Goedmaken -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘goedmaken’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘goedmaken’.

Alcars verleden

In het boek ‘Het Ontstaan van het Heelal’ beschrijft Alcar in het hoofdstuk ‘Alcars verleden’ een aantal van zijn vorige levens waarin hij aan andere mensen goedmaakte:
Ik zei je, toen ik je mijn levens duidelijk ging maken, dat ik je alleen die zou tonen waarin ik had goed te maken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar toont André (Jozef Rulof) eerst een vorig leven waarin Alcar het moederlichaam bezat:
Ik ga nu duizenden jaren terug en in die duizenden jaren was ik verschillende malen op aarde.
Het eerste leven dat ik ga volgen, daarin bezat ik het moederlichaam.
Het is een wonderbaarlijk en ongelooflijk probleem, doch eenieder die hier binnentreedt zal dat beleven.
In andere levens ging ik eveneens over en dit is juist het ongelooflijkste van alles en toch de waarheid.
Het is echter alleen voor de ziel, de ziel moet dat beleven, anders komen wij niet verder.
Ik heb je dat al duidelijk gemaakt.
Het gevoelsleven zal ontwikkelen en dat is alleen mogelijk, wanneer wij het scheppingsplan kunnen beleven en daar zijn lichamen voor nodig.”
„Dan is toch eigenlijk dat aardse lichaam maar bijzaak, Alcar?”
„Ja, André, maar weet je dat niet reeds lang?
Hoe groot en machtig dat aardse lichaam ook is, het heeft verder geen betekenis meer en zal sterven.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Als vrouw baarde Alcar in dat leven twee kinderen:
Hier heb ik geleefd, André.
Hier baarde ik twee kinderen.”
„Wat zegt u?
U baarde twee kinderen?”
„Is dit voor jou onbegrijpelijk?”
„Neen, dat niet, Alcar, doch het is zo machtig.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Maar de twee kinderen brachten geen geluk:
„Hier, André, vervloekte ik mijzelf en anderen.
Dit is mijn leven geweest en hier begon ik goed te maken.
Ziedaar, André, in deze stille omgeving, aan de rand van dit bos, leefde ik.”
André voelde zich diep wegzinken, de aarde van nu verdween voor zijn ogen, een andere wereld, het verleden, openbaarde zich voor hem.
Daarna ging hij waarnemen.
Mijn God, dacht hij, hoe is het mogelijk.
In een eenvoudige hut zag hij een mens en links en rechts hingen dierenvellen.
Hij begreep wat dit betekende.
„Ik heb je dus met het verleden verbonden, André, zie nu deze moeder.”
Het was een oude vrouw, zij zat daar stil neer.
Een berg van ellende lag om haar heen, arm en verbitterd was zij.
In haar lag haat, dat voelde hij duidelijk.
Stil was het en hij keek naar zijn leider op.
Geen woord durfde hij nu te spreken en wachtte af wat zou geschieden.
Dan zei Alcar: „Ik ga je met haar verbinden.
Voel goed aan en vraag mij als je iets wenst te weten.”
André voelde, dat hij in dit wezen neerdaalde.
Wat ga ik nu beleven?, dacht hij.
In haar lag een verschrikkelijke haat.
Zij dacht eraan om een einde aan haar leven te maken, want zij was hier alleen en verlaten.
Waar waren haar kinderen?
Nu hij daaraan dacht, zag hij onmiddellijk een ander tafereel.
Hij hoorde Alcar zeggen: „Ik ga veertig jaren terug en je zult zien wat ik in de sferen heb mogen zien en de meesters mij toonden.”
André zag nu, dat zij veel jonger was en hij zag twee kinderen, een jongen en een meisje.
Nu vervaagde dit beeld.
Dan zag hij dat er enige jaren voorbij waren gegaan.
Het meisje was ziek en de moeder zat aan haar ziekbed.
Zij was bezig enige kruiden op een vuur te bereiden.
„Nu een ander beeld,” hoorde hij Alcar zeggen; „dat kind gaat over.”
André zag dat dit geschiedde.
Hoe verschrikkelijk was dit voor haar.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
André kan zelfs verstaan wat men toen tegen elkaar zei, omdat de betekenis van de woorden als gevoel in hem komt:
Toen trad er iemand binnen.
Het was een forse gestalte, die om zich heen keek en op haar toetrad.
Een wonderlijk gebeuren ging hij nu beleven.
Hij sprak tot deze vrouw en die woorden kon hij verstaan.
Dit geschiedde doordat hij voelde wat dit wezen zeggen zou.
Voordat hij zijn woorden had uitgesproken, wist André reeds wat hij zou zeggen.
Hij vroeg aan Alcar hoe dit mogelijk was.
„In de geest kennen wij geen talen, André.
Aan onze zijde is het voelen, is het beleven, dus alleen voelen en met die gevoelens zijn wij verbonden en gaan dus in de mens over.
Of dit in het verleden is geschied, dat geeft niet en ook al zijn dit vreemde talen, het is allemaal geen belemmering in ons leven, wij gaan in gevoel over en weten wat zij denken en hebben te zeggen.
In al zijn gevoelens kun je hem nu volgen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar heeft ooit in een vorig leven de jager vernietigd:
Ook hem heb ik eens vernietigd.
Nu zal hij haar vernietigen, door leed en ellende gaat zij ten onder.
Al die ellende doorstaat zij niet, het breekt haar hart.
Hij jaagt op wild en was in zijn tijd daarin beroemd.
Dit leven ligt duizenden jaren terug, André, en toch zien wij daarin terug, kunnen het opnieuw beleven.
Dit kind gaat dus sterven, André, en ook dit ligt vast en op tijd, geen seconde te vroeg of te laat, gaat dit jonge leven over.
Haar man, die steeds en eeuwig weg was, bleef weg toen dit kind overging.
Hard, heel hard was dit en dat zal ook hij eens goed moeten maken.
Hoe kunnen mensen zich op deze wijze vergeten?
Een ander had hij lief en liet haar met al haar ellende alleen achter.
Zij ontving echter wat zij hem eens had aangedaan, doch hij deed opnieuw verkeerde dingen en zo zijn wij als mensen, wanneer wij onszelf niet begrijpen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
En daarna werd de moeder ook haar andere kind ontnomen:
Enige jaren gingen er voorbij.
Haar jongen groeide op en ook dit kind werd haar ontnomen.
Door een wild dier werd het verscheurd.
Nu had zij niets meer, was geheel alleen en verlaten.
Zal zij dit kunnen verwerken?
Zal zij zich staande weten te houden?
Is deze ziel reeds zover en zijn die krachten, wat geestelijk bezit is, in haar?
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Zucht naar rijkdom

Alcar toont een eerder leven dat hij beleefd heeft vóór het beschreven leven als vrouw van de jager:
Zie, André, wij zijn in een ander werelddeel, in het Verre Oosten.
Mijn ouders leefden hier en dat zal ik je tonen.
Ik heb je echter andere toestanden duidelijk te maken.
Vraag mij, wanneer je iets niet duidelijk genoeg is.
Ik ga je met het verleden verbinden; in werkelijkheid is van onze woning niets meer over.
Toch zul je waarnemen, want ook dit ligt vast.”
André voelde zich wegzinken en voelde dat hij in een andere wereld overging.
Voor zich zag hij een groot gebouw.
Een vooreeuws gebouw, met torens en figuren versierd, bouwde zich voor hem op.
Een wonderlijk tafereel speelde zich thans voor hem af.
Zijn leider trad binnen en hij volgde.
In een grote zaal bleef zijn leider staan, nadat hij verschillende kleinere kamers was doorgegaan.
„Ziedaar, André, een moeder met haar kind.”
André zag beide wezens en verwonderd keek hij naar dit tafereel.
Hoe kan het, dacht hij, wat een groot wonder!
Nu hoorde hij Alcar zeggen: „Deze moeder was mijn moeder, André, en dit leven ligt voor dát, wat ik je zo-even heb getoond.
Doch hierin beleefde ik haat en geweld en vernietigde ik hem, die daar binnentreedt.”
Op hetzelfde ogenblik zag André een mens binnentreden.
„Mijn vader, André, hem heb ik vernietigd.
Op gemene wijze maakte ik aan zijn aardse leven een einde.
Ik ga eerst nú in deze toestand over, omdat ik wilde dat je hem zou kennen en weten waarom ik had goed te maken.
Ook mijn moeders leven heb ik bezoedeld, maar zij was verder dan wij op de geestelijke weg.
Aan mijn vader heb ik goedgemaakt, aan mijn moeder zal ik goedmaken, doch in een ander leven.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar kreeg een nieuw lichaam om als ziel verder te kunnen evolueren:
Doch dit is Gods wil niet, André, dit is oorzaak en gevolg, wonderen van natuurwetten, die wij alleen aan deze zijde kennen, maar als mens op aarde beleven.
