God als Vonk
„Dat is duidelijk, mijn broeders.
Maar wat wil dit zeggen, André?”
„Dat wij, wat ik nu voel en zie, dat moeten beleven als de Goddelijke vonk en wil betekenen, dat élke vonk tóch álles bezit, wat wij door deze openbaringen mochten zien.”
„Ook juist en zegt, dat al het leven als vonk van God tóch Goddelijke afstemming bezit, maar dat dit dóór de Goddelijke splitsing tot stand is gekomen.
En toen, meester Zelanus?”
„Scheurde deze ruimte vaneen en splitste God zich in myriaden deeltjes, op dat ogenblik kreeg élke vonk van God de eigen zelfstandigheid.
Ik zie dat wonder voor mij, mijn meester.
God heeft zich gesplitst, zoals dat ook door de „Albron” is gebeurd.
Wij zien thans, dat hierdoor het universum moet verduisteren.
Uit dit gouden licht ontstaan er dus andere werelden, die vonken zijn van God, maar dé Godsvonk ís!
Met ál de karaktereigenschappen ván God, omdat ook de „Albron” zichzelf gaf.
En die Moeder hebben wij leren kennen.”
„Zo zou het geschieden, mijn broeders.
Dat stadium zien wij thans.
Dit is dus de macrokosmos en die machtige ruimte heeft zich gesplitst, omdat het leven moet evolueren.
Dit is God als vonken gezien.
Gij kunt u ook nu niet vergissen, omdat wij die vonken straks als stoffelijke lichamen terugzien en begint het stoffelijke macrokosmische en microkosmische bestaan.
Is dat niet duidelijk?
En dan zult gij uzelf als mens leren kennen, maar tevens het dier én daarna ... Blavatsky – eerst Moeder Natuur!
Dat kunt gij thans de theosofen zeggen, mijn broeder André, omdat wij die werkelijkheid beleven en zien!
Ook de macrokosmos zal zich dan verdelen.
Maar dan gaan wij verder!”
Het leven heeft een aanvang genomen, niets kan dit Goddelijke gebeuren tegenhouden en onfeilbaar komt de Schepping in onze menselijke handen.
Hoe al dit leven uitdijt, mijn broeders, zien wij aanstonds, wanneer wij het huidige stadium betreden.
André, mijn broeder, gij moet op aarde dit verwerken.
Maak daar uw vergelijkingen, maak u gereed om de volgende evolutie te kunnen beleven en meester Zelanus zal de „Inleiding” vastleggen waarop wij de „Kosmologie” zullen bouwen.
Het moet u duidelijk zijn, dat wij hier álle fundamenten zien waardoor wij God leren kennen.
Hier zijn ze geboren!
En dat is een Vader van Liefde, van Licht en is in alles „Moeder”!
Van graad tot graad moeten wij de wetten volgen en ontleden.
En dat wil Christus!
Dit wordt de „Kosmologie” voor al het leven op aarde.
Wij weten nu, elke wet van God is een vonk van Zijn leven en iedere vonk bezit ál Zijn eigenschappen, maar vooral Zijn diepte.
Hebt gij nog vragen te stellen over de eerste verschijnselen?
Dan is dat nu nog mogelijk.
Onze volgende reis beleven wij voor de stoffelijke openbaringen.”
Néén, wij hebben niets meer te vragen en de wetten voor deze ruimte geven ons te voelen, dat wij verder mogen gaan.
Wij hebben God als het „Licht” leren kennen.
Toch geeft André ons nog te beluisteren:
„Wat er nog tot mij komt, meester, is dat dit alles „Liefde” is.
Indien thans het leven dat uit dit alles tevoorschijn komt de harmonische opbouw volgt, kan er geen disharmonie komen.
Maar dat is niet gebeurd.
En toch, vragen de mensen zich op aarde af: waarom is er zoveel disharmonie geschapen?
Ik weet het, dat hebben wij mensen gedaan.
En ik voel nu, dat wij die fouten in onszelf volgen en eerst dan leert de mens op aarde zichzelf kennen.”
„Dat is juist, mijn broeder.
Al die mogelijkheden zullen wij volgen.
We zullen zien, dat élke vonk nieuw leven heeft geschapen.
Dat dit machtige reizen zullen zijn, weet gij zeker nu reeds.
Zet hier alles voor in, André, gij zult beleven, dat de God van al het leven in uw hart ontwaakt.
Waarlijk, mijn broeders, wij ontvangen nu Goddelijke wijsheid!”
Toch volgen wij nogmaals al deze wetten, keren terug tot het eerste baringsproces, volgen God als „Vader en vooral als Moeder”, waardoor voor ons bewustzijn elke levensgraad – als een verdichte wereld zichzelf opent, doch waarna wij het volgende stadium kunnen beleven.
Geachte lezer,
voel aan wat dit alles zeggen wil.
Dít is ons en uw fundament voor uw Kosmologie.
Ga na hoe het één uit het ander naar voren trad.
Aanvaard onherroepelijk, dat God vóór alles „Moeder” is.
De „Almoeder” is het, waardoor ál het leven háár zelfstandigheid kreeg.
Wij bouwen thans verder.
Volg ons, ga met ons mee, máár leg deze Inleiding in en onder uw hart, dít is de sleutel voor élke stoffelijke én geestelijke wet, die wij straks op aarde en voor uw leven terugzien.
Alles zullen wij nu voor uw leven ontleden!
Maar neem „Het Ontstaan van het Heelal” in handen, zodat u voorbereid bent.
Wij komen straks vanzelf tot de Hellen en de Hemelen.
Wanneer wij tot de ontleding van de menselijke wetten komen, volgen wij vanzelf hetgeen de Bijbel u en ons heeft verteld en zult gij ál die onwaarheden voor uw leven als ziel en geest vaststellen, omdat gij uw God leert kennen!”
Meester Alcar ging terug naar de aarde.
André daalde in zijn lichaam af en kan reeds zeggen:
„O, mijn God, U verdoemt niet!
Mijn „Moeder”:
Ik zal mijn best doen.
Ik zal alles aan deze mensheid doorgeven!”
-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-