De Wetten van Leven en Dood voor het Universum

„Bewustwording, mijn broeders” ... gaat meester Alcar verder ... „is moederlijk en vaderlijk leven, maar wil liefde zijn.
Bewust- of ónbewustzijn is toch één wereld, omdat het één uit het andere geboren is en omdat al het leven tot God zal terugkeren.
Dat zegt, de ruimte evolueert, doch door dood en leven.
Ga daarin over en leer ook dat kennen, komt er tot mijn eigen bewustzijn en wij volgen u.
Dat is de Stem vanuit het bewuste Goddelijke „AL”, die tot ons spreekt en ons nog altijd volgt.
En voor u en mij en al het leven van God is deze Goddelijke liefde.
Soms hebben wij even de dood en het leven aangeraakt, omdat wij die wet voor een andere levenswet hadden te belichten, doch nu staan wij voor „dood en leven” van deze ruimte.
Eerst nu komen wij tot deze eenheid.
Al dit geschapene gaat door de dood én het nieuwe leven verder en hoger, maar evoluerend tot de bewustzijnsgraden en betreden mens en dier, bloem en plant het volgende bestaan, waardoor wij echter de Goddelijke „rechtvaardigheidswetten” leren kennen, want indien er geen dood was, bestond er tevens geen Goddelijke rechtvaardigheid, omdat thans het leven die rechten werden ontnomen.
Hoort u het thans, mijn broeders?
Het sterven voor de ruimte is een rechtvaardigheidswet, zo ook voor mens, dier en bloem, voor al het leven.
Indien gij u hierop wilt afstemmen dan gaan wij verder.
Tevens geef ik mij aan uw voelen en denken over, omdat de ruimte uw leven wil bezielen.”
En het is André die met de wetten van leven en dood verbinding krijgt en kan antwoorden:
„Waarin ik nu leef en ín mij gekomen is, mijn meester, is voor mij het éénzijn met de sterren en planeten, die thans het stoffelijke leven met het geestelijke voortgaan verwisselen.
Voor ons als mens is dit op Aarde het stervensproces.
Maar het wil zijn en ís voor God ... het betreden van het leven, ná de beëindiging van de eigen kringloop, de astrale wereld.
Het betreden dus als het innerlijke leven, de geest, het leven achter de kist.
Dat is het verdergaan in de geest!
Ook voor het Universum zijn deze wetten geschapen en wij kregen ze door de ruimtelijke wetten in handen en te beleven, waardoor ook wij verder konden gaan.
Maar hoe kijkt het kind van Moeder Aarde naar deze wetten?
Hoe worden deze levensgraden beleefd?
Hoe ziet het kind van Moeder Aarde de dood?
Dat is verlies, afbraak, dat kind schreit zich leeg, omdat het de dood niet kent, niet als eigen evolutie ziet, zodat hierdoor al die narigheid geschapen is.
Er sneuvelen thans op Aarde miljoenen mensen, maar er is nog niet één mens gestorven, wat daar sterft is noodzakelijk, maar dat is stof, de ziel als geest gaat thans verder en hoger, zij vervolgt haar evolutie!
Néén, mijn meester, dat heeft het kind van Moeder Aarde nog niet begrepen.
Wat wil leven en dood voor het Universum zeggen, tot ons leven schenken?
Ik moet dat even volgen.
Miljoenen mensen aanvaarden daar reeds dat er geen dood is.
Miljoenen anderen zien alléén de dood, die niet alleen hen maar ook elke wet van deze ruimte vernietigend slaat en is er voor niets hoop meer, geen leven meer, niets dan ellende blijft er achter en voor de mens over.
Maar de ruimtelijke wetten voor ons leven verklaren ons anders het leven voor ziel en geest, zodat wij thans verder kunnen gaan om ook deze rechtvaardigheidsgraden te ontleden.
Een dood is er niet, de ziel betreedt daardoor andere werelden, roept deze ruimte mij toe en geef ik aan het kind van de Aarde terug, opdat het ook voor leven en dood zal ontwaken.
Voor het leven op aarde verklaarde u mij al deze wetten, mijn meester, en schreef u de boeken ‘Een Blik in het Hiernamaals’.
Nu beleef ik de ruimtelijke wetten voor leven en dood.
Door tal van verschijnselen is nu door mij vast te stellen of er hier leven en dood is.
Zeker, wij weten het, maar nu daal ik in die wetten af, ik krijg ruimtelijke éénheid te beleven, zodat zich die wetten zullen openbaren.
De Maan en met haar andere planeten en sterren zijn stervende.
Dat is het verdergaan voor het leven van God, ook voor de mens van de Aarde werden deze wetten geschapen.
Dat is het betreden van nieuwe werelden.
Het sterven is „Evolutie”.
God heeft dit van tevoren overzien, ook voor de Almoeder waren deze wetten niet anders, omdat hierdoor het leven de mogelijkheid kreeg om verder te gaan.
Het leven zou eerst de levensgraad afmaken, doch daardoor, door de „dood” dus ... stond de andere en volgende levensgraad gereed om de ziel van God op te vangen.
En toen kreeg het leven als de vonk van God het verschijnsel te beleven, dat voor het kind van de Aarde nog steeds „het doodgaan” is.
Ik ben thans één met de sterren en planeten voor het proces „leven en dood”!
En wat ik nu zie, is voor mij een machtig schouwspel.
Ik ga over tot de stoffelijke wetten voor het sterven, ik zweef thans door de ruimte en onderga deze éénheid.
Al dit leven moet sterven of het gaat niet verder, ook de Aarde lost eens op, doch dan heeft zij haar taak als de Maan volbracht.
Dat is dan het sterven voor de planeet en tevens haar wedergeboorte, voor de „Vierde Kosmische Levensgraad”.