Mijn moeder heb ik bedrogen en bestolen.
In dat leven waren wij rijk en bezaten alles, wat zich een mens in zijn aardse leven maar kan denken.
Na de dood van mijn vader ging ik heen en keerde niet terug.
In dat leven ging ik ten onder en mijn moeder stierf van verdriet.
Beiden had ik dus omgebracht.
Voor de aarde werd ik niet gestraft, men kon mij niet straffen, want in alle eenzaamheid bracht ik hem om.
Toch wist en zag één kracht toe wat ik deed.
God wist het en toch strafte God mij niet.
O, hoe heb ik gebeden, toen ik dat diepe probleem begreep.
Maar eerst in de sferen van licht, daar boog ik mijn hoofd en dankte ik God voor alles.
God strafte mij niet, integendeel, ik ontving een ander lichaam en werd opnieuw geboren.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Ziel en persoonlijkheid

In dat nieuwe leven kon Alcar zich als ziel bevrijden van het vorige door als vrouw de jager te dienen:
Hoe was daar mijn leven?
Hij kon met mij doen wat Hij wilde en de straf die ik van hem ontving was, in vergelijking met dat wat ik had gedaan, een begenadiging.
Wanneer ik mijzelf niet had omgebracht, was een diep menselijk leed het mijne geworden, doch dat was niet nodig geweest.
Daarin zien wij weer een ander probleem.
Honderden wetten liggen hieraan vast, André, maar al die wetten kan ik niet behandelen, want dat gaat te ver.
Waarom bracht hij mij echter niet om?
Ik had hem immers ook omgebracht?
In de natuur is die kracht niet aanwezig, want dat is een Godswet en God kent geen haat.
Doch er geschiedde heel iets anders, want ik diende, moest en zou dienen, want ik werd moeder.
Daarin, in dit moederschap, de geboorte, het dragen van zijn leven, dat ik onderging, ligt mijn goedmaken.
Aan hem was ik dat verschuldigd en ik maakte goed.
Ik gaf mijzelf geheel en deze diepte kent geen mensenkind op aarde, want daarin ligt Godswijsheid en Alliefde.
Met het heelal, met het oneindige, met oorzaak en gevolg, met duizenden wetten kom ik nu in verbinding, wanneer ik je dit grote probleem zou willen verklaren.
Toch is het mogelijk, want wijzelf hebben al die wonderen en wetten beleefd.
Hij ging heen, omdat hij mij niet nodig had, toch zou ook hij dat weer goed moeten maken.
Luister, mijn zoon, luister goed, hoe diep dit alles is.
Hij moest ook dat goedmaken, want een geest van het licht handelt anders, kan zo niet handelen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Wie kent zichzelf?
André was diep in gedachten.
Wie kent zichzelf, wie durft van zichzelf te zeggen, ik ben goed, ik weet het, ik voel het, zó is het?
Voor hem was dit alles een les, een levensles, die hij nimmer meer zou vergeten.
Daarover kon hij geen vragen meer stellen, hij wist niet hoe te moeten denken.
Zo waren de mensen op aarde en van al deze wonderen en wetten wisten zij niets.
God?
Ja, wie kent God?
Niet één mens op aarde kende God, want dan kenden zij deze wetten en wonderen eveneens en dat was niet mogelijk.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Zorgzame dochter

Alcar toont vervolgens een incarnatie die volgt op de beschreven levens.
In dat nieuwe leven werd hij geboren bij een moeder, die hij als ziel al kende van vroeger.
Zij was ook zijn moeder geweest in het rijke leven waarin hij zijn moeder had bestolen en verlaten:
„Zie, mijn zoon, we zijn weer in een ander land en wel in het Westen.
Mijn ouders leefden op het land en werkten hard voor hun brood om te kunnen leven.
Waarom zou ik hier worden geboren?
Wie was het die mij aantrok?
Ik zal je dit beeld tonen.”
André ging waarnemen.
„Hoe is het mogelijk, Alcar.
Is zij uw moeder, opnieuw uw moeder?”
„Ja, André.
Zij was het die mij aantrok, aan haar had ik goed te maken.
Wie is het echter die ons verbindt?
Is dit God?
Is dit een wet?
Dan is die wet en tevens God onfeilbaar, want honderden jaren liggen hiertussen.
Is dat op zichzelf al geen groot wonder, dat op die grote planeet zich twee zielen vinden?
Kunnen wij mensen deze wonderen en wetten berekenen?
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In dit nieuwe leven kreeg hij de kans om aan zijn moeder goed te maken:
Is het niet wonderbaarlijk, André, want ik heb deze twee wezens het leven op aarde vernietigd.
Ik dacht aan geen wetten, aan geen God, ik dacht alleen aan mijn eigen leven.
Toch werd ik hier geboren, maar al die rijkdom kenden wij hier niet.
Mijn vader was thans een andere ziel, een vreemde voor mij, doch mijn moeder had weer met hem te maken.
Maar wat geschiedde er in dit leven?
Ik zal je daarvan vertellen, luister.
Toen mijn moeder mij droeg, zij bezat dus opnieuw het moederlichaam, viel zij in een diepe kuil.
Dit gebeurde tussen de vierde en vijfde maand.
Ogenschijnlijk was er niets, doch toen ik was geboren, begon enige maanden daarna de ellende en kon zij geen voet meer verzetten.
Zij ontving hulp en ik groeide op.
Toen ik veertien jaar was, ging mijn vader over en bleef zij met mij alleen achter.
Met mijn vader, André, had ik geen verbinding, met andere woorden: aan hem had ik niets goed te maken, alleen mijn moeder en daarom zou zij hem ontmoeten.
Doch je ziet, hoeveel problemen wij beleven.
Ik zei je zo-even, toen ik de leeftijd van veertien jaren had bereikt, ging mijn vader over.
Wij beiden bleven alleen achter en ik heb deze ziel verzorgd, voor haar gewerkt en heb dag en nacht mijn best gedaan tot mijn dertigste jaar.
Toen ik dus dertig jaren oud was, ging ook zij over.
Zij heeft veel geleden en toch was ook zij niet aan haar laatste leven, maar moest naar de aarde en in andere levens terugkeren.
Nog eenmaal zou ik haar ontmoeten en dat was in Jeruzalem, doch eeuwen later.
Daar kom ik straks op terug, als ik zover ben, maar nu ga ik met mijn eigen leven verder.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar heeft aan beide ouders goedgemaakt, waarmee hij zich in het rijke leven in disharmonie had gebracht:
Beide wezens heb ik dus ontmoet en heb voor beiden gedaan wat ik zou moeten doen.
Onze zielen trokken elkander aan en het is niet God, maar het is de wet van oorzaak en gevolg die dit alles tot stand brengt.
Een onzichtbaar iets verbindt de mens, het leed aan anderen aangedaan roept ons een halt toe.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Ook in dit leven als zorgzame dochter bezat Alcar het moederlichaam:
Ook ik bezat het moederlichaam.
Ik verbond mij met een wezen en daaruit werd een kind geboren.
Dit was een meisje en die ziel, die in dit stoffelijke kleed leefde, werd mijn vriend.
Van deze tijd af zie ik dit leven enige malen terug en heb dus met dit zieleleven te maken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
En ook hierin bleef de moeder alleen achter:
Een ziekte, die vele levens van de aarde riep, verbrak dit gezin en zo bleef ik weer alleen achter.
Had ik nog niet genoeg geleden?
Aan mijn vader en moeder niet alles goedgemaakt?
Ik stond voor een nieuw probleem, want ik stond voor mijn eigen leven, voor zelfmoord.
Ik dacht aan zelfmoord, wilde een einde aan mijn leven maken, omdat ik alleen en verlaten achterbleef op deze grote aarde.
Denk je dit leven eens in, mijn zoon, voel wat het zeggen wil, daarin te moeten leven.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Zelfmoord

Dit was niet de eerste keer dat ze eenzaam achterbleef en aan zelfmoord dacht.
In het vorige leven met de jager had ze een soortgelijke situatie beleefd.
Toen haar kinderen daar overleden waren en haar man wegbleef, stond ze voor een verdriet dat ze in dat leven niet kon dragen:
Zij kon dit echter niet dragen, André, en maakte een einde aan haar aardse leven.
Zie en neem waar, mijn jongen.”
André zag dit afschuwelijke tafereel.
Zij had zich opgehangen.
Mijn God, wat een ellende en hij keek naar zijn leider.
Alcar was in gedachten verzonken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar zag deze levensfilm in de tempel der ziel:
Lang duurde het voordat hij kon spreken, dan zei André tot Alcar: „U heeft dit moeten beleven, Alcar?
U maakte eens een einde aan uw leven?
En thans bent u in de vijfde sfeer?”
