?
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Niet alleen de planeet was groter dan de eerste planeet waarop de ziel haar kosmische reis was begonnen, maar ook het stoffelijke leven op Mars beleefde een grotere omvang:
De omvang van de planeet gaat over op het leven, hierdoor is het, dat wij dit reuzendier zien, waarvan ook de Aarde haar wetten verstoffelijkt heeft en haar prehistorische tijdperken hebben aangetoond.
Mars beschrijft dus een kosmisch rechtvaardige baan om de Zon en die is in harmonie met het Universum, met het leven, vanzelfsprekend met Moeder Natuur.
Wanneer de mens voor het huidige stadium zegt: op Mars kunnen wij niet leven, die atmosfeer is té hard en té ruw, dan kunnen wij zeggen: u hebt gelijk, maar zoudt gij in staat zijn ook nú nog het prehistorische tijdperk voor de Aarde te beleven?
Hoe was het kind van Moeder Aarde voor die tijdperken?
Indien wij zover zijn, mijn broeders, dan ziet gij uw prehistorisch tijdperk terug, ik zei u reeds, ook de Aarde heeft die tijden geschapen.
Wat dus de planeet bezit, krijgt de mens bovendien te beleven en dát zijn de ruimtelijke uitdijingswetten voor het menselijke en dierlijke leven en voor Moeder Natuur.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944

Ons bewustzijn

Ons bewustzijn ontstond door het moeten zorgen voor eten en drinken:
Dit worden de menselijke eigenschappen.
Deze eigenschappen zijn door de werking van de stoffelijke stelsels geboren.
Door haar móéten leven, haar eten en drinken, zal de menselijke ziel tot een hoger bewustzijn komen.
Archives, 1945
Onze persoonlijkheid is geboren door de beleving van het stoffelijke lichaam:
Gij hoort het, mijn broeders, doordat de menselijke ziel ontwaakte, zij haar stoffelijk lichaam opbouwde, ontwaakte het innerlijke leven erdoor en ontstond de persoonlijkheid.
Het eerste menselijke bewustzijn is hier íngegaan.
Archives, 1945
De gevoelsgraad van die persoonlijkheid op Mars noemen de meesters voordierlijk.
Het bewustzijn dat de persoonlijkheid op het land heeft opgebouwd, is al verder dan toen we nog in het water vertoefden:
Hier is de menselijke ziel voordierlijk bewust, want zij heeft de ruimte bereikt.
Al het leven dus, dat in de wateren leeft, beleeft een lagere levensgraad, die voor de Goddelijke schepping part noch deel heeft aan de bewuste stadia, die het landelijke dier bezit en waardoor het een hogere wereld kan betreden.
Archives, 1945
De ziel heeft een stoffelijke vorm geschapen door haar basiskrachten baring en schepping.
Door het beleven van haar lichaam kreeg de ziel gewaarwordingen, die later ervaringen werden en uiteindelijk een persoonlijkheid opbouwden:
Wat hebben ons de Goddelijke Openbaringswetten echter geleerd?
Dat wij als mensen aan het openbaren zouden beginnen.
En zie, volgen wij Moeder Maan, dan hebben wij duizenden wonderen mogen beleven.
En die wonderen in stoffelijke en geestelijke toestand, behoren ons toe.
Ze gaven aan ons leven evolutie, maar vooral het begrip om te kunnen leven, hoe te moeten handelen, wilden wij ons leven kunnen voortzetten.
En ook dat wonder werd ons geopenbaard, want de wedergeboorte kregen wij in handen.
En toch is er veel meer, dat de ziel zich in deze eeuwen volgens de plannen Gods eigen maakte.
Elk stoffelijk weefsel nu, diende de ziel.
Dat weefsel wilde door de ziel bezield zijn en door die bezieling moest de innerlijke persoonlijkheid als ziel, de werking ervan aanvaarden.
Hoe is die werking aanvaard?
De ziel kreeg er haar eigenschappen door.
Het leven verruimde zich.
Doch doordat het leven zich verruimde, was de ziel bezig Gods oneindige ruimte te overwinnen.
Zij bouwde voort aan haar hemelrijken.
Wij zien aldus, dat de ziel evolueerde, een persoonlijkheid kreeg en die is hier voordierlijk.