Al deze sterren en planeten moeten sterven voor de ruimte of er was geen evolutie.
Wat wil nu de mens van de aarde beginnen?
Wat heeft dat leven nog te vragen?
Ik zie, dat in de ruimte steeds nieuw leven komt en dat wil zeggen, dat men dat van de Aarde steeds weer zal zien en ontdekt men daar een nieuwe ster.
Maar de vorige is verdwenen, zij ging verder, doch dat zegt mij nu, dat het leven in de ruimte, dit Universum, nog uitdijt, nog bezig is zichzelf te verdichten en voor het toekomstige bestaan nieuw leven schept, nu eerst het vader- of het moederschap beleven zal.
Ziet gij het anders?
Néén, dat is niet mogelijk, want dit zijn de wetten voor leven en dood.
Daarginds zweeft Moeder Aarde.
Wij kennen haar leven.
Al dat leven moet verder door de dood.
Een andere wet is er niet geschapen door God en dat is te begrijpen, nu wij deze wonderen mogen aanschouwen.
Al dit leven gaat het astrale tegemoet en is voor de mens als leven niet anders te zien, omdat de mens deze wetten op te volgen heeft.
Het menselijke sterven verschilt in niets, dat is één gebeuren, het is hier het uiteenrukken van een ster, het oplossen van een planeet, voor de aarde het verdwijnen van het menselijke organisme, voor dier en bloem is dat hetzelfde proces.
Machtig is dat, omdat het ons met de Goddelijke wetten voor de wedergeboorte verbindt.
En dus niet met ellende of enige afbraak.
Om dat te beleven moet de ziel als mens zich overgeven.
Dat zijn de wetten van de ruimte en krijgen Gode gedankt de mensen niet in eigen handen of zij remden zichzelf en gingen niet meer verder, zij schiepen thans disharmonie voor God en al deze openbaringen.
Is het niet waar, kind van de aarde?
Indien de mens deze wetten in handen kreeg – hij beleeft ze, omdat de Goddelijke evolutie het leven dwingt om verder te gaan – schiep de mens als de persoonlijkheid onrechtmatigheid, ónwil, ónzijn en ónbeleven, daardoor stond de Goddelijke evolutie van het menselijke wezen van de Aarde stil en vernietigde de mens de eigen schepping, dat thans niet mogelijk is.
Maar de dood moet worden begrepen en eerst dán is er vreugde in de mens.
Moeder Aarde laat haar kinderen nu schreien, zij weet immers, straks komt haar leven tot die geestelijke wetenschap en eerst dan wordt het leven op aarde volgens de ruimtelijke wetten beleefd.
En dát is het geluk voor elke vonk van God.
De „dood” nu, mijn meester, voert al het leven tot dit ongekende geluk, het nieuwe leven binnen, dat voor de ziel als mens, ná de beleefde stoffelijke kringloop, de astrale wereld is.
Daar leeft Moeder Aarde, de Maan, leven Venus, Jupiter en Saturnus, leven miljoenen vonken van God en al die levens zullen hier sterven en toch verder leven, want sterven héét en wil zijn: evolutie-wedergeboorte!
Is dat nu niet wonderbaarlijk om het te mogen weten?
Nu is er geen verlies meer, thans wordt het eeuwigdurend éénzijn!
Al dit leven van de ruimte zal zich alleen gereedmaken voor het stervensproces, wanneer ook de vonk die evolutie heeft beleefd, eerst dan is het verdergaan mogelijk.
Dat wil dus voor de Aarde zeggen, ook al verliest de moeder haar kind, dat is geen verlies, dat het leven verder moet, hoger, terug tot God.
Ook zij als moeder heeft deze wetten te aanvaarden en zien wij hier in de ruimte, omdat de Maan stervende is en met haar ander leven.
Dit leven van de ruimte gaat naar de Vierde Kosmische Graad, maar ook wij als mens en met ons al het andere leven.
Wat heeft het Universum ons nog meer voor dood en leven te zeggen?
Dat die Grote Beer, de Lier, de Zwaan, Castor, Pollux en vele andere sterren en planeten, zoals men ze op Aarde noemt en geen ruimtelijke betekenis bezit ... straks uit dit Universum verdwijnen, omdat er een dood is!
Ook al duurt dat nog tijdperken, voor vele lichamen miljoenen jaren, zij zullen „verdwijnen” ... doodgaan ... dus oplossen en dat is het verdergaan.
Zij maken zich gereed voor de Vierde Kosmische Graad.
Zij hebben dan voor deze ruimte hun taak volbracht.
Deze levens lossen langzaamaan op en is het stervensproces op macrokosmische afstemming.
Het Noorden en Zuiden, Westen en Oosten zal dan voor deze ruimte léég zijn, doch dan heeft de mens het „Geestelijke Hiernamaals” bereikt.
Méér is er nu niet nodig.
Dat is alles, maar de sterren en planeten gaan met ons verder en hoger.
Dat is Gods bedoeling voor al het leven.
Nog heeft Moeder Aarde tussen al dit leven een machtige taak te vervullen.
Haar leven overheerst elke ster en iedere planeet.
Wat willen astrologen vanuit de ruimte trekken en berekenen, nu wij voor de Aarde als het hoogste bewustzijn van het Universum staan?
Ik zie dit even en ga verder, mijn meester, eerst later zullen wij ook deze wetten volgen en ontleden en dan het kleinzielige gedoe ervan beleven en vaststellen.
Kán een onbewuste planeet de mens bezielen?
Is daar Jupiter toe in staat, nu wij weten, dat Moeder Aarde het hoogste heeft gekregen?