„Ik schaam mij er niet voor, André, want ik heb goedgemaakt en die lange weg bewandeld.
Dit is eens geschied.
Dit alles zag ik in de tempel der ziel en heel veel andere ellende meer, toen mijn eigen levensfilm werd afgedraaid.”
André kreeg tranen in de ogen.
Dit ontroerde hem diep.
Zijn leider was een engel van het licht en toch eeuwen geleden had hij dit gedaan.
Alcar zag op zijn eigen verleden terug en daar was moed voor nodig.
„In dit aardse lichaam, André, leefde ik als de astrale mens.
Ik, als een deeltje van God, leefde daarin, want ik ben geest en mens, ik ben ziel en leven.
Als mens voelde ik geen liefde en mijn ziel, ikzelf dus, zou dit moeten beleven.
Ik leefde, doch ik begreep dat leven niet.
Dat zou ik mij echter eigen moeten maken en daarvoor waren vele andere levens nodig.
Hier was ik teruggekeerd om goed te maken, doch al dat leed brak mij doormidden en daarom maakte ik een einde aan dat leven.
Hierdoor - en dat zal je thans duidelijk zijn, ik heb je van de ziel verteld die wij volgden, ook zij ging telkens en telkens ten onder - deed ik meer kwaad dan goed en deze afschuwelijke fout moest ik beleven.
Mijn ziel, ikzelf, verteerde van haat jegens hem die mij dit aandeed.
God kon geen liefde bezitten, want dit was niet te dragen en ik vervloekte Hem en allen die van Hem spraken.
In mij was er een geloof en toch was de Christus nog niet op aarde.
Doch er waren andere profeten en wij hadden een God leren kennen.
Kun je mij nu voelen, André?
Ik zal tot die tijd terugkeren, dan kun je aanvoelen dat ik het ben, die in dit stofkleed, het moederlichaam leefde.
Wat voel je André?”
„Ik kom van haar tot u, Alcar, dat voel ik heel duidelijk.”
„Zo is het, André.
Ik daalde in die tijd af en aanvaardde voor een kort ogenblik dat leven, mijn gevoelswereld dus uit die tijd.
Wij kunnen daarin overgaan en dan zijn wij dus zoals wij toen voelden.
Ik ga nu verder en zal je nog meer tonen en duidelijk maken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De vrouw beleefde de geestelijke gevolgen van zelfmoord, zoals die door Lantos zijn beschreven in het boek ‘De Kringloop der Ziel’:
Hierin vergat ik mij en wat ging er thans geschieden, wat gebeurde er met mij en mijn stofkleed?
Met mij geschiedde, wat met iedereen zal gebeuren die een einde aan zijn leven maakt.
Ik zat aan dit stofkleed vast en zou het verrottingsproces, dat Lantos heeft beschreven, beleven.
Dit was mijn einde op aarde en het binnentreden in de geestenwereld.
Zie nu naar dit lijk, André.
Naast het stofkleed zie je het andere wezen, het astrale en dat is het geestes- of zieleleven, ben ikzelf dus.
Ik beleefde het loskomen van mijn stofkleed en moest dus wachten, tot dat stofkleed verteerd was.
Dit lijk werd eerst maanden later gevonden en begraven.
Hieronder ligt mijn stoffelijke lichaam en toen dit was begraven, brak men deze hut af en was ik vergeten.
Dit betekende het einde van een aards leven als mens.
Maar toen mijn stoffelijke lichaam na vele jaren was verteerd – ook dat heeft Lantos beschreven en hij beschreef dit voor mij, omdat ik je daar anders een volledige verklaring van had moeten geven – dwaalde ik in de astrale wereld, in een lege ruimte rond en ook daaraan scheen geen einde te komen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
André ziet hoe Alcar zijn eigen verleden volgt:
Wij zullen nu eerst dit astrale beeld volgen, dan kun je zien wat ik heb beleefd.
Ik ga dus in een andere toestand over.
Thans zie je dat ik van mijn stofkleed ben bevrijd; wij zullen het volgen.”
André ging waarnemen.
Hij zag het astrale wezen naast het lijk en zag tevens dat in die levenloze massa nieuw leven kwam.
Dan zag hij dat dit wezen heenging en volgde Alcar zijn eigen schim.
„Een wonderbaarlijk gebeuren, André, maar verschrikkelijk voor hen die dit in werkelijkheid moeten beleven.”
Daar wandelde de astrale mens en tevens wandelde hier zijn leider in zijn eigen geestelijke afstemming die hij nu bezat.
Een ongelooflijk tafereel.
Alcar bleef zijn eigen schim volgen.
Als hem ooit een wonder was getoond, dan was het nu.
Als hem iets ontzag deed inboezemen voor Gods heiligheid, dan was het dit gebeuren.
Mijn God, hoe diep is alles, hoe waar is Uw leven.
Een mens als geest, als leven, volgde de ware en waarachtige werkelijkheid, het verleden liep daar voor hem.
Ongelooflijk en toch zo natuurlijk.
Hij voelde beide wezens, van het wezen daar voor hem, kwam hij bij die andere mens, zijn leider Alcar.
Een geest van het licht was zijn leider, want hij leefde in de sferen van licht, in een toestand van rein geluk, maar daar wandelde niets dan ellende en narigheid; van onkunde en gebrek zou dat wezen moeten omkomen.
Ach, hoe afschuwelijk, dacht André.
Toch voelde hij de diepe waarheid van deze gebeurtenis.
André zag, dat zij zich neerzette en onmiddellijk in slaap viel.
Zo had Lantos het beleefd, zo had Alcar het beleefd en wellicht ook hij.
Nu zag hij, dat zij ontwaakte en opnieuw ging zij voort, het onbekende tegemoet.
André zag haar gaan en volgde haar.
Hij durfde niet meer opkijken, want was dit Alcar?
Hij kon er nog steeds niet over uit, kon het bijna niet geloven, maar hij moest het wel aanvaarden.
Dan keek hij weer naar haar en zag dat zij neerviel en van vermoeidheid voor de tweede maal in slaap viel.
Och, och, dacht hij, wat een ellende.
Was dit zijn leider in de sferen getoond en had hij dat daar moeten beleven?
Het was verschrikkelijk.
Dit wezen lag daar, maar hij durfde nu geen vragen te stellen.
Toch kwam er een drang in hem en hij voelde dat Alcar wilde dat hij het deed.
Toen vroeg André, maar bleef voor zich kijken: „Hoelang duurde deze slaap, Alcar?”
„Maandenlang, André.”
Ongelooflijk is het, ontzettend en afschuwelijk, dacht hij.
Nu zag hij een ander tafereel.
Hij zag dat zij weer opstond en opnieuw haar waanzinnige reis ging aanvaarden.
Dan zei Alcar: „Deze reis duurde vijftien lange jaren, André.
Ik heb dat beleefd, mijn zoon en daarom weet ik ook wat leed en smart en alle andere ellende op aarde betekent.
Er is geen leed op aarde, of ik heb het beleefd.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Maar ook daar kwam weer een einde aan door de wedergeboorte:
Toch kwam dat einde en loste ook die wereld voor mij op en trad ik de wereld van het onbewuste binnen.
Daar wachtte ik op een nieuw lichaam, want ik moest verder en opnieuw worden geboren om goed te maken.
In dit leven echter had ik meer vernietigd dan goedgemaakt en toch was dit leven niet voor niets geweest, maar waarvan ik niets begreep, noch voelde.
Ik zou in dat leven heel oud zijn geworden, maar op vierenzestigjarige leeftijd maakte ik er een einde aan en ik heb toen vijftien lange jaren, de jaren die ik nog had moeten leven, in de stilte lopen ronddwalen.
Ook daarvan heeft Lantos verteld en dat behoef ik je dus niet duidelijk te maken.
Begrijp je, André, waarom, als ik hier even op doorga, Lantos van zijn leven mocht vertellen?
Dat deed hij voor mij, omdat ik te veel ander werk had te verrichten.
Daarbij komt, dat hij zijn eigen belevenissen kon vertellen, want in zijn leven lag diepte en een groot wonder, wat de wedergeboorte op aarde is en wij in Marianne vertegenwoordigd zien.
Hij vertelde van zijn aardse leven, het binnentreden in de astrale wereld en daarna wat hij in het leven van de geest beleefde.
Ik zei, na die lange wandeling loste ik in de wereld van het onbewuste op en wachtte ik op een nieuwe geboorte.
Als de wedergeboorte geen feit was en voor de ziel niet was geschapen, als God ons deze grote genade niet had kunnen geven, geloof mij, dan had ik daar in die lege ruimte alleen en verlaten moeten blijven voortleven en was er voor mij en voor hen die een einde aan hun aardse leven maakten, geen verandering gekomen.
Want hoe zou ik daaruit zijn gekomen?
