Voorwoord (bij Deel 2)
Geachte Lezer,
Vele lezers van „Een Blik in het Hiernamaals” verzochten mij, nog wat meer over Alcar en André te willen vertellen, daar zij zeer dankbaar zijn voor al de bewijzen van een voortleven na de stoffelijke dood, welke Alcar hun geschonken heeft, waardoor zij er volkomen van overtuigd zijn, dat zij hun heengegane dierbaren eenmaal zullen terugzien.
Aan dit verzoek wil ik zeer gaarne voldoen, want Alcar helpt André nog steeds met alles, wat de mensheid op de geestelijke weg van het Spiritualisme kan brengen, welke haar voeren zal naar „het Vaderhuis met de vele woningen”.
Hij zal hem steeds blijven leiden en hem de strijd te strijden geven, welke hij nodig heeft, om een gewillig instrument voor hoge Intelligenties te kunnen zijn, want Alcar en de zijnen – allen Liefdegeesten – willen niets liever dan al het leed en al de smart op deze aarde veranderd te zien in groot geluk.
André voelt, welk een heilige taak hem op de schouders werd gelegd.
Hij wil zich in volle liefde daaraan blijven wijden en hoopt steeds geestelijke steun te mogen ontvangen, om het contact met de hogere Geestenwereld waardig te zijn.
Hij begrijpt, dat, wanneer zijn tijd van overgaan dáár is, bij zijn aankomst in de sferen blijken zal, of hij zijn gaven al of niet geheel ten bate der mensheid besteedde.
God schenke hem de kracht daartoe!
Liefde is leven.
Liefde is het aller, aller-heiligste.
Liefde is eeuwig geluk in het leven na de stoffelijke dood.
’s-Gravenhage, December 1935.
J. R.