De Goddelijke Liefde-Wetten voor het Universum

Wilt gij, mijn broeders, thans tot de Kosmologie van uw leven en voor het Universum doordringen en elke levensgraad voor de Goddelijke rechtvaardigheid en het liefdeleven zien, dan moet gij het Goddelijke éénzijn aanvaarden als de eerste wetten voor élke cel, iedere vonk, doch waardoor de harmonische liefdegraden naar voren treden.
Om tot die liefde af te dalen, zullen wij door de hoogste meesters worden verbonden, waarna dit Universele éénzijn tot uw bewustzijn komt.
Hierdoor overtuigen wij het kind van Moeder Aarde en komen wij tot de éénheid van ziel tot ziel, van gevoel tot gevoel, waarna de persoonlijkheid als de geestelijke bewustwording tot ons spreekt.
Rondom ons bevinden zich Goddelijke wonderen.
Maar de mens is het machtigste wonder door God geschapen.
Wanneer het kind van de aarde spreekt over: God schiep de „Mens” naar zijn beeld, dan is de mens onmetelijk diep en niet zo kleinzielig, als de dominee dat leven ziet, doch dan staan wij voor de ruimten die de ziel als mens te beleven heeft gekregen en eens zal overwinnen!
Het kind van de aarde kent dus deze wonderen nog niet, ook al is de geleerde in staat iets van de sterren en planeten te vertellen, zo diep is hij nog niet gekomen.
De diepte die wij beleven, mijn broeders, als liefde, is voor hem op aarde een groot raadsel en toch, ál dit machtige leven wil „Liefde” betekenen!
Het is niets anders!
Indien de mens zich zou kunnen verbinden, dan voelt hij niet alleen de Goddelijke liefde, doch beleeft die door de harmonische wetten en kijkt thans achter zijn eigen verkregen bewustzijn.
Dat is elke seconde van en voor het uur mogelijk.
Doch de mens en de geleerden zoeken en blijven zoeken.
Hij zoekt naar het ogenblik van zijn Kosmische geboorte, hij staat er bovenop maar ziet het niet, omdat hij die Goddelijke éérste fundamenten niet kent.
Ik zeg u echter, de mens en zijn geleerde gevoelens is in staat die fundamenten te zien en ze daarna tot de ruimtelijke ontleding te brengen, waardoor dood en leven voor de stoffelijke wereld overwonnen wordt!
De mens leeft erdoor en reageert eronder, doch is verwaasd door de Bijbel!
De mens kan nog niet geloven, dat hij een schepper is op macrokosmische afstemming, hij staat als een hulpeloos kind naar al deze wonderen te kijken.
En dat, mijn broeders, is nu Kosmische „Liefde”!
Door de harmonische wetten, dat weten wij thans, heeft God zich als Liefde gemanifesteerd.
Hij gaf ons Zijn liefde als wetten en levensgraden, doch door het vader- en moederschap en kregen wij verbinding met de andere, daaropvolgende ruimten.
Omdat nu de aardse geleerde in het bestaande kijkt en zoekt, ziet hij zijn verleden niet, ook al tracht men tot dat stadium door te dringen.
Het huidige stadium kan hem wonderen tonen, natuurlijk, doch ook dat fundament leeft hier in het verleden en heeft de Maan als moeder verstoffelijkt.
Die wonderen zijn nog aanwezig en te beleven doch men moet er de levensgraden voor volgen en het uur voor de stoffelijke bewustwording van elk stadium, eerst dán manifesteren zich de Goddelijke wonderen als stoffelijke werelden, doch dan staan wij meteen voor de „Alliefde”!
De harmonische wetten hebben nu de „liefde” geschapen en wil zeggen: indien wij en al het leven de wetten voor deze Goddelijke harmonie opvolgen, wij tevens Zijn liefdebron aanraken en eigen maken.
En dat wil zeggen, mijn broeders, dat wij hierdoor Zijn leven en persoonlijkheid moeten overwinnen!
Wanneer wij straks het stoffelijke en menselijke leven volgen, dan betreden wij de disharmonische wetten van de mens en zien dan, wat door God werd geschapen en wát de mens door zijn eigen „wil” heeft verknoeid, verhaspeld, verduisterde en mismaakte.
Dit zijn de alles vertegenwoordigende „wetten” voor leven en dood, voor vader- en moederschap, voor ziel, leven en geest, voor sferengeluk en stoffelijke volmaking, omdat deze wetten ons met de God van al het leven verbinden!