Ook de enorme belichaming van Mars heeft niets te betekenen voor de hoogste bewustwording van de Aarde en heeft het leven van Moeder Aarde als mens straks te aanvaarden.
Die enorme belichaming overtreft de Aarde niet en heeft voor dood en leven betekenis, omdat hier achter toch het Universele éénzijn leeft.
Dat zegt nu, dat Mars en Maan eerder zullen sterven dan de Aarde, dat moet volgens de opvolgende levensgraden voor dit bewustzijn, en krijgt het leven op Aarde eens van de Aarde af te zien.
Dat is dan voor Mars de eigen dood en het verdergaan.
En wat nu te zeggen van de machtige Jupiter?
En hierna van Saturnus met haar ring als levensbaan verdicht?
Hoort u dit, mijn meester?
Ik zie nu hoe zij haar ring gekregen en verdicht heeft, waarvan wij later de wetten zullen beleven.
Maar hoe denkt het geleerde kind van Moeder Aarde erover?
Dat kind kan dit wonder, dat een natuurlijke wet is voor de uitdijings- en verdichtingswetten nog niet begrijpen, omdat dit geleerde wezen de schepping niet kent!
Maar zie omhoog en ver van uw leven weg, gij zult toch dit éénzijn volgen en hierna het Goddelijke woord als ik ontvangen en beleven.
Die duizelingwekkende vaart zegt ons niets meer, nu wij de ziel, de geest van het planetenorganisme mochten leren kennen, ook de afstand van de Zon voor de Aarde niets, als lichtjaren gezien, het gaat ons nu om het vader- en moederschap, om dood en leven, eerst daardoor spreekt het stoffelijke ontzag van het Universum voor mens en dier.
Voor het leven van Moeder Aarde.
Zie omhoog en gij ziet deze planeten en sterren en kijk naar beneden, links en rechts, waar wij ook zijn zien wij „leven en dood”.
Ik bén nu „middelpuntvliedende kracht” geworden, mijn meester, waardoor ik nu in staat ben al dit leven te ontleden, maar waarvan ik thans „leven en dood” voor mij zie.
En daarvan kennen wij élke wet, zodat wij in staat zijn om de Goddelijke, geestelijke wetenschap voor de Universiteit van Christus te vertegenwoordigen.
Nu zie ik, beleef ik bovendien, dat het juist de machtige planeten zijn, die geen vader- noch moederschap bezitten, omdat zij dit ruimtelijke organisme in leven moeten houden, totdat het laatste bewustzijn als mens en dier deze ruimte overwonnen heeft.
En dat zijn de sterren en planeten die het eerst aan deze verdichting zijn begonnen, want zij maken deel uit van het „longsysteem”, dus kernen van bewustzijn voor het Universele organisme.
Alles sterft hier, zelfs het gewaad voor het Universum zal sterven.
Het zijn juist die lichamen die voor de Vierde Kosmische Levensgraad híér zijn begonnen om die wereld te scheppen, waarvoor zij hun eigen levensaura hebben gegeven en alléén door het stervensproces mogelijk is.
Wat nu de macrokosmos ons als micro-bewustzijn te beleven geeft, voor dood en leven dus, is het bezit van de menselijke ziel.
Hierdoor keert zij immers tot haar God terug.
Mijn beleven, meester Alcar, voert mij dus door de „dood” tot de wedergeboorte terug.
Dat is van essentieel belang voor élke vonk en dat zal zo blijven.
U ziet, ook het Universum ondergaat evoluerend het sterven.
Want hierdoor zijn er andere Zonnestelsels geboren, ook voor deze ruimte.
Doordat het stoffelijke leven sterft, zijn de Vierde, de Vijfde, Zesde en Zevende Kosmische Levengraden ontstaan.
Gij zult straks die wetten leren kennen.
En dat zijn werelden die men niet van de Aarde af ziet, noch beleven kan, omdat die voor de geestelijke ontwaking zijn geschapen.
Dat zegt, als de mens daar op Aarde sterft, zij het verhoogde geluk ontvangt of de mens uit het aardse oerwoud kreeg nimmer iets anders te beleven.
Wil de astronoom nu die werelden zien, dan moet hij kijkers scheppen die geestelijke werelden zien, doch dat is niet mogelijk, hoewel de mens, die over miljoenen jaren nog op Aarde leeft, zijn wetenschap ruimtelijk heeft verstoffelijkt en zal hij in staat zijn het Heelal te bevliegen en te beleven van de Aarde uit, omdat hij zich dán geestelijk en stoffelijk leviteren kan.
Wil de astronoom de Vierde Kosmische Graad zien, dan zal hij zijn instrumenten moeten vergeestelijken en wil de atoomgeleerde die splitsing beleven, dan staat ook hij voor deze zelfde wetten.
Dat wordt dan ruimtelijke bewustwording voor al het leven van God en is alléén door het doodgaan te ontvangen!
Voelt u dit machtige wonder, mijn meester, broeder en zuster van de Aarde?
Dit zijn Goddelijke wetten.
En de ziel als mens maakt zich deze wetten eigen door de dood, want doodgaan is nieuw bewustzijn beleven, is verdergaan, is tevens en bovendien ruimtelijke ontwaking.
Verlang om het leven op Aarde te mogen behouden en gij staat op een dood punt en kunt nu niet verder.
Omdat God u liefheeft en de „Almoeder” het zo heeft gewild, zult gij daar moeten sterven, want het is uw ruimtelijke en Goddelijke bewustwording.
Door de dood én het daarachter levende verdergaan, krijgt de ziel haar volgende evolutie te zien.
En eerst dan kunt ge zien hoe diep uw leven is, ook God, nu kunt gij bewust verder.
En hebt ge uw dood lief, is er geen ellende, noch armoede en verlies te zien, dit is en blijft geluk!