Archives, 1945
De eerste bewustzijnsgraad kan ook ‘instinct’ genoemd worden:
Hier op deze planeet is het eerste bewustzijn geboren voor de ziel, omdat zij haar lichaam ervoor in staat had gebracht.
Door het stoffelijke leven geniet zij dus een bewuste voordierlijke levensgraad.
De eerste levensgraad van de menselijke ziel is dan ook hier te beleven, omdat wij eerst nú aan het menselijke instinct kunnen gaan werken.
Archives, 1945
Op Mars was het voordierlijke gevoelsleven het eindstadium:
Dit leven schept en bezielt!
Het zal een hoogte bereiken, zoals de Aarde in haar prehistorische tijdperken heeft gekend.
Dit is de afstemming van Mars voor ál de levensgraden, zodat wij kunnen aanvaarden dat Mars voordierlijk is gebleven en géén geestelijke levensgraad hier geboren is.
Want het is niet mogelijk.
Wat wij dus volgen en zullen beleven, is voordierlijk.
De dierlijke levensgraden en wetten voor het stoffelijke lichaam en het zieleleven, beleven wij op Aarde.
Archives, 1945
Pas op aarde bereikte de ziel de dierlijke gevoelsgraad:
Al de graden die zij zal scheppen blijven voordierlijk, eerst op de planeet Aarde zal zij de dierlijke levensgraden scheppen, waardoor wij vaststellen, dat haar leven gelijk dat van het dier is.
Archives, 1945
De voordierlijke gevoelsgraad hoort bij het voordierlijke lichaam dat nog niet de verfijning heeft ontvangen die het later op aarde zal bereiken:
Maar voor de Kosmologie is een voordierlijke toestand de bewustzijnsgraad van het leven, dat er een lichaam door ontvangen heeft.
En het lichaam stelt de voordierlijke levensgraad vast, het lichaam vertegenwoordigt die levensgraad.
Archives, 1945
Het voordierlijke gevoelsleven heeft nog geen bewustzijn van zichzelf, het wil alleen leven:
Het wil leven, maar meer ook niet.
Archives, 1945
Dit leven kan eten en drinken en zich voortplanten:
Het kan eten en drinken en het is in staat om nieuw leven te verwekken.
Archives, 1945
De ziel is tot dit stadium gekomen door het vader- en moederschap te beleven, zoals toegelicht wordt in het artikel ‘onze eerste levens als cel’:
Wat zijn de hoofdwetten voor de menselijke ziel, die haar tot dit opbouwende bestaan voeren?
Die eisen, dat zij dit leven voortzet?
Die haar geven ruimte, kracht en bewustzijn, naargelang haar leven vorderen zal?
Het vader- en moederschap!
Deze wetten zijn het, die haar tijdens ál de levensgraden zullen overheersen en waardoor zij haar wedergeboorte ontvangt.
Archives, 1945
Het voordierlijke bewustzijn kent nog geen menselijke begrippen als goed en verkeerd:
Als wij straks het Marsbewustzijn willen ontleden en aan een korte beschouwing beginnen, ziet gij u toch voor de voordierlijke levensgraad geplaatst, omdat dit geen menselijke handelingen zijn, die door de ziel tot stand komen.
Dit leven in al deze stadia weet niet, dat het goed noch verkeerd doet.
Als dat het oerwoudstadium van de Aarde niet eens weet, dat toch tot de Derde Kosmische Levensgraad behoort, wat dan te zeggen van deze Marsbewoners in voordierlijke toestand?
Wij zullen zien, dat de planeet Mars géén menselijk bewustzijn heeft kunnen scheppen, omdat zij die taak niet heeft ontvangen, omdat de ziel zo ver nog niet is.
Omdat de ziel bezig is te evolueren.
Archives, 1945
Wanneer de meesters zich in gevoel verbinden en één maken met de voordierlijke gevoelsgraad, voelen ze dat diegenen die het sterkste lichaam van de hoogste stoffelijke levensgraad bezitten, de planeet in bezit nemen:
Van al dit leven begrijp ik niets, want ik ben één met dit bewustzijn, voor het menselijke denken en voelen moet ik nog ontwaken.
Hoe voelt zich dit leven?
Ik ben volkomen één met de levensgraad, die tot mijn leven moet spreken.
Ik ga voelen, dat ik het hoogste heb bereikt en dat al de andere levensgraden mij moeten volgen.