Wie kon mij daarvan bevrijden?
Geen mens en geen geest, alleen God.
Doch ik zou een nieuw lichaam ontvangen, want ik had nog goed te maken en daarvoor kwam ik weer op aarde.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Zo heeft hij al zijn verkeerde gedachten naar het licht gebracht:
Er zou nog meer komen, want alles, tot zelfs de laatste verkeerde gedachte, zou ik goed moeten maken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Om te komen tot een wedergeboorte, daalt de ziel van Alcar af in de wereld van het onbewuste:
Toen die vijftien jaren voorbij waren, André, loste ik op, een andere wereld trok mij nu aan.
Een ander wonder geschiedde er, mijn zoon, en je zult ook dat wonder zien en beleven.
Zij, André, daar voor je, deze mens loste op en je weet reeds welke wereld haar aantrok.
Daar zal zij leven en afwachten.
Vele honderden jaren moest zij afwachten, om opnieuw te worden aangetrokken.
Toch moest zij terug naar de aarde, want op de planeet aarde leefden al die mensen waaraan zij had goed te maken.
En dit wonder geschiedde.
Zie nu hoe natuurlijk alles is.
Je hebt (in de tempel der ziel) waargenomen hoe zich het universum verdichtte.
Dán heb ik je getoond hoe het embryonale leven zich verdichtte en oploste, toen het ene in het andere leven overging.
In alles hebben wij dat van het beginstadium af kunnen volgen.
Verdichten en oplossen, verbinden en aantrekken, geboren worden en sterven, dat is Gods schepping.
Ook nu loste deze ziel op en werd door een andere wereld aangetrokken.
In slaap, van niets meer bewust, zou zij zich gereedmaken, om straks opnieuw te worden geboren.
Nog is zij een schim van de werkelijkheid.
Zie, André, hoe zij oplost, hoe zij langzaamaan verdwijnt, aanstonds zie je haar niet meer.”
André nam dit waar.
Een ander wonder had hij leren kennen.
Dit was geweldig, zoals alles geweldig en wonderbaarlijk was.
„Nu is zij heengegaan, mijn zoon, weg in deze diepe duisternis.
Dit alles heb ik je reeds duidelijk gemaakt, thans echter heb je ook dit grote wonder mogen beleven.
Zij, deze ziel, keert tot het eerste stadium terug, doch is op aarde geweest als mens.
Ikzelf daalde daarin af en wist van niets meer af.
Een andere wereld nam mij op, daarin leefde ik, daarin kwam ik tot rust.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In die wereld van het onbewuste wachten miljoenen zielen op de wedergeboorte:
In deze wereld leven dus miljoenen levens, vonken van God.
Allen zijn mensen, hebben op aarde geleefd en allen zullen dit beleven, maar weten in hun volgend leven op aarde daar niets van.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De ziel gaat terug tot haar allereerste stadium, om het embryo van het nieuwe leven te kunnen bezielen.
Om deze bezieling te bereiken, wordt het menselijke bewustzijn afgelegd.
Wanneer Alcar André verbindt met de wereld van het onbewuste waarin de ziel afdaalt, heeft André het gevoel dat hij zijn bewustzijn verliest:
„Het is een groot wonder, Alcar, en ik heb er geen woorden voor.
Hoe is het mogelijk, wie zal daar nu aan denken?
Zo ver terug, tot het allereerste stadium van alles, neen, daaraan heb ik niet gedacht.”
„Je ziet, toch moeten wij in vele toestanden tot het beginstadium terugkeren, willen wij vele vragen kunnen beantwoorden, want daarin ligt en leeft het antwoord, ligt de heilige waarheid van alles.
De ziel moet tot het eerste stadium terugkeren, wil het innerlijke leven in het embryo kunnen overgaan.
Ik heb je dat duidelijk gemaakt, daarover behoef ik het dus niet te hebben.
Maar dat eerste stadium behoort tot de duisternis, voordat God zich openbaarde.
Er was dus nog geen bewustzijn – ik spreek nu niet van God, doch van het menselijke stadium – en omdat er geen bewustzijn is, overvalt de ziel deze werking, wanneer wij hier als mens, als geest dus, binnentreden.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Na het leven met de jager dat door zelfmoord eindigde, incarneerde Alcar als zorgzame dochter om aan haar moeder goed te maken.
In dat leven krijgt ze later een gezin, maar verliest haar man en kind door ziekte.
Hierdoor komt ze in een soortgelijke situatie terecht als in het vorige leven.
Opnieuw denkt ze eraan haar ellende te ontvluchten door zich van het leven te beroven.
Maar iets in haar biedt nu weerstand aan deze gedachte, waardoor ze niet tot handelen komt.
Alcar zegt hier over zichzelf:
Ik bleef in leven, maakte er geen einde aan en stierf op hoge leeftijd.
Ik had dus geen einde aan mijn leven gemaakt, maar zwierf eenzaam en verlaten rond, want iets hield mij staande en dat is het wat ik je duidelijk maakte.
In mijn eigen leven zou ik ontwaken.
In mij was er iets dat weerstand bood aan al deze ellende.
Voel je hoe wij ontwaken, André?
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Daarom bleef juist zij alleen achter:
Ik echter zou moeten tonen wat ik wilde, die werking, dat vorige leven had ik dus reeds beleefd, maar toch was ik daarvan niet geheel vrij en was met dat leven nog in verbinding.
Ik bleef alleen achter en dat alleen achterblijven is ook wonderbaarlijk, want ik vraag je, waarom ik en die anderen niet?
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het is dan herhaling óf hoger gaan:
Ik moest bewijzen brengen wat of ik wilde, mijn leed dragen of opnieuw vernietigen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dat leven was dus ook om hierin verder te raken:
Dat leven was dus voor mijzelf, maar nog had ik niets verdiend.
Wij zien thans, André, dat in één leven vele problemen aanwezig kunnen zijn, maar dat wij die problemen niet kennen.
Toch heeft alles betekenis.
Wanneer wij willen dragen, dan komt vroeg of laat aan al die ellende een einde, want er moet een einde komen, omdat wij in andere levens moeten overgaan en ook daarin goedmaken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De gevoelens voor zelfmoord moesten nog overwonnen worden:
Want waarom ging dit kind zo vroeg over?
Waarom ging dat andere wezen, dat mijn man was, over?
Waarom bleef ik alleen achter?
Alweer problemen, maar wij weten nu dat mijn gevoelens voor zelfmoord overheersten.
Doch wie zorgt voor dit alles?
Wie wil dat wij dat beleven en wie zorgt voor deze kosmische orde?
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Tot rust

Dan maakte Alcar weer de overgang van vrouw naar man:
Weer zou ik op aarde terugkeren.
In al die toestanden had ik mij de moederliefde eigen gemaakt, thans ging ik tot de scheppende kracht over.
In het ene leven ontving ik aards bezit, in het andere moest ik mij een eigen toestand scheppen.
In het ene leven duurde het honderden jaren voordat ik opnieuw werd geboren, in het andere weer korter voor ik een nieuw lichaam ontving.
Ook dat heeft een kosmische betekenis, maar dat zal ik nu niet volgen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar volgt een incarnatie in Egypte:
Het volgende leven dat ik waarnam en waarin ik was overgegaan, leefde ik in Egypte.
Het is alles zo wonderbaarlijk, André, en voor de mensen op aarde raadselachtig, maar je kunt mij geloven, want ik spreek de heilige waarheid.
Ik hielp mee aan een kosmisch plan, een gebeurtenis die met de diepe menselijke geschiedenis heeft te maken.
Ik hielp bouwen aan de Piramide van Gizeh.
Ik zag mijzelf en ik zag hem die ik vernietigde.
Wij waren bezig steen voor steen omhoog te brengen.
Hij, die ik vernietigde, ontnam mij mijn liefde.
Ik wachtte reeds lang op het goede ogenblik en dit ogenblik kwam.
In een worsteling stootte ik hem naar beneden, waarna hij enige dagen later stierf.
Hierin schiep ik opnieuw leed en smart.
Dat leven ging in een chaos voorbij en ik trad de astrale wereld binnen.
Opnieuw werd ik geboren en zag dat ik weer in Egypte leefde.
In dat leven was ik de slaaf van mijn meester.
Op een keer was mijn meester op jacht en plotseling werden wij aangevallen.
Ik sprong voor hem en het monster doodde mij.
Een heel eenvoudig iets, doch dit zou geschieden.
Op jeugdige leeftijd ging ik over.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In een volgend leven in Jeruzalem kwam hij tot rust:
Kom, André, hier ben ik bekend en ook jij zult deze heilige stad kennen.
Hier leefden wij eens, ik als de vader, mijn moeder als mijn gade en hij, mijn vriend, als ons kind.
Ik zal je dat beeld tonen, daaraan liggen schone herinneringen vast.
