Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘lichtsferen’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘Lichtsferen’.
Onbaatzuchtige liefde
Om een lichtsfeer te kunnen betreden, blijkt liefde het sleutelwoord te zijn.
Het gaat om onbaatzuchtige, altruïstische liefde:
Het moet u nu wel duidelijk zijn dat de sferen van licht zijn opgebouwd door reëel altruïstisch denken en voelen.
Lezingen Deel 1, 1950
Gezamenlijk licht
Theo uit het boek ‘Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven’ vraagt zich af of hij net zoals zijn vader in de eerste lichtsfeer een geestelijke woning kan opbouwen.
Zijn vader en de tweelingziel van zijn vader, Angelica, hebben in deze sfeer een geestelijke woning opgetrokken omdat zij daar een taak hadden waarbij die woning nuttig was.
Maar voor Theo is dit niet nuttig, want hij wil terug naar de aarde incarneren om zich voor de mensheid in te zetten.
Theo vraagt aan zijn vader:
„Kan ook ik mij dan een geestelijke woning scheppen?”
„Dat is mogelijk, doch wij scheppen ons een geestelijke woning als wij dit nodig achten, als de voorwaarden ertoe in ons leven aanwezig zijn.
Dat wil zeggen en betekent, dat wij eerst daaraan beginnen, als wij en onze tweelingziel verder opwaarts gaan in de geest.
Angelica is mijn ziel, zij volgt mij en is eeuwigdurend de mijne.
Wij zijn één in voelen en denken.
Nú kunnen wij ons een woning opbouwen.
Maar is u hierop ingesteld?
Is in u niet het verlangen terug te keren naar de aarde om u daar voor de mensheid in te zetten?
Is het uw wil niet om dáár te dienen?
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
Voor Angelica en zijn vader was hun geestelijke woning een tijdelijk rustpunt:
Zo heeft iedere ziel eigen verlangens.
Wij, Angelica en ik, wensen hier te dienen.
En nu scheppen onze verlangens een geestelijke woning.
De geest van licht, die Gods heilig leven voelt, ingesteld is op de wetten, bouwt eerst dán aan een geestelijke woning als die liefde, die rijpheid, dat bewustzijn in hem is.
Zij wordt dan ons rustpunt waar we ons kunnen terugtrekken en ons stil neerzetten.
Dit hebben wij nu beleefd, Angelica en ik.
We hebben getracht alles te doen om u gelukkig te maken, u wijsheid in de geest te schenken.
In gelukkige rust hebben we nu een tijd hier neergezeten, in volkomen harmonie en vreugde terugdenkend aan wat tot stand kwam.
Ons werk is afgemaakt, onze taak is voorbij.
Straks gaan we dan ook verder, ge hebt dat reeds gevoeld, en treden we de tweede sfeer binnen.
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
In de lichtsferen bouwt men een geestelijke woning met de eigen levensaura:
Toen de wens in ons kwam ons hier neer te zetten, verdichtte zich onze aura en hierdoor bouwde zich ons huis op.
Als vanzelf geschieden deze wonderen, ze komen echter door ons voelen en denken tot stand.
Alles wat ge in en om onze woning waarneemt, is het bezit van Angelica en mij.”
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
Maar die woning is slechts een tijdelijke meditatieplek:
„Als in ons het gevoel komt hoger te gaan, dan wandelen we naar de tweede sfeer.
Ons huis lost dan vanzelf op.
Zo we ons in de tweede sfeer willen vestigen, bouwen we het daar weer op.
Ik legde je al uit, dat we zulks alleen doen, wanneer we dit nódig achten.
Als we in de sfeer der aarde werk te verrichten hebben, of in de hellen een taak volbrengen en aldaar vele jaren blijven om er te dienen en in de geest vooruit te komen, hebben we geen huis nodig.
Hier in de sferen kunnen we per slot binnentreden, waar we willen; iedere woning staat voor ons open om ons rust te bieden en gelegenheid tot meditatie als we dat nodig hebben.
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
Zoals de woning is alles in de lichtsfeer opgebouwd door de levensaura van de bewoners.
Doordat zij licht uitstralen, is de sfeer lichtend.
Als zij allen de lichtsfeer zouden verlaten, zou de sfeer verwazen, want de sfeer bestaat uit hun gezamenlijk licht:
Als u er niet bent, dan verduistert dit licht.
Als u weggaat en u gaat vanuit de sfeer naar de aarde, dan zien wij dat u weg bent.
Want het licht zal kunnen verduisteren.
Wij voelen: één mens, miljoenen mensen gaan naar de aarde en zijn bezig.
Ze maken zich vrij van de sferen en ze nemen hun licht mee.
Dat moet u meenemen.
Uw huis lost op hetzelfde ogenblik op.
Uw tempel die trekt u op, uw ruimte, uw kunst, uw gevoelens, uw moederschap, uw vaderschap, uw bloemen, de liefde voor Moeder Natuur, liefde voor de vogelen, liefde voor de mens, voor de karaktertrekken ...
Staan die open?
Dan ziet u dat alles opgebouwd in uw woning, in uw gewaad.
En wanneer u naar de aarde gaat, u gaat naar de duisternis, naar de duistere sferen, u wilt op aarde hier iets dienen, u helpt bijvoorbeeld een doctor, een technisch wonder, een technisch mens, nietwaar, kunsten en wetenschappen, u bent bezig, dan onttrekt gij uw licht uit de sferen; en wij zien dat.
Ik zie het.
Miljoenen zien dat.
Voelt u wel?
En dan, wanneer u heengaat – wij gaan allen uit die sferen van licht, alles is leeg – dan ziet u de hemelen verwaasd.
Zoals de zon ondergaat, zo verwaast het scherpe, duidelijke licht uit de sferen van licht, want de mens is heengegaan.
Dat bent u.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951