Ik durf mij te verwijderen van mijn omgeving, de andere levensgraden niet, omdat hier gevaar dreigt.
Ben ik reeds mens?
Ik weet het niet!
Ik zou deze wetten niet kunnen verklaren, ik bezit alléén voordierlijk gevoel.
Hierdoor begrijp ik mijn eigen soort en daarmee zal ik mij verbinden.
Archives, 1945
Man en vrouw planten zich als dieren voort, zonder te begrijpen wat ze doen:
Wij beleven ons eigen bestaan.
Mijn moederdier volgt mij.
Wij weten niet, waarom wij elkaar volgen.
Is dit liefde?
Door wie kregen wij deze gevoelens?
Ik schiep nieuw leven, maar ik begrijp het niet.
Toch is het gevoel ervoor in mij aanwezig.
Zijn deze eigenschappen als gevoel in mijn leven tot bewustzijn gekomen?
Ik kan het u niet verklaren, ik heb die bewustwording nog niet bereikt.
Archives, 1945
Hun leven bestaat uit eten, drinken, slapen en voortplanten:
Wij leven, wij groeien op; eten, drinken, slapen en nieuw leven verwekken, zijn de wetten voor ons bestaan.
Archives, 1945
Door honger en dorst komen ze tot werking:
Hoe voelen zich mijn soortgenoten?
Ons voelen en denken is begrensd.
Ik kan dat leven voelen, ik weet wat het wil, maar meer bewustzijn is er niet.
Hoe moeten wij bewust worden?
Ik zit neer en zal slapen, alleen honger en dorst maakt mij wakker.
Dan kom ik tot werking.
Hierdoor leer ik, ook zij, die tot mijn leven behoort.
Archives, 1945
Doordat het lichaam de gewaarwording van honger produceerde, ontwikkelde de persoonlijkheid een bewustzijn om die honger te stillen:
Waardoor kreeg ik als ziel het bewustzijn?
Door mijn organisme.
Doordat de stoffelijke stelsels stoffelijke bezieling wilden ontvangen, zocht ik naar voedsel.
Het bewustzijn voor mij werd mij dus door de stoffelijke stelsels geschonken.
Had ik op deze wijze niet kunnen evolueren, had zich het groei- en bloeiproces anders voltrokken, zou ik geen hoger en geen ander bewustzijn verkregen hebben.
Het één is dus van het ander afhankelijk.
Archives, 1945
Het leven krijgt zo instinct:
Het zocht voedsel en door dit te zoeken ging het in een gevoelsgraad over: het instinct.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op het land vroeg het zoeken naar voedsel meer inspanning dan vroeger in het water waar het eten voorbijdreef.
Door het actievere zoeken kreeg het gevoelsleven meer werking en ontwikkelde zich het instinct.
Later begon de persoonlijkheid aan de eigen wil te bouwen om zich beter van voedsel te verzekeren:
Wij zijn nu aan het instinct gekomen.
Hier ontwaakte dus dát, wat men instinct noemt.
Het menselijke maar voordierlijke wezen voelde honger, wat door het stoffelijke organisme veroorzaakt en opgeroepen werd.
Het zou tot zelfstandigheid komen en dit kwam, maar daarmee het instinct.
Nu leefde de mens immers op de planeet wat op de eerste graad niet mogelijk was en het zal je toch zeker duidelijk zijn, dat hier de mens zou ontwaken.
Doordat nu de mens een bestaanswereld had aanvaard en zover was gekomen, gaf dit aan het innerlijke leven beleven, ondervinding en dat beleven was een werking die van binnenuit kwam en zich in honger openbaarde.
Je ziet, opnieuw die eenheid in alles, maar dat het ene het andere wakker roept, omdat die werking van het stoffelijke organisme in het zieleleven overging.
Hier werd dus door het stoffelijke organisme het instinct geboren, het was tevens op deze planeet, dat de mens in zijn eigen wil overging en die wil gebruikte.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Wat er in het gevoelsleven overblijft van de duizenden reïncarnaties op de tweede kosmische levensgraad, is vooral de kennis waar men het benodigde voedsel kan vinden:
Ook hier was leven, heeft de mens geleefd en is hier duizenden malen teruggekeerd, om zijn hoogste stadium te bereiken.
Wat het in die tijd beleefde, daarvan weet het wezen niets meer af, doch de ziel bezit al die levenswijsheid, wat zich in dit leven openbaart.