Kan de mens van de Aarde nu zeggen: ik ken mijzelf?
Néén, maar dat is thans wel mogelijk geworden, wij leren nu hoe wij zijn geboren.
En wat de ruimte voor ons dagbewuste denken en voelen, voor vader- en moederschap te betekenen heeft.
En eerst dan kijkt de ziel als mens achter haar liefde en begrijpt zij zich als moeder en vader.
Nu kan zij dienen!
Thans kan zij haar ruimtelijke – kus – ontvangen en die is Universeel diep.
Het sterven is geboren worden voor de ruimte!
De dood is een Goddelijke zegen voor de ziel als mens en voor al het leven door God geschapen.
Daardoor zal ik als mens mijn eeuwigdurende geluk ontvangen of het was niet mogelijk.
De uitdijingswetten heeft de dood in handen gekregen.
Was er geen dood, mijn meester, dan was er geen voortgang, dan waren er ook geen opvolgende levensgraden geboren.
Want de dood zond ons naar de volgende levenswet en dat werd de nieuwe geboorte, voor ziel, leven, geest en stof, hierna de menselijke persoonlijkheid.
Dood nu niet op aarde, omdat gij de vonk van God uit dat leven slaat!
Als gij daar té vroeg het leven verlaat, is dat een disharmonische wet scheppen en die brengt leed en smart voort, die schept haat en afbraak en verdierlijking, ja ál die afschuwelijke duisternis.
Ik ben thans gelukkig, mijn meester, dat ik niet meer doden zal.
En dat wil zeggen, ik ga nu harmonisch verder, mijn eigen dood zal het daar voor het organisme zeggen en ik als de astrale-geestelijke persoonlijkheid wil dat aanvaarden, omdat die „Magere Hein” mij zegevierend liefheeft!
De dood bracht ons tot het uitdijende Heelal, tot de Heelal graden en levenswetten, daarom is de ruimtelijke dood menselijke zegen geworden.
En tenslotte, mijn meester, zullen de ónbewuste levensgraden bewust worden en bewustzijn genieten door de dood.
Welnu, Magere Hein, de ruimte heeft u lief en zal u voor eeuwigdurend blijven liefhebben.
Ik zal alles doen om het kind van Moeder Aarde tot uw ontwaking te voeren.
En dat is het verdergaan voor élke vonk van de „Almoeder” ...! Uw en mijn God!
Door de dood, mijn broeders, krijgt het leven nieuwe incarnaties te beleven.
Er gaat dus niets verloren, want door de dood keert het beleefde leven tot de Albron terug, waarvan de ziel als geest een verhoogd bewustzijn te vertegenwoordigen heeft.
Dat is voor ons het leven achter de kist.
De astrale wereld, dat zijn de sferen van licht.
Wij zien dus, het één heeft met het vorige te maken en die levens zijn één en blijven één.
De wetten voor de ruimtelijke evolutie dwingen dus de sterren en de planeten om de dood te aanvaarden, want hierachter leeft het nieuwe en volgende leven.
Is dat nu niet machtig?
Is dit niet om er alles voor te willen geven?
Het organisme trekt zich dus vanzelf terug en geeft de ziel haar Universele vrijheid.
Zo kan de ziel als mens haar taak voor God en Zijn ruimten afmaken.
De wetten voor leven en dood dwingen elk insect zich te geven, omdat dit de verruiming is.
En als laatste zien en beleven, krijg ik nu nog: het is noodzakelijk voor de mens als kind van God, omdat dit het waarachtige terugkeren tot de Albron is en betekent!
Ik geef mij nu weer aan uw leven over, mijn bezieling eindigt thans.”
En meester Alcar is het, die mij het contact geeft en kan ook ik bewust verdergaan.
„Hoe eenvoudig, mijn broeders, is alles.
Hoe eenvoudig wordt het.
Ik zie opnieuw de levensgraden en door de levensgraden kan ik mij oriënteren.
En dan betreed ik onmiddellijk het leven op Aarde, ga ik verder, omdat die wetten overheersend spreken.
De stof legt de ziel af, de geest en het verkregen bewustzijn als de dood komt.
Het stoffelijke organisme keert eveneens tot de „Albron” terug, waardoor wij zien, dat er géén vonkje verloren gaat.
Gelukkig of ongelukkig, de ziel als mens gaat verder en betreedt nu de geestelijke wereld.
Aan ons leven kunnen wij het bewustzijn van de ruimte volgen en aanvoelen, doch dat legde ons de dood in handen.
Door de dood kunnen wij zeggen, dit behoort mij toe, want hij is het, die ons tot de eigen zelfstandigheid heeft gebracht.
Het Universele stervensproces is nu overwinning van het tijdelijke.
Het gigantische gebeuren voor deze ruimte werd Goddelijk éénzijn.
Want hierdoor traden de wetten naar voren.
En nu kreeg Zon en Maan, ook Moeder Aarde, leven en dood in handen en is voor ál het leven van God rechtvaardigheid.
De dood dient dus, heeft ons lief en brengt ons tot al de levensgraden.
Wanneer wij straks de stoffelijke wetten beleven voor de ziel als mens, stellen wij eerst ruimtelijk deze genade voor de ziel vast en ziet zij, dat de dood zegenbrengend is geweest voor haar wezen en persoonlijkheid.
En eerst dan stijgt er een zucht van verlichting op uit dat menselijke vaderlijke en moederlijke hart en heeft zij zichzelf door de dood overwonnen.
Dan kan zich het gevoelsleven openbaren, doch thans wordt zwart niet wit meer, maar hemelsblauw, wij zien dan de zeven verdichtingstijden voor het Goddelijke én menselijke kleurenrijk terug.