Hier ontwaakte ik, mijn zoon, en werd ik wakker en bewust.”
Alcar liep nu een zeer nauwe straat in.
„Ons huisje is verdwenen, maar toch zal ik daar komen waar ik eens leefde.
Het geestelijke is en blijft voor alle eeuwigheid, dat is niet te verbreken, noch te verwijderen.
Ziedaar, André, een van mijn vele woningen op aarde.”
André ging waarnemen.
Voor zich zag hij het verleden.
Uit steen en klei was deze woning opgetrokken.
Wat zou hij thans weer zien en beleven?
Alcar trad binnen en hij volgde.
Dan zei zijn leider tot hem: „Zie je daar die vrouw, André?”
Op hetzelfde ogenblik manifesteerde zich een ander tafereel en zag hij wat zijn leider hem vroeg.
„Ja, Alcar, ik zie en vind het wonderbaarlijk.”
„Mijn vrouw, André.
Ik zal je enige taferelen uit die tijd tonen en je met haar innerlijke leven verbinden.
Zie haar geestelijke uitstraling!
Zie hoe zij straalt, hoe haar innerlijk bezit is.
Zij is dertig jaren oud en eens was zij mijn moeder.
Een ongelooflijk wonder en toch is dit de heilige waarheid.
Haar ziel is gereed veel liefde te geven, innerlijk draagt zij dus een groot bezit.
Het innerlijke bezit, daarin ligt alles wat de mens zich in duizenden levens eigen maakte.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In dit leven ging Alcar in een hogere gevoelsgraad over:
Ik zal je nu een ander tafereel tonen.
Zie, mijn zoon, het verleden ligt voor je open.”
André zag een ander wezen.
Deze mens was groot en breed en in de volle kracht van zijn leven.
Bij hem was een kind, een jongen van een jaar of zes en zij traden de woning binnen.
Hij voelde wat dit had te betekenen.
Dat was Alcar, het kon niet anders.
Hij keek naar zijn leider en wachtte af of Alcar dit zou bevestigen.
De vrouw omhelsde hen beiden.
Dan zetten zij zich neer en hoorde hij hen spreken.
Ook dit was wonderlijk, want hij verstond ieder woord dat werd gesproken.
Het ging over dagelijkse dingen en het betrof hun kind.
Toen zei Alcar: „Dat ben ik, dat was ik eens, André.
Hier heb ik geleefd.
Dit is mijn moeder van eeuwen geleden en dit kind is mijn vriend, waarvan ik je vertelde.
In dit leven was er rust, althans in de eerste jaren en leerde ik mijzelf kennen.
In dit leven en vele andere kwam ik tot rust, ging ik zelf in een andere gevoelswereld over.
Op onze vorige reis heb ik je dat duidelijk gemaakt.
Hier moest ik hard werken voor het dagelijks brood.
Hier, in het Heilige Land, dat toen nog niet heilig was en waarvan nog niets bekend was, ook al werd er over iets wonderbaarlijks gesproken, doch de zekerheid daarvan kende men niet.
Men wist nog niet dat de Christus zou komen.
Vele jaren later geschiedde dit wonder, maar wij hebben dat niet mogen beleven.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dan richtte Alcar zich op de kunst:
„Waar bent u heengegaan na Jeruzalem, Alcar?”
„Ik werd daarna in Italië geboren en keerde daar tweemaal terug.
Het eerste leven eindigde daar door een stuk steen, want ik wilde mij de beeldende kunst eigen maken.
Nogmaals keerde ik daar terug en bereikte een hoge leeftijd.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dit zijn maar enkele uit duizenden levens:
Duizenden levens heb ik in die miljoenen jaren beleefd.
In het ene leven bezat ik het mannelijke kleed, in het andere bezat ik het moederlichaam.
Dat heeft ieder mens te beleven, goedmaken en terugkeren, geboren worden op aarde en sterven.
Daarna het binnentreden in de geestelijke wereld, maar steeds en steeds weer in de wereld van het onbewuste, om daar af te wachten tot een nieuw lichaam gereed is, waarin men zal neerdalen om dát goed te maken, wat eeuwen en eeuwen voordien geschiedde.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Hierdoor heeft hij de sferen van licht bereikt:
Hierdoor evolueerde ik en als dit niet mogelijk was geweest, kwam aan mijn aardse leven geen einde, had ik nooit de sferen van licht kunnen bereiken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het goedmaken brengt ons naar de sferen van licht:
Niet één ontkomt hieraan, want als dit niet mogelijk was, hoe zouden dan de mensen de sferen van licht kunnen bereiken?
In de sferen van licht, waar niets, niets in ons moet zijn wat tot de aarde behoort of het houdt ons tegen, verspert ons de weg om die reine sferen te betreden.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op deze wijze ontwaakt de innerlijke mens:
Dit alles wil ik aan de mensheid brengen, ik wil hen de ogen openen, hen voor eigen ondergang behoeden.
Als ik één mens bereik, ik heb dat reeds vele malen gezegd, dan ben ik reeds tevreden.
Eén mens voor die ellende te mogen behoeden, dat is reeds een grote zegen.
Wij allen maakten een einde aan het aardse leven, géén uitgezonderd.
Allen vroegen wij waarom en waarvoor, vervloekten God in de Hemel en toch hebben wij onszelf leren kennen, leven thans in de sferen van licht en anderen hebben het Al reeds bereikt.
Zo is ons leven, op deze wijze ontwaakt de innerlijke mens.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Ook de jager werd kunstenaar

De jager had al alles in zich om kunstenaar te worden:
Nu ga ik je even met een ander probleem verbinden en ook dat is een wonder.
Ook dat heb ik beleefd, doch in mijn laatste leven op aarde, waarin ik kunstenaar was.
Ik ga je met hem verbinden die wij zo-even hebben gezien en die heenging.
Van deze plaats af is dat mogelijk.
Zie dus, André, hij die mij verlaten heeft en niet meer terugkeerde.
In dit leven was hij verschrikkelijk, doch in het leven dat voor dit leven ligt, was ik het, die hem vernietigde.
Tientallen levens had ook hij nog te beleven, voordat hij in zijn laatste leven op aarde overging.
Maar in mijn laatste leven op aarde, in dat waarin ik kunstenaar was, dus vele en vele eeuwen verder, was deze ziel mijn meester in de kunst.
Wie had dit kunnen denken, wie zal dit kunnen weten en wie zal dit aanvaarden?”
„Hoe is het mogelijk, Alcar.”
„In de sferen van licht heb ik dat alles kunnen volgen.
Hij werd een beroemd mens en men zal hem thans op aarde niet meer vergeten.
Doch denk je nu eens in en blijf bij deze toestand.
Wie zou daaraan kunnen denken?
Als dit leven voor hem en voor mij het laatste was geweest, als er geen wedergeboorte was, waren wij beiden geen kunstenaar geworden.
Zie dit toekomstbeeld, voel aan hoe machtig, hoe diep dit is.
Als God ons de genade van de wedergeboorte niet had gegeven, was er voor hem en voor mij geen verandering gekomen.
Zie hem gaan.
In hem ligt nu reeds een bruisende natuur en hij bezit alles om kunstenaar te worden.
Daar gaat deze ziel, die mensen niet kunnen peilen.
Nu jaagt hij en blijft tot zijn einde jagen en toch zal hij eens beroemd in kunst worden.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Deze man wordt de leermeester van Anthony van Dyck:
Eerst in de zeventiende eeuw waren wij tezamen op aarde en was hij mijn leermeester.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Maar voordien had hij hem reeds in de sferen van licht leren kennen:
Doch daarvoor leerden wij elkander in de sferen reeds kennen en ook daar was hij mijn meester.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Ze reïncarneerden voor een taak:
Dan werden wij geboren en hebben beiden een zending volbracht.
Denk je dit nu eens in, André, die zending zouden wij eerst duizenden jaren later volbrengen.
Zouden wij dan God niet dankbaar kunnen zijn?
Zie in mijn leven en zie in dat van hem.
De aarde vergeet ons niet, onze kunst is daar en zal daar blijven.
Wij beiden gingen echter onze eigen weg, in al die eeuwen had ik hem niet meer gezien.
Toen dit leven voorbij was, werd zijn ziel, hijzelf, door andere levens aangetrokken en zou hij goedmaken.
Daarvoor moest hij van het ene leven in het andere, van het mannelijke in het moederlichaam.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op aarde wisten ze van dit verleden niets meer af:
„Wat een wonder, Alcar.
Wist u op aarde dat u hem eerder had ontmoet?”
„Neen, eerst toen ik de derde sfeer had bereikt, werden mij al mijn levens getoond en ook dit leven.
