Voorwoord (bij de tweede druk)
Geachte lezer,
Dit is de tweede, geheel herziene druk.
De inhoud van de eerste druk vindt u - zij het wat meer gecompleteerd - in dit werk terug, terwijl voorts enkele geheel nieuwe hoofdstukken zijn bijgevoegd.
Ook heeft mijn meester Alcar de problemen scherper belicht, temeer, omdat de in dit werk besproken verschijnselen en ziekten nog niet worden begrepen.
De wetenschap is nog niet zo ver, dat zij de menselijke ziel als een astrale persoonlijkheid aanvaardt.
Ik mocht echter met mijn meester al deze problemen beleven en leerde eerst toen de realiteitswetten van deze onbegrijpelijke ziekten en daarmee gepaard gaande verschijnselen kennen, hetgeen door mijn gave van uittreden mogelijk werd.
Hierdoor kon ik achter de sluier van ons leven zien.
Dit boek behandelt de levensgraden van de krankzinnigheid, de astrale bezetenheid, zowel stoffelijk als geestelijk.
Het geeft u een duidelijk beeld van de occulte wetten en werpt een zee van licht over al deze ongelukkigen, verwaasden van geest, over de bewuste en onbewuste krankzinnigheid.
Het stelt u voor de waarachtige feiten van ons aards en geestelijk leven.
De feiten door mijzelf beleefd spreken voor zichzelf en zullen u aantonen, dat velen van diegenen, die tussen leven en dood het stoffelijk leven moeten voortzetten, door vereende krachten geholpen kunnen worden.
Mijn taak, door de meesters van Gene Zijde aan mij opgedragen, is u te overtuigen van deze machten en krachten.
Er zal zeer zeker een tijd komen, dat Gene Zijde en de wetenschap samenwerken, hand in hand gaan, om deze occulte duisternis te doen oplossen.
Daarvoor wil ik mijn krachten en leven inzetten en een pionier zijn.
Te mogen werken voor deze ongelukkigen van geest is waarlijk de moeite waard.
Ook voor hen moet de zon schijnen, wat nu niet mogelijk is, daar allen het dagbewuste ik missen.
Of dit volgens de wetten van het eigen oorzaak en gevolg of volgens die van de „erfelijkheid” is geschied, zijn problemen die door mijn meester worden ontleed en verklaard.
Het is echter een feit, dat velen van hen geholpen kunnen worden.
Indien dit boek uw innerlijk leven geraakt heeft en de ogen heeft geopend voor deze ontzagwekkende vraagstukken, geef het dan door aan uw geliefden of aan hen die er gereed voor zijn; het is het grote verlangen van de meesters aan Gene Zijde.
Ik hoop, dat het u tevens een beeld heeft mogen geven van al het schone en machtige, dat u na dit leven wacht.
J. R.
’s-Gravenhage, 1945