En die groeien en verdichten zich nu door het bewuste vader- en moederschap, omdat de ruimtelijke liefde voor de ziel als mens is ontwaakt.
Was er geen dood, mijn broeders, dan kregen wij nimmer onze geestelijke tweelingziel te beleven en dat is toch ons Goddelijke éénzijn!
Dat is onze „Wayti” ..., mijn broeder André, voor het leven achter de kist.
Wie wil die liefde niet beleven?
Wie wil zeggen, dat de stoffelijke liefde Goddelijk is voor de mens?
Door de dood kregen wij die „Wayti” onder ons hart en heeft de moeder haar schepper, heeft de vader de moeder te schenken, de „grote dood” gaf het ons in handen!
Liefde kregen wij door de dood te beleven en niets anders!
Mijn broeders, ik maak mij gereed voor mijn liefde, machtige dood, geef mij nog meer te beleven en ik zal haar tot de Goddelijke ontwaking voeren.”
Meester Alcar gaat verder en geeft ons leven:
„Inderdaad, mijn broeders, zo is het wonder geboren!
Ik ben God voor alles dankbaar, vooral voor deze wijsheid.
Ook ik leef door de dood in mijn liefde.
Ook ik heb lief gekregen door de dood ...!
En dát zegt de ruimte, dit Universum tot ál het leven van God!
Het vader- en moederschap voert ons tot leven en dood, maar de persoonlijkheid maakt zich die wetten eigen en is bewustwording!
Wanneer wij zover zijn zult gij ook die genade op Goddelijke afstemming beleven, doch dan betreden wij de Vierde Kosmische Levensgraad.
Door het Kosmische bewustzijn manifesteerde zich de dood en kreeg al het leven de zelfstandigheid, de nieuwe gestalte in handen en te beleven.
Doch híerdoor overwinnen wij deze ruimte.
Wereld of planeet, ster of nevel, al dit leven gaat door de dood verder en evolueert!
Dat zegt waarlijk, dat deze ruimte oplost.
Andere organismen komen tot verdichting en zullen een taak aanvaarden.
Elke ster, iedere planeet, bloemen- en plantenleven, water en levensadem, evolueren, doch door de dood, omdat doodgaan niets anders is dan evolutie.
Het is het einde beleven van een levensgraad.
De ruimte is gereed, het vader- en moederschap gaat verder, wat er hier nog geboren kan worden is een ster en wat nevel, meer niet, omdat de planeten zich hebben verdicht.
Dat is de Kosmologie voor al het leven van God, doch de Maan als Moeder heeft de ziel als mens geschapen en ook dat wonder zullen wij leren kennen.
Of er miljoenen lichtjaren nodig zijn voordat het licht van een ster of Zon de Aarde bereikt, zegt niets, dat is straks de ruimte en de diepte van de menselijke persoonlijkheid.
Of Venus te beleven is, dat weet men reeds op aarde, doch de eigenlijke taak voor dat organisme moet men nog leren kennen.
De Zon is halfwakend bewust, doch de Albron stuwt ook nu nog verder de eigen levenskracht tot vader- en moederschap ... totdat al dit leven de Vierde Kosmische Levensgraad heeft bereikt en kan deze ruimte sterven.
Doodgaan is dus een nieuw leven aanvaarden ... dat is het bewustzijn voor de ruimte en het kind van de aarde heeft deze wet te aanvaarden.
Maar miljoenen kinderen van God zien de dood als het verlies van alles en schreien zich leeg, weten van universele éénheid niets, bezitten alleen een geloof en dat verdoemt, is een God van wraak en vernietiging.
De ruimte geeft ons echter de wetten in handen voor de reïncarnatie voor al het leven van God.
God gaf ons Zijn leven, Zijn persoonlijkheid, Hij schonk het verdergaan, het bewuste weten en het uiteindelijke éénzijn in het „AL”!
Deze wetten heeft de mensheid zich eigen te maken.
Dat wordt de Universiteit van Christus.
Die wetten hebben wij te beleven en ons eigen te maken, willen wij de „Albron” tot bewustzijn brengen voor ons eigen bestaan.
En dat is voor ál het leven, elke vonk, iedere ziel heeft haar weg tot God terug te vervolgen.
De mens zal God door de dood leren kennen, door de dood Zijn wijsheid ontvangen, doch door de wetten van vader- en moederschap.
In de ruimte zien wij het ontstaan voor leven en dood terug en straks op Aarde voor het menselijke gevoelsleven.
Is een geleerde op Aarde zover?
Néén, hij kan de wedergeboorte niet beleven door zijn dood.
Hij is nog niet in staat om de allesomvattende werkelijkheid in zichzelf te zien, te beleven, hij moet voor al deze wetten nog ontwaken.
Hij kent het organisme-ruimte nog niet.
Hij weet nog niet hoe dit alles is geschapen.
Ook de theosofie, de leer der Rozenkruisers, mijn broeder André, hebben deze diepte nog niet bereikt.
Alles is toch eenvoudig, zij echter zien alles anders, omdat zij de God van al dit leven nog niet kennen.
Maar wat Mars en de bijplaneten beleven, de mens en het dier, macro- of microkosmisch leven, blijft hetzelfde, groot en klein heeft geen betekenis, echter wel en voor alles het vader- en moederschap, leven en dood!
Aanstonds zullen wij leven en dood op de Maan zien en dan kunt ge vaststellen hoe haar sterven is geweest.
Kom nu, wij zullen ons éénmaken met haar sterven.”
Thans vliegen wij naar de Maan, in korte tijd hebben wij haar ruimte bereikt, omdat wij ons verplaatsen op de kracht van de bewuste menselijke wil.