Dit openbaren is het zoeken naar voedsel en dit vond het, want de planeet was gereed om dit leven te ontvangen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Eerst zocht deze persoonlijkheid haar voedsel alleen en beschermde zij zich door onder de grond te schuilen, later is zij samen met anderen een kudde gaan vormen en op het land gaan leven:
Eerst leefde zij onder de grond, thans als een grote kudde bijeen en op het land.
Archives, 1945
Wanneer meester Alcar aan Jozef Rulof (André) het ontwikkelingsstadium van de ziel op Mars toonde, besefte André dat men hier nog geen menselijke taal ontwikkeld had:
André zag menselijke wezens.
Mijn God, dacht hij, zijn dat mensen?
Roofdieren waren nog niet zoals deze wezens.
Wild en woest zagen zij eruit.
Het waren grote krachtige wezens en ze straalden een oerkracht uit, waarvan hij rilde en beefde.
Honderden van deze mensen zag hij bijeen.
Hij hoorde hen spreken, maar dit was geen spreken, dit was een vreselijk geschreeuw.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Tijdens het vergaren van voedsel is de ziel als persoonlijkheid voor het eerst op haar kosmische reis tot disharmonisch handelen gekomen ten opzichte van haar soortgenoten.
Dit gebeuren wordt toegelicht in het artikel ‘harmonie’:
Een dood is er niet.
Wij keren terug naar de stoffelijke wereld.
Wij worden door ander leven aangetrokken en (dan) beleven wij dezelfde wetten.
De natuur verandert, onze lichamen worden groter en sterker.
Innerlijk komen wij tot bezielen, tot handelen en tot disharmonie met deze wereld.
Er komen eigenschappen tot ontwaking, die mij kunnen vernietigen.
Ik zie, dat wij in de eerste levensgraden in harmonie waren met dit leven, maar naarmate ik verder ga, de hogere levensgraden beleef, ben ik in opstand met de beleefde wetten.
Gij voelt het zeker, thans sta ik voor de disharmonie, ik ben ingegaan op verschijnselen die niet tot mijn leven behoren.
En die zullen wij straks vaststellen.
Archives, 1945
De disharmonie bestaat in het doden van andere mensen.
De voordierlijke gevoelsgraad wordt gekenmerkt door het kannibalisme:
„Zijn dit menseneters, Alcar?”
„Allen, André, niet één uitgezonderd.
In het beginstadium van deze planeet leefden ook zij afzonderlijk, zoals wij zo-even op die laatste overgang hebben gezien.
Doch in de vele eeuwen die voorbijgegaan zijn, is daar verandering in gekomen.
De mens die hier leeft is tot bewustzijn gekomen, doch dat bewustzijn is voordierlijk.
Wat hier geen weerstand heeft, zichzelf niet beschermen kan, wordt afgemaakt.
Hier geldt het recht van de sterkste, want de zwakkeren worden vernietigd.
Zij leven dicht aaneengesloten en voelen zich de meerderen.
Men volgt hen in alles en op deze wijze zien wij duizenden bijeen, die zich weer in verschillende groepen hebben gevormd.
Zij trekken ten strijde en roeien alles uit wat zij tegenkomen.
Van het begin van hun jeugd af zijn zij daarop ingesteld en wanneer zij de ouderdom daarvoor hebben bereikt, dan worden de jongeren in hun midden opgenomen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De mensen met een minder sterk lichaam van een andere stoffelijke levensgraad worden afgemaakt:
Hier worden dus die afgemaakt, die de eerste graden van stoffelijke ontwikkeling hebben bereikt.
Ik zei je reeds dat zij in groepen bijeen leven.
De allersterksten voeren hen aan en wanneer dit tot een samentreffen komt, is deze ontmoeting verschrikkelijk.
Er wordt zolang gevochten totdat de anderen overwonnen zijn.
Dan gaan zij verder, maar toch blijven zij in hun eigen omgeving, want zij voelen zich de eigenlijke heersers daarvan.
Wie zich daar waagt, is onherroepelijk verloren en wordt omgebracht.
Zij worden dan naar hun kampen gesleept en als het dier op aarde gevild en opgegeten.
Dit geschiedt volgens de natuur, want braden en roosteren kent men hier niet.
