Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘derde lichtsfeer’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘derde lichtsfeer’.
Zachte hunkering
Meester Alcar brengt André (Jozef Rulof) tijdens een uittreding naar de derde lichtsfeer:
Ziedaar, mijn zoon, de eerste lichtstralen uit de derde sfeer beschijnen ons.
Daarachter ligt de derde sfeer, waar je op je vorige tocht bent geweest.
De spanning, die je in de tweede sfeer hebt gevoeld, is veranderd in een zacht hunkerend verlangen om de vierde sfeer te kunnen bereiken.
We zijn de grens van de derde sfeer overschreden.”
André herkende alles.
De warmte en het grote geluk, die zij hier als bezit droegen, had hij reeds eerder gevoeld, waardoor hij in volmaakt geluk op aarde was teruggekeerd.
Hij zag de in prachtige gewaden geklede wezens, die omringd waren van de schoonste sferenbloemen, die licht uitstraalden.
Alles leefde, de natuur zong haar rein verheven lied, de mensen die hier leefden waren jong en fris, zoals alles wat hier leefde.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
In de derde lichtsfeer legt de mens uiteindelijk zijn stoffelijke gedachten af:
Steeds gingen zij verder en traden de derde sfeer binnen.
André was hier reeds enige malen geweest.
Op zijn vorige tocht was Alcar naar de diepste duisternis teruggekeerd en hadden zij zich in een flits met het dal van smarten verbonden.
Toch traden zij nu in een hem onbekende streek dit schone land binnen.
Weer zag hij alles anders.
Nieuw was het voor hem; steeds zag hij andere toestanden.
Eeuwen zou hij hier kunnen vertoeven, boekdelen kunnen schrijven over één sfeer.
Steeds ontroerde het hem bij het binnentreden.
Hoe schoon was de derde sfeer.
Heilig was het hier en toch voelden de mensen stoffelijk.
Zij waren nog niet bevrijd van stoffelijke gedachten.
Eerst hier zouden zij in de geest overgaan.
Jaren van ingespannen strijd stonden hun te wachten om het Zomerland te bereiken.
Hij zag een prachtig land voor zich met ontzaglijke bergen en dalen.
Hemelhoog verhieven zich de bergen en schitterende tempels waren op vooruitstekende rotspunten gebouwd.
Kunst, alleen kunst, geestelijk bezit, dat de mens diende.
In de verte zag hij een prachtige tempel, die van verschillende kleuren steen opgetrokken was.
Het geheel straalde, zoals het in geen andere sfeer, die hij tot nu toe had mogen bezoeken, zou kunnen stralen.
Overal zag hij prachtige beeldhouwwerken de omgeving versieren.
Rondom de tempel waren symbolische versieringen aangebracht en nu begreep hij, dat ook deze tempel door hogere geesten in stand werd gehouden.
Het licht straalde van alle kanten uit het gebouw, alles leefde door de kracht van het wezen.
Hier in deze sfeer leefde men, hier was men gelukkig.
Machtig was het verschil met de eerste en tweede sfeer.
De natuur was hier als in de vierde sfeer, het evenbeeld van die afstemming.
Ook dit diende om hen, die hier leefden, aan te sporen zich op de vierde sfeer af te stemmen.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Ook in deze lichtsfeer spoort de kunst de bewoners aan om zich verder te ontwikkelen:
In verschillende bloemensoorten waren spreuken aangebracht, die ieder terstond zou begrijpen.
Symbolisch stelden deze bloemstukken gedachten voor.
Zeer merkwaardig was ook deze kunst.
Zoals men op aarde een tuin versierde, waren hier door verfijnd gevoel zuiver berekende kunststukken door de natuur tot stand gebracht.
Eén van deze voorstellingen voelde hij onmiddellijk en duidelijk aan.
Het was: van de duisternis naar het licht.
Hij zag de donkere tinten; zacht waren de verschillende overgangen in kleur aangebracht en men had grote en kleine bloemen daarvoor aangewend.
Diepzwart was de duisternis; schoon, als satijn, waren de bloemen, die zacht overgingen naar het licht, om ten slotte in sneeuwwitte lelies te eindigen.
Dat was een stuk natuur en tegelijk een levenstoestand, door de natuur tezamen gevlochten.
Het geheel was een bloembed, waarvan de bloemen eeuwig bloeiden en nooit zouden verwelken.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
De derde lichtsfeer is de hoogste sfeer die men direct vanaf de aarde kan betreden:
De derde sfeer is de hoogste hemel, die u als mens kunt binnentreden.
Dadelijk van de aarde een hogere hemel binnengaan is niet mogelijk, het geestelijke leven daar roept de ziel het halt toe.
Geestelijke Gaven, 1943
Natuurlijk hebben slechts weinig mensen van een volk afstemming op de sfeer waarin wij nu verblijven want deze is de allerhoogste die men van de aarde af voor dit leven bereiken kan.
De derde sfeer verbindt ons met het geestelijk bewustzijn.