Indien dit voor het kind van de Aarde onwaarschijnlijk lijkt, de Vierde Kosmische Levensgraad zal u, geachte lezer, van machtiger wonderen overtuigen.
Immers, wanneer een priester uit Tibet reeds in staat is om zichzelf te leviteren, in korte tijd honderden dagreizen in slechts drie dagen te volbrengen, hoe is dan het leven van de geestelijke persoonlijkheid in de astrale wereld?
Wij gaan van planeet tot planeet.
André heeft al deze machtige wonderen leren kennen en gij zult ze beleven wanneer u het leven achter uw kist te beleven krijgt.
De mens zal deze ruimte overwinnen en kan dan zeggen: ik heb mij deze onmetelijkheid eigen gemaakt.
Ik heb de wetten van de „Almoeder” overwonnen, ik ben één met deze ruimte, omdat de dood mij de nieuwe geboorte schonk.
In enkele seconden zijn wij daar, zijn wij één met de Maan als Moeder en kunnen wij haar dood beleven.
„Zie nu” ... zegt meester Alcar ...”beleef haar dood, eerst dán zijt ge in staat de wetten van God te aanvaarden.
Zie al deze kraters.
Voel aan wat ze tot uw bewustzijn hebben te vertellen en gij kent leven en dood voor de ruimte.”
Wat wij zien zijn al de kraters, die men van de Aarde af waarneemt.
Wat de geleerde van de Aarde af ziet, is niets anders, dan haar dood.
De Maan heeft, dat zien wij, nimmer de verdichting van de Aarde en andere planeten gekend.
Dat was niet mogelijk.
Ik kan dan ook antwoorden, wanneer mijn meester mij vraagt:
„Welke verdichtingswetten heeft de Maan voor de dood beleefd, meester Zelanus?
Is dat tot uw leven gekomen?”
„Ja, mijn meester, ik ben met deze wetten voor leven en dood verbonden.
Het is duidelijk, de Maan als de Eerste Kosmische Levensgraad heeft die verhardingswetten en verdichtingsmogelijkheden van de Aarde en Mars en andere planeten niet gekend.
De Maan heeft de ziel geschapen en natuurlijk, voor haar stadium tevens een organisme, maar de ziel als mens en al het andere leven heeft geen landelijk bewustzijn gekend.
Kijk maar, mijn broeders, ik ben met dat stadium tot éénheid gekomen.
Is dat nu niet eenvoudig?
De Maan heeft haar leven, vanuit de „Almoeder” gekregen, verdicht.
Dat proces heeft miljoenen jaren geduurd.
En toen haar laatste vonk het uiteindelijke stadium had bereikt, kon zij aan haar stervensproces beginnen.
En wat zie ik thans?
De stof als aarde verdicht zich verder, maar wij zien die bagger, die stof in de wateren, de innerlijke organen voor de Maan en kunnen thans vaststellen hoe die verdichting plaatsvond.
De kraters zijn ontstaan door haar laatste ademhaling, mijn meester.
De ziel als geest voor dit machtige lichaam, als bewuste werkende kracht, loste op, doch had in die eeuwen nieuw leven geschapen voor de Vierde Kosmische Graad.
De eerste levensgraad voor de dampkring is het die oploste, mijn meester.
De Maan bezit als al het leven zeven graden van verdichting voor haar afsluiting en ook die leer ik thans kennen.
Deze kraters zijn het, die haar dood hebben te vertegenwoordigen.
(Zo)als de stervende mens, is dit hier voor haar bewustzijn geschied.
De laatste ademhalingsverschijnselen hebben deze kraters geschapen.
En toen heeft zich de stof verhard als massa en (dat) is het beeld voor het huidige stadium.”
„Zo is het inderdaad, mijn broeders.
U ziet het thans, de Maan is het énige planetenleven dat stervende is in de ruimte.
De bijplaneten hebben haar gevolgd.
Ook de bijplaneten hebben de dood moeten aanvaarden, die afstemming hebben op haar bewustzijn en die hun taak voor de ruimte hebben volbracht.
Ook Mars maakt zich reeds gereed om te sterven en wat wil dat zeggen, André?”
„Dat het leven van Mars zich heeft verdicht en dat de ziel als mens de Aarde én de andere geschapen werelden als ruimten heeft bereikt.
Het „AL” is immers bewoond.
Hieraan kunnen wij de ouderdom van de ruimte vaststellen, mijn meester.”
„Ook dat is mogelijk, jazeker, aan de verstoffelijking zien wij de verschijnselen.
Maar u ziet het, de Maan is stervende, zij heeft voor de ruimte haar taak volbracht en de dood voor de „Albron” moeten aanvaarden, doch waardoor zij voor zichzelf en de „Almoeder” nieuw leven schiep.
De Vierde Kosmische Graad zal ons aantonen hoe zij daar aan haar leven begonnen is.
De mens zal deze wetten leren kennen en eerst dán begrijpen, hoe eenvoudig toch het leven weer is.
De mens van de Aarde ziet de Maan aan één zijde, maar u ziet het, er is niets anders te beleven, haar lichaam is één verschijnsel.
Indien de mens als geleerde de Maan wil bereiken, dan kan hij hier zijn eigen dood aanvaarden.
Ook al zal hij maatregelen treffen en zich van ademhaling voorzien, zuurstoffen dus, toch kent hij de wetten niet van de ruimte en zal de Maan ook niet bereiken, omdat hij door tal van ruimtelijke krachten uit zijn gareel wordt geslingerd, zal aangetrokken worden en eerst dán het luchtledige te aanvaarden krijgen.
De luchtledige ruimten tussen elke vonk van God voor de ruimte, zult gij aanvoelen, indien gij uw leven op de dampkring zult afstemmen.