Op aarde wist ik er niets van en ook hij niet, omdat wij zo ver nog niet waren.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Hun verleden van duizenden jaren geleden was ver weggezakt:
Hij daar, mijn meester op aarde, eens echter, vele duizenden jaren geleden, mijn echtgenoot.
Hoe ongelooflijk dit alles voor de aarde ook is, ik heb je dit aan deze zijde duidelijk mogen maken en eenieder zal aan deze zijde daarmee verbonden worden.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Pas als alles in harmonie is gebracht, verbreken de onzichtbare banden:
„Als alles is goedgemaakt, wat geschiedt er dan, Alcar?”
„Dan scheuren aura’s vaneen en lost haat, jaloezie en alle kwaad op en kunnen wij gaan waarheen wij willen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dan is de beleefde ellende getransformeerd tot een hoger gevoel:
Wanneer de mens een einde aan zijn stoffelijke leven maakt, is dat het aller-, allerlaatste wat wij kunnen doen.
De diepe droefheid die in ons ligt, het afschuwelijke dat wij hebben moeten beleven, dat is niet meer te vergeten en zelfs in onbewustzijn zal ons dit gevoelsleven waarschuwen.
En wanneer er dan opnieuw leed en smart in ons is, komt het omhoog en voelen wij een tegenstrijdige kracht in ons komen.
Dan is dit het beleefde leed en al die ellende van vorige levens.
Als wij dus niet zouden kunnen terugkeren, zou dat niet mogelijk zijn, want juist in het stoffelijke organisme ontwaakt het zieleleven en beleeft de mens dat, waarvoor hij een ander en nieuw lichaam heeft ontvangen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Hoe meer ellende men geschapen heeft, hoe meer levens nodig zijn om de geestelijke balans weer in evenwicht te brengen:
Hoe machtig was alles.
Geen mens kon dit op aarde overzien, dit moest men aan deze zijde beleven.
Zwevende ging Alcar verder en hij was benieuwd wat hij nu weer zou beleven.
Hoe had zijn leider geleden.
Nu begreep hij eerst goed waarom Alcar van al die aardse ellende afwist.
Daardoor ontwaakte de ziel en ging de mens in andere toestanden over.
Duizenden levens waren beleefd voordat men voorgoed van de aarde afscheid nam.
Maar hoe zou men dit op aarde kunnen aanvaarden?
Toch was het zo eenvoudig, zo natuurlijk, want anders stond het leven stil en de mens was immers een goddelijk wezen?
Wanneer zouden wij daar komen?
Hij had genoeg van dit leven gezien en begreep dat dit in één leven niet kon worden bereikt.
Er waren mensen die voor een hoge berg van zonden en fouten stonden.
Bijvoorbeeld, al die mensen die anderen kwelden en afmaakten.
Niet één mens, doch duizenden.
Zouden zij dat niet goed moeten maken?
Konden zij dat in één aards leven doen?
In dat leven waarin zij die mensen hadden vernietigd?
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar beschrijft niet al zijn levens:
„Volgt u alleen uw laatste levens, Alcar?”
„Ja, André, enige van mijn aardse levens zal ik je duidelijk maken, om in het allerlaatste leven over te kunnen gaan, wil je een duidelijk beeld krijgen van hetgeen ik je wil tonen.
Ik kan al mijn levens niet volgen, want in duizenden toestanden hebben wij geleefd.
Dat wordt te veel en is tevens niet nodig.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar wil hiermee alleen de werking van de wedergeboorte illustreren:
De vele andere levens hebben een heel andere betekenis, zijn groot maar zonder diepte geweest.
Ik volg slechts één weg en ga je aanstonds andere wonderen duidelijk maken.
Ik volg dus dat, waaraan jij voldoende zult hebben, zodat je kunt zien hoe de wedergeboorte is.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In duizenden levens bouwen we ons gevoel op:
Je voelt tevens, dat het leven op aarde is, om zich gevoel eigen te maken.
Alleen gevoel en dat gevoel wordt de liefde die verzacht en heelt, die anderen draagt en eerst dan leven wij zoals God het van ons wil hebben.
Wij moeten ons reine en zuivere liefde eigen maken en daarvoor zijn duizenden levens op aarde nodig.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Dezelfde zielen

Met al deze voorbeelden wil Alcar laten zien dat we juist die mensen ontmoeten, waarmee we vanuit ons eigen verleden te maken hebben:
Al deze wezens, André, waarmee ik had te maken, volgden verschillende andere levens en beleefden verschillende problemen, hun eigen karma en tevens om iets van zichzelf te maken.
Maar niet één mens, hoor wat ik zeg, ontmoet levens, zielen dus, waarmee hij niet te maken heeft.
Voel je wat dit betekent?”
„U wilt dus zeggen, dat wij alleen díe mensen ontmoeten, waarmee wij te maken hebben?”
„Juist, alleen hen, waaraan wij hebben goed te maken.
Al die andere mensen, er zijn er miljoenen op aarde, beleven dus hun eigen karma, ontmoeten mensen waar zij weer mee te maken hebben, het zijn hun vaders, moeders, broeders of zusters, want één wet brengt hen bijeen en dat is de wet van oorzaak en gevolg.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Hierin kunnen wij geen enkele ziel vergeten:
Maar tevens is het niet mogelijk dat zij de één of andere mens kunnen voorbijgaan, want geen leed of ellende is er geboren, of het zal oplossen en wij weten nu hoe dit geschiedt.
Onfeilbaar zijn deze wetten, geen mens kan hieraan ontkomen.”
„Er is bijna geen huisgezin of er is leed, Alcar, al die mensen hebben dus met elkaar te maken?”
„Ja, André, in het verleden hebben zij elkander ontmoet, nu zal dat leed oplossen, ook al denken zij dat God hen vervloekt.
Volg nu het leven op aarde, thans zie je door al deze ellende heen en begrijp je dat allen bezig zijn om goed te maken.”
„Het is wonderbaarlijk, Alcar, hoe natuurlijk is alles.”
„Wanneer al deze mensen hebben goedgemaakt, eerst dan gaan zij aan zichzelf beginnen en dat is om zich geestelijk voedsel eigen te maken.
Daar waar wij het diepste leed hebben gebracht, die zielen zullen wij het eerst ontmoeten, omdat dit karma overheerst.
Dan volgen wij andere toestanden en zal alles vanzelf oplossen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
We blijven verbonden met ons eigen voelen en handelen:
De menselijke haat brengt ons terug waar wij die haat hebben doen ontwaken.
Een moord verbindt ons later opnieuw met hem of haar, die wij hebben omgebracht.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dit brengt ons naar alle windstreken:
Nu zijn wij hier, dan weer daar.
De éne keer in het Westen, dan weer in het Oosten, Noorden en in het Zuiden, om daar tientallen levens te beleven.
Dit alles, André, zijn geestelijke wetten, is dát wat het bezielende leven heeft te beleven.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Naar de sferen

Toen Alcar zijn karma had goedgemaakt, ging hij over naar het schemerland:
Toen werd ik in het Verre Oosten geboren waarvan nog één leven in het moederlichaam.
Daarna keerde ik naar het Zuiden terug en toen ik overging, trad ik het Hiernamaals binnen.
Nu kon ik niet meer terugkeren.
Aan de grens van het schemerland, daar waar Gerhard binnentrad, ontwaakte ook ik en werd ik van mijn eeuwig leven overtuigd.
Ik had mijn karma beleefd.
Hierover ga ik straks verder als ik zo ver ben.
Ik zal je duidelijk maken hoe ik de eerste sfeer, wat je reeds weet, bereikte, hoewel ik je zelf daarvan nog niets heb verteld.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Deze sfeer is beschreven door Gerhard in het boek ‘Zij die terugkeerden uit de Dood’.
Alcar heeft Gerhard zijn levensverhaal laten vertellen, zodat de lezer nu begrijpt in welke sfeer Alcar in het hiernamaals aankwam:
Ik was iets verder dan Gerhard en daarom kwam ik tot het besluit, hem van zijn geestelijke leven te laten vertellen, dan behoefde ik dit later niet te doen.
Gerhard vertolkte als het ware mijn eigen leven, want ook ik daalde in de duisternis af om mij iets eigen te maken.
Jaren bleef ik daar beneden.
Duizenden wezens heb ik geholpen en zo aanvaardde ik mijn hogere toestand.
Zoals Gerhard leefde en voelde, voelde ik, alleen in mij lag kunst.
Je begrijpt nu dat, toen ik wist dat hij zou overkomen, ik mij met hem zou verbinden en hem van zijn eigen leven liet vertellen en omdat jij Gerhard op aarde kende.
Ik stuurde tot hem een van mijn helpers en je weet nu tevens dat dit van tevoren is geregeld.
Gerhard werd overtuigd, hij daalde in de hel af, beleefde daar duizenden wonderen, al waren het duivelse krachten en machten en bereikte daardoor de eerste sfeer.