De mens die loskomt van de stoffelijke wetten en het leven daar gaat verlaten, moet, ook al is dat leven nog zo rein geweest, toch voor deze graad een loutering ondergaan, voordat hij de vierde sfeer kan betreden.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Om die vierde sfeer te bereiken mag er niet één verkeerde gedachte meer zijn:
De anderen gaan verder en wanneer de tweede, de derde en de vierde sfeer – voelt u? – als ruimte overwonnen is, wanneer die ruimte in bezit is genomen, alléén maar door te denken, door te voelen, het goede te doen en de harmonie te beleven ... er is nu daar geen verkeerde gedachte meer in de mens.
Er wordt daar niet gepraat, niet gekletst, niet geroddeld.
Ze zijn daar open en bewust.
Ze weten: één verkeerde gedachte voert ons reeds naar die stoffelijke wezens terug, en dat willen we niet, we willen verder, hoger.
Lezingen Deel 1, 1950
De bewoners leggen elk stoffelijk verlangen af:
Het is mogelijk, ge kunt zelfs op aarde uw derde sfeer beleven, doch dan is uw leven zo als wij het hebben leren kennen, heiligend!
In u is er geen verlangen meer, u bent geestelijk vrij van iedere stoffelijke hartstocht.
U hebt geen verlangen meer naar lekker eten, u kleedt zich niet meer opzichtig en u weet niet meer hoe uw eigen organisme is, alle wetten ervan hebt ge overwonnen.
Geestelijke Gaven, 1943
De mens die op de derde lichtsfeer is afgestemd, heeft al het leven lief:
Ik merk hier op, dat het aantal mensen, dat na de aardse dood de derde sfeer kan betreden, maar heel gering is.
Deze mensen toch maakten zich volkómen los van de stoffelijke aarde en leefden rein-geestelijk.
Zij hadden alles lief, wat leeft, zetten alles van zichzelf voor dit hoge bewustzijn in en waren, nog toevend op aarde, als engelen.
Geestelijke Gaven, 1943
Geestelijke fontein
Meester Alcar brengt André in de derde lichtsfeer naar de Tempel der Waarheid:
Hier zijn we bij de „Tempel der Waarheid” aangekomen, die nu als examinarium wordt gebruikt.
Wanneer we niet wisten, dat we in de sferen vertoeven, dan zouden we denken, dat dit bouwwerk door aardse handen werd opgetrokken.
Het heeft zeer veel van een stenen tempel op de aarde, maar toch is er niets stoffelijks aan te ontdekken.
Later zal ik je dit uitleggen en er een volledige verklaring van geven.
Wij onttrekken alles aan de Kosmos.
Daarin zijn nog vele geheimen verborgen, niet alleen wat de bouwkunst, maar ook wat vele andere kunsten en wetenschappen betreft.
Is het niet wonderbaar mooi, André?
Zou men op aarde willen geloven, dat er in het Hiernamaals huizen, gebouwen en tempels te vinden zijn?
Toch bezitten we hier alles wat maar denkbaar is, maar dan in veel volmaakter vorm, terwijl de substantie daarvan natuurlijk geestelijk gedacht moet worden.
Zoals alles op de aarde in stoffelijke vorm, dus in grovere toestand, aanwezig is, zo is het in het rijk van de geest in geestelijke vorm opgebouwd.
Het gelijke trekt het gelijke aan.
Wij sfeerbewoners zijn astrale wezens, dus alles moet zich hier aan ons aanpassen.
En naarmate de sfeer, waarin wij vertoeven, hoger is, naar diezelfde mate zal alles daarin volmaakter zijn, totdat in de hoogste gebieden het meest volmaakte, geheel etherische, bereikt wordt.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
In deze tempel ziet André de geestelijke fontein:
Ook hier zag André vele geesten, die nog op aarde leefden en dus uitgetreden waren.
Het was er volkomen rustig en stil.
Duidelijk voelde hij, dat alles door een machtige hand bestuurd werd.
In het midden van de tempel bevond zich een grote fontein, omringd door prachtige bloemen, schoon van kleur.
Daarachter stond een spreekgestoelte, eveneens met bloemen versierd.
Het was een weelde van schoonheid, welke hem weer diep trof.
Het geheel was een volmaakte bloementuin.
Het midden van de fontein werd ingenomen door een symbolische voorstelling; het opspuitende water werd over alle planten en bloemen heengesproeid.
Alles kreeg zijn deel; niet één plantje werd vergeten.
Alles werd in harmonie en liefde gedrenkt.
De grote bloem kreeg iets meer dan de kleinere en de grote plant weer meer dan de kleinere plant; alles werd zó besproeid en kreeg zoveel, als met grootte en behoefte overeen kwam.
„In alles is harmonie, mijn jongen, en het is opvallend, dat iets, dat op aarde toch heel gewoon lijkt, hier door eenieder zo anders wordt aangevoeld.
Dit komt weer, omdat allen hierop zijn afgestemd.
Dit is de grote bekoring, die ervan uitgaat.
Dit moet de mens voelen.