Wat wij thans zullen volgen, voert ons dus tot de miljoenen vragen en de duizenden waaroms van de mens, waarna wij volgens de Goddelijke wonderen als openbaringen gezien, op elke vraag kunnen antwoorden!
Hierdoor stellen wij dus onherroepelijk vast, dat God een „Vader van Liefde” is!
Dat is thans ons Goddelijke éénzijn!
Indien de mens dit niet aanvaarden kan, dan loopt hij zich ten opzichte van God te pletter!
Hij loopt zich te pletter tegen zijn onbewustzijn en ongeloof, maar de openbaringen van God schenken ons die éénheid.
Wij kunnen dus verdergaan.
Thans staat onherroepelijk vast, dat God Liefde ís!
De wetten hebben ons die openbaringen getoond, doch door dood en leven.
Dat is voor ál het leven het harmonische volgen van de wetten.
Dat wordt hierna eerst de Universele verruiming.
Immers, het leven van God heeft de wetten harmonisch beleefd.
Maar wij kennen het leven op Aarde en weten, dat dit niet is geschied.
Daarom wil Christus, dat het kind van de aarde zichzelf leert kennen en dat de ziel deze harmonische éénheid ziet.
Had het kind van de Aarde harmonisch het leven van Christus ontvangen, dat Christus heeft gewild, had Hij als het Goddelijke bewustzijn het kind van de Aarde andere, deze wonderen geschonken.
Doch doordat het leven op Aarde Zijn liefde niet heeft begrepen, was het Goddelijke bewustzijn niet in staat de mens van de Aarde met de Goddelijke liefdewetten te verbinden.
God schiep openbaringen in stoffelijke en geestelijke toestand.
Volgen wij het leven op Aarde en in de ruimte, dan komen wij voor die bewuste en onbewuste gevoelens te staan, maar waarvoor de ruimte het bewustzijn heeft beleefd en nimmer disharmonie heeft gekend.
Dat is alleen op Aarde te beleven en te zien.
Maar het leven vertelt ons thans hoe die wetten beleefd zijn.
De vraag is nu, hoe die diepte te moeten peilen om het eigenlijke leven ervoor te leren kennen, waarna wij voor die harmonische wet komen te staan en eerst nu de reine Goddelijke liefde zien.
Dat zijn thans de réaliteitswetten en wil zeggen, dat de ziel de Goddelijke liefde in handen heeft gekregen door de verstoffelijking ervan.
Vanzelf komen wij nu voor de Heelalgraden te staan als liefde en als een harmonische wet.
De Universele stelsels als macrokosmische lichamen voor het uitdijende Heelal, dat door de ziel als mens overwonnen wordt, wanneer deze wetten harmonisch-liefdevol, zoals God dat heeft gekund, worden beleefd.
Doordat wij ons bewustzijn met het andere leven kunnen verbinden en deze éénheid beleven, is die harmonische wet als liefde te voelen.
En dat is tevens voor het kind op Aarde mogelijk en beleven wij, dat door het vader- en moederschap de wet liefde niet alleen beleefd wordt, doch hierna verstoffelijkt het eigen bestaan als nieuw leven heeft aanvaard.
En dat is het kind voor de moeder!
Indien nu de mens in harmonie zou zijn met zijn gedachten- en gevoelsleven, dan waren er geen disharmonische toestanden op Aarde ontstaan, doch wij weten, hoe de ziel als mens haar wetten en haar leven heeft beleefd.
Komen wij tot die éénheid, mijn broeders, dan openbaart zich dus de liefdewet onder het menselijke hart, en is nu het verdergaan én daarenboven het bezit van de ziel als de astrale persoonlijkheid achter de kist.
Kan de mens deze wetten volgens de harmonie beleven, is er van angst en beven geen sprake meer en is God geen vader van haat, doch een Vader van Liefde!
En eerst nu beleeft de ziel als mens al deze Goddelijke wonderen.
Waarin wij thans leven, daarin bevinden zich de harmonische wetten, die wij als Goddelijk-Geestelijke wonderen mochten zien.
Dat is het Liefdeleven voor de „Almoeder” en zij gaf haar liefde door als een verstoffelijkte verdichting.
Hier leven die wonderen, mijn broeders.
Wilt gij ze thans beleven, wilt gij ze zien, stem u dan op dit bewustzijn af en gij krijgt God als een Vader van Liefde te zien.
Ik weet, dat dit mogelijk is.