Ook ik, André, heb dat beleefd.
Als je zijn leven volgt en hebt begrepen, dan weet je hoe mijn leven in die tijd is geweest en kun je dat leven voelen.
Ik was dus zoals Gerhard, ik was mij bewust dat hierin mijn bezit lag en toen ik eenmaal begreep, zette ik alles op alles en wilde ten koste van mijzelf de eerste sfeer bereiken.
Ik zei, er zijn veel mensen van de aarde die hier binnentreden, die hier zichzelf geven, maar dat op aarde nooit hebben gekund.
Ook dat is weer een groot raadsel.
Die wezens waren op aarde om iets goed te maken en hebben dat gedaan, doch zouden daar jong sterven.
Gerhard was één van die wezens, in hem waren die krachten, waardoor hij in die korte tijd de eerste sfeer kon bereiken.
Voor vele andere mensen is dat niet zo eenvoudig, omdat die diepte niet in hen is.
Voor Gerhard was deze diepte zijn grote wilskracht die hij bezat.
Ook anderen komen dus in deze sfeer aan, maar toch zijn zij niet zo krachtig als Gerhard.
Dit bewijst dus dat allen anders voelen, dat wij wel één liefde bezitten, maar toch in ons verschillende eigenschappen zijn.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar ontwikkelde zich verder in de kunst:
Wij gaan dan ook nu naar de eerste sfeer en daar ga ik verder.
Toen ik daar binnentrad ontwaakten mijn gevoelens voor kunst.
In het begin ging ik op reis, nam mijn eigen sfeer in bezit en toen dit was geschied, ging ik tot de kunst over.
Maar ik bleef daar niet.
De anderen gingen verder en leefden zich in de geestelijke kunst uit, doch ik daalde soms voor lange tijd naar de aarde en de duisternis af, om anderen te helpen.
Mijn meester steunde mij in alles en hij begreep mij volkomen.
Ga op deze wijze verder, zo zei hij, er komt later een grote verrassing.
Ik daalde weer in de hel af, hielp daar vele ongelukkigen, keerde dan weer naar de sferen van licht terug om mij geheel aan de kunst te wijden.
Op aarde had ik reeds een grote hoogte bereikt, doch nog steeds die hoogte niet, die ik als meester kon bereiken.
Hier ontwaakte dus mijn gevoel voor kunst.
Ik leerde tevens het leven in de duisternis kennen, maar begreep niet dat men ook mij vanuit de hogere sferen in alles volgde.
Toen reeds, André, stond ik onder leiding van mijn meester Cesarino.
Deze meester zou aan de aarde een zending volbrengen en daarvoor waren vele helpers nodig.
Ik werd één van zijn duizenden helpers.
Zo gingen de eerste jaren voorbij.
Langzaam maar zeker naderde de vijftiende eeuw.
Ik bleef voortgaan met het leven dat God geschapen heeft te voelen en zo groeide mijn kunst.
Dan, toen ik dacht dat dit voor mij goed zou zijn, vroeg ik aan mijn meester een grote reis te mogen maken.
Ik ga met u, zei hij.
Wij gingen naar de aarde en ik maakte daar studie van al mijn kunst die ik toen reeds in het Zuiden had achtergelaten.
Doch in die tijd was ik nog niet zo ver.
In mij kwam nu het verlangen, dit, wat ik nu bezat, aan de aarde te mogen geven en ik vroeg aan mijn meester of dat mogelijk was.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Zijn geestelijke leider vroeg hem of hij wel wist wat een nieuwe incarnatie met zich mee kan brengen:
„Zijt gij bereid alles te aanvaarden wat gij op aarde zoudt kunnen beleven?” antwoordde hij.
„Is dat dan zo verschrikkelijk?”
„Vergeet niet, gij bezit hier licht, voelt u gelukkig, zijt vrij van koude en gebrek, van iedere hartstocht en wanneer gij een stoffelijk lichaam aanvaardt, dan behoort dat lichaam bij de stoffelijke wereld.
Als gij daar zoudt willen leven en geboren worden, dan moet gij alles wat de aarde u geven kan aanvaarden.
Ook ziekte, want gij zult daarmee te kampen hebben, geen van de aarde kan zich hiervan vrijmaken.
Ik behoef u dat echter niet te zeggen, want gij kent dit leven, wij zijn in de sfeer der aarde geweest en u heeft er een studie van gemaakt.
Dat zult gij opnieuw beleven, al zult gij een ander leven krijgen dan zij, die daar voor de één of andere daad zijn.
Tevens hebt gij goed te maken en dit leven kan dan als gelukkig te beschouwen zijn.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Maar Alcar liet zich niet tegenhouden:
Ik maakte daarna in de sferen lange wandelingen en toen kwam ik tot een besluit.
Je hebt mij en mijn kunstbroeders gezien, ook dat kan ik dus nu overslaan.
Ik maakte mij gereed, André, maar ik begreep nog niet dat dit reeds lang van tevoren een aanvang had genomen.
Toen ik met mijn eigen leermeester aan die reis op aarde was begonnen, behoorde dat reeds tot dit gebeuren.
De jaren gingen voorbij en toen gingen velen van hen dit voelen.
Allen waren overtuigd waarheen zij wilden gaan en wat zij aanvaardden.
Hier in de sferen hadden wij bezit, waren wij van koude en ziekte bevrijd, waren wij gelukkig en op aarde zouden wij veel ellende kunnen beleven, maar om hier te blijven zouden wij niet hebben gekund.
Ik daalde weer in de duisternis af, ook daar hebben de broeders te lijden, doch men bereikt daarmee een andere sfeer en men dient, al is dat dienen niet zo eenvoudig, want je kent de hel.
Dan kwam de tijd dat ik dit ging voelen.
Vele jaren waren er voorbijgegaan, waarin ik mij geheel voor de kunst gegeven had.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Zijn laatste reïncarnatie

En dan was de tijd van reïncarnatie aangebroken:
Dan volgden de jaren van meditatie en voelde ik dat wonder in mij komen.
Geen van allen sprak hierover, dit was te diep en te wonderlijk voor het leven zelf en niet in woorden te beschrijven.
Je voelt je heel stil worden en je wilt steeds alleen zijn.
Het is alsof de gehele schepping in je ligt.
Vaak wandelde ik in de natuur en soms daalde ik weer in de duisternis af om anderen te helpen.
Plotseling voelde ik die ontzaglijke werking in mij komen en keerde ik terug naar de sferen.
Toen geschiedde het wonder, mijn zoon, dat je zostraks hebt beleefd.
Ik loste op, ik voelde dat ik in een andere wereld, een andere toestand werd opgetrokken.
Ik zag dat ik verwaasde.
Een ongelooflijk wonder speelde zich in mijzelf af.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar reïncarneerde als Anthony van Dyck:
Jozef zegt nu: „Luister dan ... dit alles is van mijn meester Alcar, Anthony van Dyck ..., mijn meester in de geest.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Al zijn beschreven levens dienden om goed te maken en zich geestelijke liefde eigen te maken:
„Wat voor wonderen hebt u toch beleefd, Alcar.”
„Wij allen, André, beleven duizenden wonderen en al die wonderen zullen alle mensen beleven als zij hier binnentreden.
Dat moeten zij beleven, omdat zij in hun verleden zullen afdalen en zij dus hun kringloop der aarde hebben bereikt.
Je voelt zeker hoe diep alles is en dit moet geweldig zijn, omdat wij wezens reeds miljoenen jaren op weg zijn.
Wij hebben duizenden levens afgelegd en aanvaard.
Wij gingen van het ene leven in het andere over en al die levens dienden om ons geestelijke liefde eigen te maken en om onze dankbaarheid te tonen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Niets gaat verloren

Na zijn leven als Anthony van Dyck ging hij opnieuw naar het hiernamaals:
Toen kwam mijn einde op aarde en trad ik de geestelijke wereld binnen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Hij was zich bewust dat hij op aarde gestorven was:
Ik wist dat ik was gestorven.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Maar zijn vorige levens kende hij nog niet:
Dan keerde ik weer naar de duisternis terug en wilde trachten in tien of twintig jaren de sferen, voor mij de derde sfeer, te bereiken.
Ik werkte aan mijzelf en niets was voor mij te veel.
Ik behield echter mijn leermeester.
Van mijn vorige leven in het Zuiden wist ik niets en ook werd mij dat niet duidelijk gemaakt, maar dat zou eerst later geschieden.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het werken in de duisternis zorgde voor zijn snelle ontwaking:
Dag en nacht, als ik aards wil spreken, was ik hier beneden en je kent dat moeilijke werk.
Wie wil, kan snelle vorderingen maken en ik behaalde die sfeer in korte tijd en toch waren er nog vijfentwintig jaren voorbijgegaan.