Is het niet prachtig, André?
Je ziet, dat het eenieder vasthoudt.
Zij, die haar hebben gemaakt, zijn hogere geesten, die zeer zeker de harmonische, geestelijke kracht, welke ze in deze fontein hebben gelegd, in hoge mate bezitten, want zij spreekt tot ons en dwingt ons aan God te denken, omdat Hij in alles is en in Zijn wijsheid en harmonische kracht door het geestelijke in ons begrepen moet worden.
Zij leert ons dus alles harmonisch te doen, zoals God het van ons verlangt.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Zo is deze fontein de symbolische voorstelling van de mens, welke harmonie, wijsheid, kracht en liefde betekent.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Zij, die aanstonds komen, zullen ook de bedoeling van deze symbolische voorstelling begrijpen.
Voor hen zijn deze woorden goed gekozen: ‘En vergeet niet één halmpje op uw akker, waar alles, al is het nog zo nietig, recht heeft om te bestaan, recht heeft om te leven.’
Is alles je duidelijk, André?
Zij besproeit alles en vergeet niets.
Zo moeten wij ook alles in liefde doen.
Dat is ons geestelijk voedsel en onze kracht.
De geestelijke leraren zullen hun leerlingen in alle harmonie duidelijk maken hoe de fontein haar werk voltooit.
Dit kunnen zij door hun onderlinge liefde tot God.
Zij bewandelen in alles de weg van de liefde, omdat de liefde het hoogste is en het heiligste, door Hem geschapen.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Christuslicht
Alcar neemt André mee naar een feest in de derde lichtsfeer:
Zij zagen nu vele intelligenties komen en gaan in grote colonnes en ook in kleinere groepen.
Allen bewogen zich zwevend voort.
„Zijn dat allemaal mensen die nog op aarde leven, Alcar?”
„Gedeeltelijk, mijn zoon, doch de grote meerderheid bestaat uit overgeganen uit de gebieden hier beneden.
Zij allen gaan naar het feest, waar ook wij heengaan, daar het hun toegestaan is, dit mee te maken.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Op weg naar het feest ziet André het lichtend kruis:
Langzaam trok de stoet aan hen voorbij.
André zag nu vele geesten in mooie gewaden, verschillend van kleur.
„Hebben deze gewaden betekenis voor degenen die ze dragen, Alcar?”
„Ja, zeker.
De meeste van deze geesten zijn verbonden aan een orde en de kleding, die ze dragen, is het symbool van hun geestelijke kracht.
Al deze intelligenties komen uit hogere sferen dan deze.”
André kon alles duidelijk zien.
Achter de muziek liep iemand, in een prachtig gewaad gehuld, die een lichtend kruis voor zich uit droeg.
„Wat is dat, Alcar?”
„Dit, wat je moet vasthouden met geheel je ziel, is het Goddelijk Licht, dat het kruis uitstraalt.
Ik wist, dat we het zouden zien.
Dit is heilig, mijn jongen.
Dit is het zuivere, heilige licht, dat het kruis ons kan geven, want wanneer we het kruis zien, dan denken we aan onze meester.
Dit is het Licht van de Volmaakte Zoon van God.
Zijn Uitstraling.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Het kruis straalt het Christuslicht uit:
„Van alles, wat je hier zien zult, is dit wel het hoogste en het heiligste.
Dit is geen licht, zoals een kunstenaar op aarde het om het kruis schildert als symbool van de goddelijke liefde, neen, het is het stralende, heilige Licht van Christus zelf.
Daarom wilde ik je meenemen.
Door Hem hebben we al deze wijsheid, dit heilige licht, ontvangen.
Je zult dat kunnen begrijpen, omdat je nu zelf hebt gezien, wat het symbool van het kruis aan geestelijke kracht betekent.
Het volmaakte geluk, de heerlijkheid van het licht, dat Gods zoon, het volmaakte kind Gods, aan de mensen op aarde heeft geschonken.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Dit licht spoort alle aanwezigen aan om zich geestelijk te ontwikkelen:
Door de glans van dit licht zullen de ongelukkige geesten tot andere gedachten komen en trachten, zich zó op te werken, dat ze eenmaal waardig zullen zijn het voor eeuwig te bezitten.
Hij, die het kruis draagt, is mijn leider geweest en hij is waardig het te dragen.
Velen, die hier zijn, behoren niet in deze sfeer thuis, maar uit de eerste, tweede en vele andere sferen kwamen ze naar dit dal om het licht te aanschouwen, dat het kruis uitstraalt.
Ze werden allen in de gelegenheid gesteld, dit feest bij te wonen en wanneer ze straks teruggaan, zal de drang om zich te ontwikkelen, zich bij hen openbaren.
Evenals gij worden ze geleid, daar ze anders zouden terugvallen naar de plaats, vanwaar ze gekomen zijn, omdat ze het licht en de warmte van deze sfeer niet zouden kunnen verdragen.
Daarom moeten zij ook worden omstraald door het fluïde van hun leiders.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936