Maar voel aan, wat Zon en Maan voor die fundamenten hebben beleefd en zij voor zichzelf mochten baren en scheppen, doch waardoor wij vaststellen, dat élke verdichting of levensgraad daarenboven een liefde-wet is.
Hoe nu de liefde is geboren, kunt ge waarnemen en dat dit het éénzijn is van ziel tot ziel, geest en leven, dat weet u reeds, doch tevens van stof tot stof.
Hier, in deze omgeving, door het Maan-moederlijke gevoelsleven, kunt gij de allesomvattende wet voor de harmonie en de liefde beleven, doch bovendien het verdergaan, kortom al de verstoffelijkte wonderen voor de mens en het leven als dier, bloem en plant.
En dat zegt u, waarmede de hoogste meesters ons willen verbinden en het aardse kind willen schenken.
Indien het machtigste wonder niet door de Maan als Goddelijk fundament was verstoffelijkt, wanneer hier het moederlijke géén zelfstandigheid had gekregen, wanneer hier niet de Bron van al het leven tot de ruimte had gesproken en indien hier, God Zijn schepping niet had overzien en boven alles uit, de „Almoeder” géén denken en voelen voor de wedergeboorte had gekend, dan kan ik u nu reeds zeggen, was de schepping als een kaartenhuis in elkaar gestort!
Maar dat is niet gebeurd en was toch mogelijk geweest, als de harmonie er niet was geweest én vanzelfsprekend de Liefde of wij hadden geen leven gekend.
Daarmee willen de meesters ons verbinden.
Néén, André, op Aarde kent men deze wetten nog niet.
Stel u zelf in, stem u af op dit wonder, opdat het tot uw leven zal spreken, is de vraag die tot mij komt en ik aan uw leven door heb te geven, wilt gij ook dit machtige wonder overzien.
Nader deze harmonische wet door uw liefde, ga schrede na schrede verder, bewijs wat gij thans hebt geleerd.
In uw leven en onder uw hart, zal ook dit wonder zich openbaren!
Ik weet echter, dat gij zult weten wat ik bedoel, mijn broeders, toch is dit wonder allesomvattend voor uw leven en bewustzijn en de grote gebeurtenis voor de Maan als liefdeleven.
Wat zij hier heeft gekund, is voor de ganse schepping, voor elke cel de plichtsbetrachting geworden, de énige en waarachtige mogelijkheid, waardoor het Goddelijke moederschap aan de eigen verstoffelijking begon, maar waardoor het liefdeleven naar voren trad.
Dat zijn dan de wetten voor Zon en Maan, is de liefde voor deze twee macrokosmische lichamen en zij legden het in handen van de mens, het dier en Moeder Natuur.
Hier zijn deze openbaringen te beleven en te aanschouwen.
Intussen kunt ge uzelf op het wonder instellen en vragen opwerpen, doch waardoor de reïncarnatie spreekt en al die andere levende wonderen, die wij tot dit ogenblik mochten ontleden en beleven.
U, meester Zelanus, kent de wetten van de ruimte, u hebt uw Kosmische bewustzijn in handen gekregen, maar voor André is dat niet zo eenvoudig, voor hem is het nu moeilijker om deze wetten te beleven, omdat hij nog op Aarde leeft en daarvoor gevoel achterliet en het organisme behoeft.
Ik ga even terug naar de Aarde om bezit te nemen van zijn organisme, zodat hij zich volkomen in het geestelijke beleven voor deze ruimte, liefde kan instellen.
Begrijpt gij dit, mijn broeders, dan is dat voor André als aardse persoonlijkheid de genade van de meesters.
Ik ga dus, u zult deze wetten beleven en voor uw eigen bewustzijn vaststellen, doch op eigen kracht.
Aanstonds kom ik terug, in slechts enkele seconden ben ik op Aarde.”
Meester Alcar liet ons alleen.
Ik kreeg het woord en kon tegen André zeggen en verklaren:
„Het wonder, André, waarover meester Alcar spreekt, móét in uw leven ontwaken.
Ik kan u daarbij niet helpen.
Maar de Maan schiep Moeder Aarde.
De Maan bracht leven voort.
De Maan legde die fundamenten, voor de geboorte en de liefde voor al het leven als eerste fundament vast.
Dát moeten wij volgen.
Het wonder, komt er tot mij, bracht de Maan door de Zon, als het vader- en moederschap tot de verstoffelijkte Goddelijkheid.
Het vaderlijke gezag van de ruimte, de Zon, is het machtige wonder tegemoetgekomen en is bewust moederschap geworden.