Eerst in het derde tijdperk op aarde vond de mens dit uit en gingen zij in een hoger stadium van ontwikkeling over.
Deze wezens zijn voordierlijk en wisten dus van roosteren niets af, maar het stoffelijke organisme kon dit alles verwerken, want de innerlijke organen waren daarop ingesteld.
Het zijn dus allen menseneters en dit behoort bij hun leven en afstemming en is de tweede (kosmische) graad.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Toch duidt deze handelswijze al op een vorm van bewustzijn, want de persoonlijkheid leert hier sterk te zijn en te blijven:
Toch ontwaken zij reeds, want dit is de eerste graad van bewustzijn die men hier waarneemt en die zij bezitten.
Door op deze wijze te handelen, volgen zij toch reeds een doel en dit doel is sterk te zijn en te blijven en zichzelf voor ondergang te behoeden.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op de vorige overgangsplaneet had de persoonlijkheid dit bewustzijn nog niet bereikt, en werd de lichamelijke kracht nog niet ingezet om voedsel te veroveren, waardoor er daar nog een rust heerste:
Ziedaar, de laatste overgang naar de tweede graad.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op deze planeet is nog een weinig rust, maar op de tweede graad is het voordierlijke bewustzijn ontwaakt.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Daar heerst doodslag en geweld, hier is rust en vrede.
Dit alles wijst erop, dat deze innerlijke mens nog niet bewust is.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op Mars heeft de persoonlijkheid de voordierlijke gevoelsgraad bereikt.
Deze persoonlijkheid is nog niet zo individueel en specifiek zoals wij de menselijke persoonlijkheid op aarde kennen.
Op Mars wordt het gevoel nog hoofdzakelijk bepaald door het lichaam dat beleefd wordt.
Een nieuw lichaam geeft andere ervaringen waarbij het vorige leven is weggezakt in het onderbewustzijn, zonder dat er nog veel ‘karakter’ is overgebleven.
Wanneer meester Alcar aan André het innerlijke leven van een man op Mars toont, dan is daarin niet meer het gelaat van het vorige leven te zien, zoals dat op aarde wel is:
André keek naar deze mens, hij legde zich neer om te slapen.
Geheel naakt was hij en als een beest behaard.
Groot en sterk was zijn lichaam.
Een reus op aarde was een dwerg in vergelijking met hem.
„Je ziet, André, deze mens bezit het mannelijke kleed, doch ik zie meer en wat ik zie zul je waarnemen.
Ik verbind je met zijn innerlijke leven.
Het verleden zul je zien, want ik blijf met hem verbonden.”
André ging zien.
Voor zich zag hij een tafereel en hij begreep wat dit betekende.
Dit was de eerste stoffelijke graad die de mens op deze planeet had aanvaard.
Hij kende die stoffelijke graden, er waren er zeven.
„Zie je deze toestand, André?”
„Ja, Alcar, is dit de eerste stoffelijke graad?”
„Heel goed, André.
Zie nu naar deze mens.
In hem leeft het bezielende leven dat daar in de eerste graad is geweest en dat leven en organisme heeft hij afgelegd.
Honderden malen keerde het innerlijke leven in een stoffelijk organisme terug voordat het de hoogste stoffelijke graad voor deze planeet behaalde.
Doch dat wezen ging over en wij zien het innerlijke leven terug, maar in een ander gewaad.
Doch er is meer en ik zal je een ander leven tonen.”
Opnieuw ging André waarnemen.
Voor zich zag hij een moeder met kind.
De moeder droeg dit jonge leven en verzorgde het.
„Wat betekent dit beeld, Alcar?”
„Dit betekent, dat de ziel in het moederkleed is afgedaald.
Zie goed en voel aan dat dit zo is.
Dit is op deze planeet alleen te voélen, op aarde kunnen wij dit waarnemen, omdat daar het bezielende leven in een bestaanswezen is overgegaan, dat wil zeggen, men herkent daar de innerlijke mens.
Dat is hier niet mogelijk, omdat het innerlijke leven nog steeds niet de geestelijke afstemming heeft bereikt.
Aan het innerlijk herkent men op aarde de uiterlijke mens, doch eerst aan onze zijde zien wij, dat het bezielende leven het evenbeeld is, zoals het stoffelijke organisme is geschapen.