Het stervensproces voor de Maan is mogelijk gemaakt, omdat de eerste dus bewuste dampkring oploste.
De zes andere graden voor haar ademhaling zorgen er thans voor, dat zij niet uit haar evenwicht wordt gerukt of er zouden kosmische stoornissen ontstaan en dat is thans niet mogelijk.
Hierdoor echter kan zij sterven.
Miljoenen jaren duurt het nog, voordat zij volkomen is opgelost.
Van de Aarde af ziet men haar kleiner worden.
De mens van die eeuwen zal dit beleven.
Andere macrokosmische lichamen zullen volgen.
Sterren en planeten verdwijnen, dood en leven lost op, omdat de mens door de ruimte het leven kreeg en verder gaat.
Dan is dit leven niet meer nodig, de wetten zijn beleefd en de ziel als vonk van God heeft zich deze ruimte eigen gemaakt.
Ik vraag u nogmaals, is de geleerde op Aarde in staat om dit alles voor zijn wetenschap vast te stellen?
Kan hij dit allesomvattende bewustzijn daar beleven?
Kent hij de diepte van dit leven en bewustzijn?
Néén, maar dat komt, doch de „Universiteit van Christus” schenkt hem deze mogelijkheden.
Het is toch wel merkwaardig, nu wij weten, dat de Maan het zieleleven heeft verzorgd, dat zij haar taak reeds heeft volbracht?
Waarom is Mars en zijn de andere planeten nog niet zover?
Waarom heeft de Aarde die hoogte en diepte, haar stervensproces nog niet bereikt?
Omdat de Aarde een andere taak ontvangen heeft en zij het kind is van Zon en Maan, zal zij voor miljoenen jaren nog leven bezitten en haar taak als de Maan dat heeft gekund afmaken.
Máár, de Aarde zal geen kraters vertonen, want dat is niet mogelijk.
Zij zal haar dood beleven, zeker is dat, maar wij kennen haar organisme, haar andere verdichtingswetten en kunnen daaraan zien, dat zij een verhoogd bewustzijn bezit voor mens, dier en het leven van Moeder Natuur.
Ik geef de geleerden te denken, ik plaats hen voor duizenden wetten, waaraan zij de verdichting voor de Maan kunnen volgen.
Hier zal de mens géén goud, noch smaragden en diamanten vinden, dat is niet mogelijk, omdat de Maan deze verdichting nimmer heeft gekend.
Dat zijn stoffelijke verschijnselen, maar Moeder Aarde heeft zich anders mogen verdichten en dat was alleen mogelijk ... door ... mijn broeder André?”
„Door de ontwikkeling van het vaderschap, mijn meester.”
„Dat is het!
Dat is de Goddelijke waarheid.
De Zon als de scheppende kracht voor de ruimte heeft dat tot stand gebracht.
Maar waarheen voert het ons, meester Zelanus?”
„Tot het Kleurenrijk, mijn meester.
Dat wil zeggen, dat wij niet alleen het kleurenrijk terugzien door Moeder Natuur, het bloemenleven, doch tevens als verdichte stof, de edelgesteenten geven ons het antwoord.”
„Ook dat is de waarheid!
Dat zijn de verschijnselen en de wetten, waardoor de Aarde het leven van Mars en Maan zou afmaken, de Aarde zou het menselijke organisme verfraaien.
André heeft dat reeds beleefd door de reizen voor ‘Het Ontstaan van het Heelal’ en hebben wij te aanvaarden.
Mars en de Aarde zullen dit stervensproces niet beleven.
De innerlijke erupties van de Aarde hebben dan ook niets anders te betekenen, dat zij zichzelf door haar afstemming verdicht.
Haar innerlijke stelsel is daarop ingesteld.
Wij zouden over dit alles duizenden boeken kunnen schrijven, doch wij volgen geen biologie, maar levende bewustwording voor de ziel als mens, als geest en als het kind van God en de „Almoeder”, waarvoor wij deze reizen moeten maken.
De erupties van de Aarde zijn talrijk, waardoor wij zien, dat zij haar leven door de innerlijke structuur verdicht en nog steeds bezig is om haar lichaam te verzorgen en tot de geestelijke levensgraad te voeren.
Maar stel u thans in op het machtige wonder, dat wij aanstonds te beleven krijgen en waarover wij reeds hebben gesproken.
Wij zijn thans in die omgeving en hebben dit wonder voor de ruimte en de „Almoeder” vast te stellen, doch waardoor gij uw eigen examen in handen krijgt.
Ik ga even verder om enkele andere wetten te volgen en die menselijke ruimte te schenken.
Ik ga verder om onze vergelijkingen af te maken, eerst dan zal de volgende levensgraad tot uw leven en het kind van Moeder Aarde spreken en leren wij voor alles de „Liefde-Wetten” voor de ruimte kennen!
Maar dit zijn de verschijnselen voor leven en dood.
Op Aarde moet men dit aanvaarden.
Dit wordt de wijsheid voor heel de mensheid.
Hierdoor krijgt de ziel als mens haar ruimte te zien.
Zij krijgt hierdoor Kosmische betekenis.
Omdat zij door leven en dood zich verstoffelijkt heeft.
Zij krijgt hierdoor haar evenwicht in handen en te beleven en staat dan voor haar eigen relativiteitswetten, haar bewuste en onbewuste gedachtenleven, haar dood, die haar voortstuwt.
Dat zijn rechtvaardigheidswetten voor God, éénheid voor ziel en geest, voortgang, evolutie!
De Aarde schiep het leven en het bewustzijn voor het menselijke organisme, hiernaast voor de ziel, maar de Maan heeft de „ziel” geschapen!
De ziel, die hier geboren is, ging door het leven verder en kreeg miljoenen levens te beleven.