Dat werd, komt er tot mij en ik zie het wonder, de wederopstanding voor al het leven.
Het bracht éénheid tot stand, doch door deze éénheid betreden wij de ruimtelijke liefde als een wet.
Het heeft tevens éénheid gebracht tussen de planeten en de sterren, ook de nevelen kregen die wetten te beleven, opdat het vader- en moederschap géén belemmering zou ondergaan om die Goddelijke liefde te verstoffelijken.
Ik geef me aan je leven over, André, en eerst dan zal het wonder je daarvan alles vertellen.”
André krijgt thans het hoogste bewustzijn, dat wij in de ruimte kunnen beleven en het contact is met de Maan als moeder.
Hij gaat onmiddellijk verder en zegt, maar hij voelt, dat hij thans op volle kracht denken kan, omdat meester Alcar zijn organische leven vrijmaakt:
„De openbaring waarmee ik verbonden ben, mijn broeder Zelanus, behoort tot de ongelooflijkste wetten door God aan de Maan als Almoeder voor de ruimte geschonken.
Het stemt mijn leven af op de geboorte voor de Maan als Moeder.
En dat op macrokosmische afstemming.
Jazeker, dit wonder is allesomvattend.
Het wil zeggen, dat het mij met de geschapen levensrechten voor al het leven van God verbindt!
God heeft dit overzien.
Ik ga dus dichter tot het wonder.
Indien dit niet was gebeurd, dan was het leven van God verongelukt.
Het was hier gesmoord!
Het was het halt geweest voor al het leven!
Maar ik moet verder.
God plaatst ons hier voor Zijn Harmonie als Liefde!
Hij plaatst ons voor een Kosmisch raadsel, als liefde beleefd.
Doch voor alles machtig als realiteitswet.
Ik voel, dat de Maan als Moeder tot mijn leven spreekt en dat is ontzagwekkend.
Ik voel bovendien, dat u met mij meegaat om dit wonder te beleven en dat meester Alcar ons volgt, ook de hoogste meesters.
Maar wát is het wonder, waar leeft het?
Wat zal het zijn?
Ik voel thans Moeder Aarde, ook zij heeft ermee te maken.
Ik volg Moeder Aarde ten opzichte van deze openbaringswetten en voel thans de „wil” van de Albron, die zich manifesterend, doch moederlijk laat voelen en beleven.
Die openbaring is nu overheersend geweest voor het begin van al dit leven.
En dat wonder is te beleven.
Wij kunnen die éénheid nu ondergaan.
Ook van de Aarde af is dat te zien.
Ook dat is mogelijk geworden, omdat de Aarde het volgende stadium te beleven kreeg.
En de geleerden van de Aarde komen er nog niet achter, omdat zij deze wetten niet kennen.
Maar het verschijnsel heeft zich harmonisch voor de liefde verdicht.
Het is scheppen en baren.
En toch is alles eenvoudig.
Dat zal ik aanstonds zien.
Maar ik ga verder!
Ik zie nu, dat het leven, de Maan dus, zichzelf hierdoor met de Aarde heeft verbonden.
Ik daal thans in haar leven af en krijg „dood en leven” te zien.
Hier is het wonder geboren, doch Moeder Aarde kreeg het wonder als een harmonische Goddelijke wet te beleven en ging het leven verder of ook daar waren wij gestikt en was dat ons halt geweest, maar het was er niet, omdat de Maan nieuw leven gaf, het vooruitzicht om te baren en te scheppen.
Is dat niet wonderbaarlijk?
Néén, de astronomen komen niet achter dit wonder, omdat zij zichzelf niet willen kennen.
Ze smoren dit bewustzijn.
Zij kennen de Goddelijke Astrale Schepping nog niet.
Zij kennen de ziel niet als mens, de psycholoog is nog onbewust en hij is het, die door zijn studie die bron van leven en bewustwording openlegt.
Lichtjaren hebben hierin geen betekenis, niets te zeggen, omdat dit vader- en moederschap wil zijn.
Dit is een Universiteit op zichzelf, mijn broeder – ik ga verder.
Ja, ik zal tot deze openbaring komen en wel op eigen kracht, maar door de Maan als moeder word ik bezield.
Inderdaad, ik begrijp nu, waarom meester Alcar naar mijn organisme is gegaan of ik had deze diepte niet kunnen beleven.
Het is het geschenk van zijn leven voor mijn bewustzijn.
Ik ga intussen deze kraters bewonderen en zie thans, dat héél de Maan één verschijnsel is, waar wij zijn, beleven wij die kraters als de dood.