Heeft het zieleleven in een ander leven geleefd, dan kunnen wij dit waarnemen, want het stoffelijke gelaat ligt aan het innerlijke leven vast.
Wij herkennen dus die andere persoonlijkheid en wij weten, dat dit met een ander leven te maken heeft.
Dit is, zoals ik reeds zei, hier niet te zien, doch alleen te voelen, maar wat men hier wel waarnemen kan is, dat dit wezen hier voor je, in het vorige leven het moederlichaam bezat.
Deze moeder, André, is één en hetzelfde wezen als innerlijk en bezielend leven, wat thans daar, in het scheppend organisme, leeft.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Wanneer de ziel het moederlijke lichaam beleeft, geeft dat gevoelens van zorg voor het jonge leven:
Het kind rust aan haar borst en zij verzorgt het, totdat het jonge leven voldoende kracht bezit en zich kan voortbewegen, doch straks, wanneer het zover is, verlaat de moeder dit jonge leven en is het zelfstandig.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dit kan al als een eerste graad van moederliefde gezien worden:
Dat is tevens de liefde en die voordierlijke liefde moet ontwaken.
Dat gevoel wordt krachtiger, naarmate de mens in zijn lichamelijke afstemming is.
Alles is dus in wording.
Wanneer het jonge leven zijn bestaanstoestand heeft bereikt gaat het heen.
De moeder bekommert zich niet meer om dit kind, dat toch haar eigen leven is, maar daar weet zij niets van.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het is de liefde die ook het moederdier voelt:
De diepe menselijke liefde moet nog ontwaken en geboren worden.
Probeer echter niet haar dit jonge leven te ontnemen, het zou je aanvallen en vernietigen wanneer je haar haar geluk, dat zij als dier voelt, wilt ontnemen.
In de eerste jaren wordt het jonge leven direct door de moeder gevoed, precies als op aarde, daarin is niets veranderd, al is op aarde de lichamelijke bouw in de hoogste graad ontwikkeld.
Het jonge leven ontvangt ook hier die moederkracht, doch straks eet het als de ouderen en verzadigt het zich als het roofdier in de vrije natuur.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Wanneer de ziel als persoonlijkheid disharmonisch handelt, loopt haar persoonlijkheid achter ten opzichte van haar lichaam, want het lichaam functioneert nog volledig harmonisch, alle organen werken harmonisch samen:
Ik zie namelijk, dat de ziel disharmonische wetten heeft geschapen, waarover wij reeds hebben gesproken.
Zij wíl overheersen.
Heeft God dit bedoeld?”
„Neen!
En toch, hoe is het zieleleven van de Aarde?
Het lichamelijke is ook daar het innerlijke vér vooruit.
Archives, 1945
Ook op aarde zal de ziel als eerste bewustzijn de voordierlijke gevoelsgraad beleven, want tot dat bewustzijnsstadium is de ziel op de vorige planeten geëvolueerd:
De eerste levensgraad, het eerste menselijke bewustzijn van de planeet Aarde is voordierlijk.
Archives, 1945
Ten opzichte van het voordierlijke lichaam op Mars kan het lichaam op aarde een juweel genoemd worden:
Volg daarvoor het leven van de Aarde en gij kunt antwoord geven op deze vragen.
Het stoffelijke organisme is bovennatuurlijk in vergelijking met dit monsterachtige kleed.
Het is op Aarde een juweel van kunst, hier is het dierlijk.
Is dit ’n mens, dit gedrocht?
Dit oerwoudbestaan is niets menselijks, is al evenmin te vergelijken met het stadium van de Aarde, want die levensgraden voelen zich anders, hebben méér intuïtie, ook de organismen kregen ruimte, zijn verfraaid, alles aan dat organisme evolueerde.
Archives, 1945
In de tijd dat de eerste zielen op Mars leefden, was de aarde nog niet tot verdichting gekomen:
Thans terug naar de stoffelijke planeet en wij zien, dat voor dit tijdperk de Aarde nog onzichtbaar is en dat zij nog niet aan haar taak kan beginnen, want wij en het dier zijn nog niet zover.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Allen die op aarde leven, hebben Mars achter de rug:
Zijn wij, die op aarde leven, zo geweest?”
„Niet alleen jij en wij allen, doch ook zij die reeds de goddelijke sferen hebben bereikt.
Allen zijn hier geweest en hebben die weg moeten volgen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939