Dat zijn de universele wetten voor leven en dood!
Op Aarde moet men dit zo zien en aanvaarden of de wetenschappen komen niet verder.
Vanzelfsprekend is, dat de ziel als mens hierdoor ontwaakt en zichzelf leert kennen.
Wat heeft nu een ster te betekenen?
Zij bracht licht voor de ruimte.
Dat is het halfwakend bewustzijn.
Dat is vaderschap.
Maar dit moeder- en vaderschap, u ziet het nu, gij kunt dit aanvaarden, wordt slechts door twee macrokosmische lichamen vertegenwoordigd.
Al dat andere leven zijn kinderen van Zon en Maan.
Kan het anders, dat toch alles weer heel eenvoudig wordt?
God is Vader en Moeder en Zijn leven zou vader- en moederschap ontvangen en beleven.
Wat is nu het bezit van de mens als kind van God?
De mens is vader en moeder geworden!
De mens vertegenwoordigt dan ook door het vader- en moederschap álles!
Dat is álles, uit de „Albron” ontstaan en verkregen en wordt het bezit van de mens voor ál de geschapen werelden.
Is het niet wonderbaarlijk?
Toch hoogst eenvoudig en daardoor zal de mens van deze eeuw ontwaken.
Vraag nu nog eens, wie en wat is God?
Moeten wij spreken over de God van het kwikzilver?
Spreken over een God die metaal heet?
Spreken over de God van al het edelgesteente?
Wij volgen de God van al het leven, voor ziel en geest, voor de menselijke maar Goddelijke persoonlijkheid als deeltje van de „Albron”.
Kent gij reeds de God van het radium, uranium, van het plutonium in uw eigen tijd, André?
Of de God van fosfor en het neoplasma, de bron die mogelijk maakte, dat al dit leven zich kon verdichten?
De vonk Gods kreeg ziel, leven en geest, vader- en moederschap van de God die miljoenen krachten schiep, levensgraden voor het elektronen bewustzijn, of het volgende stadium: de God van de levensgraden voor de elektrostatica, de ionen en atomen, vuur en water, ziel en geest, die zult ge leren kennen, indien u leven en dood als één leven ziet!
Of het is niet mogelijk en roept gij voor uw eigen bewustzijn het ruimtelijke halt uit.
Weet echter, élke vonk, hoe die vonk ook is als stoffelijk verschijnsel, door de verdichtingen ontstaan, bezit ziel van haar ziel, leven van haar leven, en geest van haar geest, waarvoor de Maan als de Moeder voor de ruimte haar taak ontving.
Door élke levensgraad als stoffelijk verschijnsel te volgen, leert gij de diepte van uw eigen leven kennen en zult ge begrijpen, dat God als Albron niet ... verdoemen kán!
Indien hieruit één cel verdoemd werd, hoe nietig ook, dan ondermijnde dit reeds het Goddelijke plan en zouden er stoornissen ontstaan.
In élke vonk leeft dus de bron van al het leven en dat is God!
Het leven van een ster voert u in die richting, doch elk insect van de Aarde eveneens.
In dat leventje is God aanwezig door ál Zijn eigenschappen en stoffelijke verdichtingen.
Als levensgraden voor het vader- en moederschap, als ziel en geest.
Hij is het, die ons dat alles in handen legde.
Die maakte, dat wij Goden werden.
De Maan vertegenwoordigt Hem door al haar stoffelijke en geestelijke verschijnselen, maar vooral door haar „Dood”!
Of er was geen verdergaan mogelijk!
Toen de Zon aan het eigen leven begon, als het „Centrale Stelsel” ... de voedende bezieling en de eigen verdichting had ontvangen en de Maan aan haar leven begon, en er rondom haar moederschap nieuw leven kwam en zich als zij dat heeft gekund begon te verdichten en het menselijke „embryonale leven” begon, beleefde de ruimte voor dit stadium een machtig wonder.
Dat werd evolutie!
Het werd de evolutie voor uw eigen bestaan en het was dood en leven.
Doordat de Maan haar stralen als bewuste kracht uitzond, dus door het vaderschap tot het leven en de geboorte geroepen, kregen eveneens al die sterren en nevelen de eigen bewustwording te beleven en kon dit gigantische proces beginnen.
Dat heeft echter biljoenen eeuwen geduurd.
Maar het „Albewustzijn”, dat hebben wij beleefd, gaf aan dit leven de eigen plasma, dat thans niet meer nodig is, ook al is de „Almoeder” nóg stuwend voorbereidend, gevend, dienend haar leven van zorgzame vitaliteit, zoals de moeder op Aarde haar kind verzorgen zal, wanneer dat leven de verkregen zelfstandigheid betreden moet.
Nu al dit leven gereed is en volwassen, gaat het natuurlijk op eigen kracht en bewustzijn verder en wordt vader of moeder óf vertegenwoordigt het innerlijke leven voor dit organisme op macro­kosmische afstemming.
Dat daardoor miljoenen lichamen een plaats hebben gekregen als deel van dit organisme, is duidelijk.
Voordat ik nu „leven en dood” afsluit, omdat ik voel, dat de „dood” voor het Universum tot mij zegt: ga verder, vraag ik u nogmaals, want dat is noodzakelijk, u op al die andere wonderen in te stellen.
Weet echter, voor het huidige stadium is de Goddelijke Schepping voltooid!
De cel als vonk van God heeft het „Koninkrijk Gods” ontvangen!
Zie dit alles en ontwaak erdoor!
Thans naar de liefde voor dit organisme en wij hebben ons menselijke hoofd te buigen.
Ik ga aanstonds verder.
–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–
–o–o–o–o–o–o–o–o–o–
–o–o–o–o–o–o–