Ik sta thans op het wonder en zal het beleven.
Ik leef er zelf door of ik had door dit wonder geen levensvatbaarheid gekregen.
Ik leef en zie en voel en dat is mijn geboorte.
O, mijn God, nu kom ik tot éénheid.
Het is waarlijk opstanding.
Het is van óngekende diepte en toch eenvoudig, maar het overtreft alles, omdat hierdoor het ruimtelijke leven kon beginnen.
Het heeft afstemming op God en op al de wetten door Hem geschapen.
Voor het terugkeren tot God spreekt het wonder, voor élke levensgraad als macrokosmisch bewustzijn, voor mens en dier.
Het is ongelooflijk en toch zo dichtbij mij.
Ik zie nu het embryonale leven voor de Maan als moeder.
Hierin leeft het, meester Zelanus.
Ik zie ook het vaderschap.
De Zon als Vader stuwt vanuit het Centrale levenscentrum de verkregen plasma uit en die wordt door de Maan als Moeder opgevangen.
Indien de Maan zich nú, op dit ogenblik, om haar „as” had gewenteld, dan was het leven, het embryonale begin gesmoord, afgekoeld en waren wij op dat ogenblik als mens gestikt.
Maar indien Moeder Aarde zichzelf niet had gedraaid, dan waren wij levend verbrand en is het wonder voor de liefde en het Universele baringsproces, is het openbaringswonder voor de ruimtelijke wetten voor de harmonie en het liefdeleven.
Ik heb dus moeten beleven, waardoor God Zichzelf heeft gemanifesteerd.
Ik stelde vast ... mijn meester ... meester Alcar is teruggekeerd ... dat dit het allerhoogste wonder is voor de schepping, voor al de planeten en zonnen, voor het vader- en moederschap en de wedergeboorte.
Ik dank u, mijn meester, dat ik deze machtige genade mocht beleven.
De Maan vertoont zich maar aan één kant van de aarde gezien en dat heeft afstemming op haar moederschap, voor de geboorte van al het leven en is in niets veranderd.
Had zij, wat de Aarde heeft moeten beleven, zichzelf om haar as gewenteld, zoals haar kind dat heeft moeten volgen, waren wij en al het leven hier gesmoord.
Bij het ontstaan van de schepping hebben Zon en Maan zich het eerst kunnen verdichten en bleef het moederschap die verwarmde plasma aanvaarden, doch hierdoor verdichtte zich het leven in embryonale toestand.
De Zon als het vaderlijk gezag zond die kracht uit en de Moeder als de Eerste Kosmische Levensgraad zoog die heilzame werking in zich op.
En omdat de Zon die krachten voor het huidige stadium nog niet bezat, beleefden zij deze Goddelijke en ruimtelijke éénheid.
Daardoor is Zon en Maan één leven, zijn het tweelingzielen.”
„Inderdaad, mijn broeders, dat is het wonder.
Waarom, vroegen wij ons in het begin van deze reis af, is er nacht op aarde?
Dat is voor de afkoeling noodzakelijk.
Of het leven zou verbranden.
Maar wat wil de Bijbel nu?
Wat heeft de Bijbel hiervan verteld?
Niets, géén woord, want de Bijbelschrijvers waren nog niet zover.
Het is dus waarheid, hierdoor heeft Moeder Aarde zichzelf weer beschermd.
Doch opnieuw door Zon en Maan, door de middelpuntvliedende krachten, het aantrekken en afstoten, de verzorging van het vader- en moederschap.
Waarom ligt Mars nu zover van de Zon af?
Omdat zij dierlijk leven zou baren en voor de groei- en bloeiprocessen had te zorgen, wat door de Aarde afgemaakt werd.
Afstanden hebben dus alléén voor het vader- en moederschap betekenis.
Dat heeft het bewustzijn van de planeet zelf geschapen.
En zijn nu de harmonische wetten voor het liefdeleven van God.
Het is dus tevens duidelijk, dat de Aarde nimmer dit verdichtingswonder van de Maan beleven kan, omdat de Aarde een andere verdichting heeft beleefd.
Moeder Aarde zal nooit dit kraterachtige stervensproces te aanschouwen geven, want dat is niet mogelijk.
De Maan verdichtte zichzelf voor de ziel als overheersende wet, de Aarde voor het organisme!
Welnu, mijn broeders, dat is dus leven en dood!
Maar hierdoor zien wij en kregen wij als mens ons leven in handen.