Maar in mij was er een krachtige wil en ik rustte niet voordat ik zo ver was.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Wanneer Alcar de derde sfeer van licht had bereikt, leerde hij al zijn levens op aarde kennen:
In de derde sfeer, dus jaren nadat ik op aarde gestorven was, leerde ik mijn eigen verleden kennen.
Daarin, in mijn verleden lagen deze gevoelens en hadden daarmee te maken.
Voel je hoe diep dit is en dat wij daarvan op aarde niets kunnen begrijpen?
Ieder mens zal dit op aarde en aan deze zijde beleven.
Aan deze zijde echter is het, dat men met vele levens, die men heeft beleefd, verbonden wordt.
Hier is het, dat men in het verleden kan afdalen.
Niets is er verloren gegaan, alles ligt vast, tot de kleinste dingen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Ooit zal iedereen zijn eigen levensfilm zien:
Alles, tot in het diepste verleden, leren wij aan deze zijde kennen, want men zal het ons tonen.
Ieder mens, iedere ziel heeft zijn eigen levensfilm, waarop hij zichzelf ziet en kent.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Later leerde Alcar al zijn vorige levens kennen, samen met zijn tweelingziel, met wie hij eeuwig verbonden is:
„Bent u ook hier geweest met uw tweelingziel, Alcar?”
„Ja, André.
Geen overgang zal de mens bij het binnentreden aan deze zijde kunnen overslaan.
Dat alles zullen wij leren kennen, niets gaat er verloren, zelfs geen gedachte die men heeft uitgezonden zal men vergeten of kunnen overslaan.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alles maakt men goed, totdat er geen oneffenheden in het zieleleven meer aanwezig zijn:
Want het eeuwige leven eist van het leven dat een plaats veroverd heeft, dat alles is goedgemaakt, zodat geen oneffenheden in het zieleleven meer aanwezig kunnen zijn, omdat alles ineen moet sluiten, iedere overgang dus beleefd moet worden.
Geen stap zouden wij aan deze zijde kunnen verzetten, wanneer wij daar niets vanaf zouden weten.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Om zichzelf te leren kennen, volgt men alle beleefde levens:
Alles wat ónder onze eigen afstemming leeft, moeten wij kennen, of ook wij zijn niet bewust, kennen onszelf niet, want dat heeft met ons innerlijke leven te maken.
Al die beleefde levens zullen wij leren kennen.
Is daar ook maar één gedachte in, die niet met ons eigenlijke leven in harmonie is, dan sluit dit ons voor hoger gaan en het eeuwige leven af.
Die fout zal dus moeten herzien en goedgemaakt worden, anders blijven wij die stoornis voelen en kunnen niet verdergaan.
Want er zijn vele dingen in ons, die dit proces tegenhouden.
Geen hogere sferen zul je dus kunnen betreden, wanneer je de daaronder bevindende sferen niet kent.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Voor het verdergaan wordt elke onharmonische gedachte opgeruimd:
Eenieder, ik zei dit reeds, zal dit beleven.
Dan gaan wij verder en is er rust in ons.
Wij zouden ons niet rustig kunnen voelen en niet aan andere dingen ons kunnen geven, wanneer wij de schepping niet zouden kennen.
Hier moet niets in ons zijn wat stoort, steeds en steeds zijn wij open en geheel vrij van alle onharmonische gedachten.
Wie in de duisternis wil afdalen, zal die duisternis moeten leren kennen, ook al zijn het hogere geesten, anders is het geen bezit.
Ik bedoel dus dat hij of zij, die in de hogere sferen leeft, hiervan moet weten, of zij zijn geen bewuste wezens.
Hier kan geen wezen verdergaan of zij kennen al die toestanden en dan zijn zij zo ver om zich voor het hogere leven gereed te maken.
Wie op aarde anderen leed doet, zal dat leed moeten goedmaken, want dat roept hun een halt toe.
Er zijn mensen die reeds de lichtende sferen hebben bereikt en toch niet verder kunnen gaan, omdat er dingen zijn geschied die de geest eerst moet goedmaken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op aarde voelt de stoffelijk ingestelde mens nog niet dat elke disharmonische gedachte onrust brengt.
In de sferen van licht gaat die onrust hinderen:
Hier voelen wij wat ons hindert en tegenhoudt.
Op aarde is dat niet mogelijk, omdat de mens daar stoffelijk is ingesteld.
Maar wanneer zij in ons leven overgaan, wat het zieleleven en een hogere toestand is, dan voel je wel dat zij anders moeten gaan denken en ons leven niet gelijk is aan dát, wat zij op aarde hebben beleefd.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Pas in de vierde sfeer van licht bereikt men de geestelijke rust:
Al die overgangen die ik je toonde, heeft iedere ziel, ieder geestelijk wezen aan deze zijde dus beleefd.
Dit geschiedt eerst, wanneer zij de vierde sfeer hebben bereikt, maar ook in de derde sfeer is dat reeds mogelijk.
Toch gaan er maar enkelen daartoe over, omdat wij allen de vierde sfeer, die de eerste gelukkige sfeer is, willen bereiken.
Eerst dan voelen wij ons rustig en in staat dit te beleven, dan is er iets in ons van groot geluk, een bestaanssfeer en wel de geestelijke afstemming te hebben bereikt.
De vierde sfeer is, wat ik je al vele malen vertelde, de geestelijke afstemming aan deze zijde, doch wij gaan verder om de vierde kosmische graad te bereiken, waar wij eerst over enige duizenden jaren zullen aankomen.
Alweer dus overgangen en steeds overgangen om die verhoogde toestand te kunnen binnengaan.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Daarna bereikte Alcar de vijfde sfeer van licht:
Thans ben ik in de vijfde sfeer en je weet hoe mijn leven is.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Nadat Alcar aan André zijn vorige levens heeft getoond, gaat hij met André naar de vierde sfeer van licht om in de tempel der ziel het ontstaan van het heelal en de geboorte van de ziel te leren kennen:
Dit behoort tot het verleden en daarachter, achter dit alles ligt een ander verleden, dus dieper, steeds dieper dalen wij in de ziel af en leren zodoende tevens de wonderen van het heelal kennen.
De mens is een groot wonder en de ziel is het die dit wonder beleeft.
God kent iedere diepte, want er is een begin en een einde.
God wist wat Hij wilde en tot stand bracht.
Een goddelijk einde is er, want wij gaan hoger, steeds hoger, totdat de ziel de goddelijke sferen binnengaat.
Het menselijke organisme vergaat, doch de ziel gaat verder en beleeft.
Maar er moet een begin geweest zijn en dat begin zul je leren kennen.
Ook de wedergeboorte op aarde die ik je op verschillende wijze en in verschillende toestanden duidelijk wil maken.
Thans, André, gaan wij de aarde verlaten en de vierde sfeer bezoeken.
Daar zul je met het heelal verbonden worden.
De meesters, zoals ik je reeds zei, wachten ons straks op.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Om de diepte van de ziel te volgen, zullen ze daarna ook naar andere plaatsen in het universum reizen:
Daar, André, zul je wonderen beleven en op andere plaatsen in het universum zul je de werkelijkheid ervan zien.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Goedmaken doe je aan jezelf

Op een contactavond krijgt Jozef Rulof de vraag of andere mensen aan ons moeten goedmaken:
“Moeten zij het aan ons goedmaken?”
Ach, dame, waarom, waarom?
Ja, zij hebben aan u niet goed te maken, want ...
‘Moeten zij het aan ons goedmaken?’
De mens, dame, meneer, die verkeerd doet maakt dat voor zichzelf goed.
Voelt u dit?
Als u geslagen wordt en getrapt, dame, dan hébt u niets goed te maken, en de ander kán aan u niets goedmaken.
Kan wel, later, maar dan bent u al verder.
En die meneer en die mevrouw die nu nog slaan en trappen en die haten en die vernietigen, wel, die zullen eens aan hun eigen strijd moeten beginnen, en dan maken zij voor zichzelf goed.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Dan begint de mens te ontwaken:
En wanneer er dan eens in een vreemd land, in de nacht als het duister is, voor een groot bos met slangen, krokodillen en gevaarlijke diertjes, als je daar dan een mens ontmoet, en die je naar de weg vragen, meneer en mevrouw, dan zeg je niet: ‘Ga maar linksaf’, dan weet je dat ze over vijf minuten al een been kwijt zijn door zo’n krokodil, of zo’n giftig reptiel worden gebeten, maar dan doet u iets voor uzelf, dan probeer je, ook al is er gevaar, die mensen door die onbekende bosjes en duisternissen heen te voeren, want dan leeft de vonk van dienen onder je hart.
En dan heb je een klein beetje lief wat leeft.
Is het niet zo?
Als dat begint, ja, dan sta je anders op de wereld en dan ben je bezig om te ontwaken.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952