Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘dagbewustzijn’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘dagbewustzijn’.
Wakker
Het dagbewustzijn is het bewuste stoffelijke denken en voelen als we wakker zijn.
Pas in de vierde graad van slaap is dit dagbewustzijn volkomen ingeslapen:
In de vierde graad zinkt de persoonlijkheid weg en is het bewuste stoffelijke, dagbewuste denken en voelen afgelegd.
Geestelijke Gaven, 1943
In het dagbewustzijn beleven we onze gevoelens.
Het onderbewustzijn is de voorraadschuur waaruit deze gevoelens komen:
Maar het dagbewuste ik is om te beleven, het onbewuste dient als voorraadschuur en kan hemels zijn, want ge hebt daarin de wetten van vele levens bewaard.
Ook het leed en de smart!
Geestelijke Gaven, 1943
Een deel van ons onderbewustzijn kan voor een aantal procenten bewust aanwezig zijn in ons dagbewustzijn:
U kunt met het verleden, u kunt het zelfs nu nog, terwijl u hier in Amsterdam of waar ook bent, leeft, kunt u nog dingen beleven uit Frankrijk, Italië, Afrika.
U ziet iets, u zegt: ‘Hé, dat ken ik’, en dan is dat Afrikaanse en Amerikaanse, Engelse, welk volk waar u was, is op dat ogenblik voor zoveel graden, procent gevoel bewust, en maakt deel uit van uw dagbewustzijn.
Uw dagbewustzijn wordt vertegenwoordigd door miljoenen levens.
Het is helemaal niet vreemd dat u een taalknobbel heeft, of u doet aan kunst; die man heeft dit en die man heeft dit.
Iemand die kwam, kan dit.
Mozart ging daarheen, piano, een ander kind kan timmeren, en die kan broodbakken.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Herstel van dagbewustzijn
Waarom droomt de mens?
Meestal is het alleen maar het herstel van het dagbewustzijn.
Dan heeft de mens in de jaren te veel beleefd, en dat wordt dan in de droom, in de slaap geanalyseerd, en dan komt leven en stof weer – en weest u maar blij, dat het gebeurt – tot harmonie, of het innerlijke leven vernielde onherroepelijk in één maand het zenuwstelsel.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
In de slaap kan de ziel beter opruimen wat geen belang heeft voor haar gevoelsleven, dan tijdens het drukke dagbewustzijn:
Maar wat u wilt weten is: u bent in slaap, in onbewustzijn, nietwaar, bent u bewust denkende.
En nu kunt u fantaseren, u kunt dingen beleven, u kunt gekke fratsen beleven, kunt u, u kunt de prettigste lol beleven, u kunt een kermistent, een ruimte, u kunt prachtige beelden, geestelijke beelden, taferelen, en u kunt, wat elk mens beleeft, een kermistent beleven in de geest.
U raakt hier iets aan en daar iets aan en daar iets aan, dat hoopt zich op, dat overheerst u, dat zit bovenop uw gevoel, en dat moet eruit, of u gaat na een tijd ...
En daar is de droom weer heerlijk voor, dat is het nabeleven voor de mens, het corrigeren van het dagbewustzijn in slaap is dat, en dan gaan die akelige dingen er weer uit.
En dan kan de persoonlijkheid op een dag weer zeggen, dat weet u niet eens: ‘Hé, wat ben ik weer licht’, en dan is het overspoedige, het overvele, hetgeen wat geen bezit heeft, geen fundament heeft gekregen, dat gaat nu overboord.
Dat doet de ziel, dat doet uw gevoelsleven.
Uw gevoelsleven zegt: daar wil ik niet meer mee te maken hebben.
De allergekste dingen die gooit u in slaap juist overboord, en die trekt u op een dag, in dagbewustzijn trekt u dat tot u.
Vindt u dat niet heerlijk, dat de ziel en de persoonlijkheid meer zorgt, beter zorgt voor zichzelf, meer in harmonie is ín slaap, dan in dagbewustzijn?
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Voorbij het dagbewustzijn
Op een contactavond stelde men een vraag over slaapwandelen aan meester Zelanus:
(Meneer in de zaal): ‘Meester Zelanus, de wetenschap die weet nog steeds niet wat een slaapwandelaar zeggen wil.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Tijdens het slaapwandelen kunnen de dingen van de dag beleefd worden net als tijdens dromen:
Dat wil zeggen – ik zal er maar bij leunen – dat wil zeggen, dat de mens in slaap de dingen van de dag beleeft, op honderd procent.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Meester Zelanus geeft een voorbeeld uit de jeugd van Jozef die als ‘Jeus’ slaapwandelend naar de duiven op de zolder van het ouderlijke huis gaat:
Kijk, u leest aanstonds in ‘Jeus van moeder Crisje I’, Jeus komt bij de duiven, speelt ermee, valt in slaap.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Zijn vader ‘De Lange Hendrik’ wil het kind oppakken:
Het kind loopt slaapwandelend naar boven, kruipt de trappen op, legt zich weer neer tussen de duiven.
Toen zegt ...
De Lange Hendrik wil dat kind – ik heb het gisteren juist vastgelegd, gelezen met André – de Lange Hendrik wil het kind op ...
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Maar zijn moeder Crisje voelt intuïtief aan dat je een slaapwandelaar niet mag aanraken:
‘Neen’, zegt Crisje, ‘raak het niet aan, want nu kan er wat gebeuren.’
Natuurlijk, u kunt een schok beleven, een bloedspuwing en alles, het hart kan stilstaan op slag, omdat u met beide handen in honderd procent bewustwording, beleving, ingrijpt; u zit in het eigenlijke leven, dat geen weerstand, geen denken, geen voelen meer bezit.
Dus dat lichaam kunt u op slag breken, voetjes breken, handen breken, omdat die wil weg is.
Dat lichaam ligt daar, heeft geen wil meer, geen dagbewuste wil, want uw vingers, uw handen krijgen bezieling naarmate uw wil komt, nietwaar?
En hier is de wil weg.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Slaapwandelen wordt beleefd buiten het dagbewustzijn om:
Dat kind, Jeus, beleefde dat op honderd procent in het onbewuste, in de slaap.
Dus we leven nu, we hebben nu onbewustzijn en bewust denken en voelen, maar vrij van het dagbewuste.
Dus, nu komt ... de handeling is weg, de kracht is weg, want het ligt levenloos, de persoonlijkheid is denkende, voelende, buigende, sprekende, vrij van de weefsels.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950