Hierdoor zijn er geen ruimtelijke stoornissen ontstaan.
Daarom is dit de allesomvattende wet voor de harmonische liefdesgraden als vader- en moederschap beleefd.
Indien er geen nacht op aarde was te beleven, stierf ook nu nog het leven.
En was er geen Zon, waren wij in korte tijd reeds gestikt, zodat wij kunnen vaststellen, dat de harmonische wetten voor het liefdeleven voortgang hebben gebracht.
En wanneer de mens die opvolgt, is er van duisternis geen sprake meer en komt er vrede en rust op aarde!
Miljoenen jaren heeft dit proces voor de Maan geduurd.
Intussen kwamen andere lichamen door haar bewustwording gevoed tot uitdijing en verdichting en kon het leven van de Maan verdergaan.
Eerst kregen de bijplaneten bewustzijn en later de eigenlijke levenswet als Tweede Kosmische Graad en voor het volgende en hogere bewustzijn de Vierde Kosmische Graad.
Niets is echter in staat geweest om de Maan als Moeder voor deze ruimte uit haar baan en ruimte te wringen.
Toen de Maan aan haar verdichtingsproces zou beginnen, dus haar astrale-Goddelijke afstemming zou verdichten, leefden Mars en de Aarde in deze ruimte, doch zouden eerst later tot verdichting komen.
Toen de ziel als mens nu ... en het dierlijke leven die bewustwording had gekregen, het uiteindelijke voor de Maan had bereikt, kon de mens verdergaan, omdat de volgende levensgraad door de Maan als Moeder was verzorgd.
Hierdoor beleven wij de ruimtelijke harmonische wetten, doch zien thans, hoe liefdevol het eerste leven voor het volgende, het „kind”, heeft gezorgd.
Later zijn dus de drie Kosmische Graden geboren, doch door Zon en Maan als de vader en de moeder voor de ruimte, waardoor „leven en dood” betekenis kregen voor al het leven.
Gij kunt thans aanvaarden, dat Moeder Aarde het is, die haar taak voor God en ál de beleefde wetten zal afmaken.
Dat zij daardoor een langere levensduur gekregen heeft, is duidelijk.
Hoe sterker de Zon werd, des te ruimer en bewuster werd het leven en waren de verdichtingen.
Maar tevens de éénheid voor het vader- en moederschap als harmonische wetten, door de éénheid als liefde beleefd.
U ziet nu dat God oppermachtig is, maar dat wij mensen die macht in handen krijgen en stellen wij vast, dat wij Hem in álles zullen en moeten vertegenwoordigen.
Daarom is het vader- en moederschap steeds overheersend bewust en dat geldt voor elke levensgraad, voor dier en mens, voor Moeder Natuur.
Het vaderlijk gezag voor het leven blijft tot het einde van de ruimte het moederlijke gezag beïnvloeden, omdat hierdoor het leven verder gaat.
Door duizenden stoffelijke en geestelijke verschijnselen kunnen wij deze wonderen ontleden, doch wij komen hier terug, om het embryonale leven voor ons als mens te volgen, en komen wij hierop terug.
Immers, ontdoe het kippenei op aarde van de moeder, haal het telkens onder de natuurlijke of technische moeder vandaan en wij zien afbraak, afkoeling en tenslotte mismaking en de dood.
Maar nu géén nieuw leven, omdat hier dus stoornissen zijn ontstaan en dat is hier voor de Maan van universele harmonie.
Dat heeft de moeder de macht en de kracht ontnomen om haar baringsproces te voltooien en haar liefdeleven voor God af te maken.
Maar God als de „Almoeder” heeft dit voorzien en overzien!
En thans ging het leven verder!
De Maan, Mars, elk moederschap heeft het nieuwe leven in duisternis te scheppen.
Alles wat aan de oppervlakte leeft, heeft bewustzijn en dat bewustzijn kreeg door het moederschap scheppend fundament.
In niets zien wij dus stoornissen.
Klimatologische omstandigheden hebben wij niet leren kennen, althans in dit stadium niet, dat wil zeggen, de geestelijke levensgraad zorgde voor de stoffelijke ademhaling en kon dit verdichtingsproces en uitdijings­wonder zich verder ontwikkelen.
Wanneer wij straks al deze wetten voor het embryonale leven volgen, komen wij opnieuw dit harmonische liefdeleven tegen en gaan dan verder.
Het leven dijt uit, omdat de Maan als Moeder zichzelf splitste.
Stel u thans daarop in en wij beleven ook die wonderen.”
–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–
–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–