Jeus de spreker

Vijf jaar oorlog sloegen een gat in de menselijke ziel, diepe wonden zijn het, doch waardoor het kind van Moeder Aarde heeft te leren om het kwaad te overwinnen.
Is het verkeerde in de mens overwonnen?
Néén, omdat dit nog niet mogelijk is, want Moeder Aarde en haar kinderen moeten nog voor de geestelijke levensgraad ontwaken.
Adolf heeft het verloren en dat had Jeus hem reeds in 1935 kunnen zeggen, doch de mens luistert niet, hij denkt alles te kunnen doen, ééns echter roept iets hem het halt toe en komt hij tot het geestelijke hoofd buigen, maar staat de rest van de aarde voor een puinhoop.
De Bijbel begint met onwaarheid!
Miljoenen kinderen van Christus vertelt men leugens en kinderachtige nonsens, dat heeft Jeus van moeder Crisje gezien en mogen beleven.
Wij maken ons nu gereed om te spreken, wij hebben iets te zeggen, maar zal ons de mens van Moeder Aarde aanvaarden?
De Godgeleerdheid, élke geestelijke faculteit staat op een dood punt.
Wij twee zijn in staat om honderdduizend lezingen te geven, omdat wij de Goddelijke wetten leerden kennen.
Maar, o God, wat zullen ze ons belasteren, bemodderen, doch dat geeft niet, wij zijn gereed.
Jeus heeft zijn plannen ontvangen.
Meester Alcar zal de lezingen openen, doch tevens de Eeuw van Christus!
„Ben je gereed, Jeus?”
„Ja, meester.”
Nu staan wij voor de eerste lezing in het openbaar.
Meester Alcar zal spreken en de „Universiteit van Christus” openen voor het leven op aarde.
Is er belangstelling?
De zaal is uitverkocht.
Zevenhonderd mensen willen ons horen, waarvan de helft sensatie verwacht.
Maar dat geeft niet, die mensen hebben van Jeus gehoord en dorsten?
Jazeker, ze dorsten, even slechts, maar ze dorsten nog om te mogen weten.
De oorlog heeft de mensen geslagen.
Het innerlijke leven is begonnen om vragen te stellen en wij zijn gereed om te antwoorden, om de Goddelijke wetten te ontleden.
De ruimtelijke colleges kunnen beginnen.
Op een woensdagavond vertrekt Jeus naar uw Diligentia (zaal) in Den Haag om zijn eerste lezing te geven.
Jeus betreedt de „bühne”, de Lange en Crisje, Miets en Irma, en miljoenen mannen en vrouwen uit ons leven beleven dit wonderbaarlijke gebeuren, want hier wordt het waarachtige Goddelijke woord gebracht en verstoffelijkt.
Kunnen wij door Jeus spreken, nu gij zijn ontwikkeling kent?
Kijk toch de mensen eens, denkt Jeus, tot op de bühne zitten ze, zoveel belangstelling is er.
Meester Alcar zal hen een Goddelijk overzicht schenken van de „Universiteit van Christus”, hij zal met de mensen een wandeling maken, die bij de geboorte van Christus begint en zal eindigen in de sferen van licht, dus ná Zijn kruisdood, hij zal de mensen met de apostelen verbinden.
Voor Jeus is het een machtig gebeuren, een wonderbaarlijk ogenblik.
Tante Trui, ome Gradus, Peter, u kent ze allemaal, zijn er om Jeus te beleven.
En na het spelen van Panis Angelicus, betreedt meester Alcar, ín Jeus, deze ruimte en begint:
„Het woord dat tot u komt, mijn zusters en broeders, is níét van uw wereld.
Gij zult openbaringen beleven.
Gij zult profetieën beleven.
Zij, die tot u spreken, komen uit naam van God, God als Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest tot u en wil zeggen, dat zij weten waarover zij zullen spreken.
U krijgt allereerst een inleiding voor de „Eeuw van Christus”!”
En dat komt allemaal over de lippen van Jeus.
Meester Alcar gaat verder en zegt:
„Toen Christus op Golgotha Zijn ogen sloot, had Hij nog heel veel te zeggen.
Of denkt gij dat dit niet zo is?
Hebt gij u nooit afgevraagd wat Christus eigenlijk de mensheid wilde schenken?
Wat Hij u als mens had willen brengen?
Ik vraag u thans, heeft men op aarde hieraan gedacht?
Voelt gij niet wat Christus de mensheid had willen schenken?
Indien Christus had mogen blijven leven en men Hem niet had vernietigd, had deze mensheid Goddelijke wijsheid ontvangen.
Dringt dat tot uw levens door?
Heeft de mens nooit aan deze mogelijkheid gedacht?
Waarlijk, mijn zusters en broeders, Christus had nog heel veel te zeggen, maar u kent Zijn einde, men heeft toen het Goddelijke Bewustzijn voor de aarde vernietigd, waarvan wij u thans de wetten willen verklaren.
En dat zijn de afgezanten van Christus!
Gij weet, hoe men Hem op aarde ontvangen heeft.
Dat heeft Christus niet gewild, doch Hij wist, dat dit zijn einde zou zijn.
Toen Hij na zijn kruisdood in de sferen van licht terugkeerde, sprak hij tot de meesters en zei:
„Hebt gij gezien hoe „IK” daar werd ontvangen?
En toch moeten wij het kind van Moeder Aarde helpen.
Wij moeten dit werk voortzetten, het kind van de aarde moet zijn God leren kennen als een Vader van Liefde.
Ga met mij terug naar de aarde.”
Christus, mijn broeders en zusters, keerde met de meesters, mensen zijn het, die op aarde hebben geleefd, tot deze wereld terug en toonde hen wat zij zouden doen.
En toen begonnen de meesters aan een vast plan, een bewust doel te werken, om het kind van Moeder Aarde te dienen.
De apostelen kregen, toen Hij heenging, contact met de aarde en zetten Zijn werk voort.
Eén voor één hebben zij hun levens ingezet en ook dat is u bekend, ze werden gemarteld en niet aanvaard, ook zij zouden bezwijken, moesten vernietigd worden, omdat de mensheid Gods leer niet begreep.
Maar toen ook zij, de apostelen, het leven aan Gene Zijde, achter de sluier binnentraden, dachten zij hun meester Christus te zien, doch zij werden door de engelen opgevangen, zij zouden hen vertellen waarvoor zij hadden geleefd en waarom hun meester daar was vermoord.
Allen zonderden zich af en gingen in meditatie.
Maar ze voelden, dat zij straks hun meester zouden zien.”
Meester Alcar gaat verder, de mensen luisteren aandachtig, toch zien wij links en rechts de onbewusten, de innerlijke lachers, de mens die denkt „stik toch” ... „waar ben ik thans aangeland”, de onbewusten van geest, de bewuste sensatiezoekers, die van dit paradijs niets willen bezitten, doch meester Alcar gaat verder en zegt:
„Mijn geliefden, ik geef u thans het woord van Christus.
Het woord, dat Christus tot Zijn apostelen gesproken heeft toen zij Gene Zijde betraden.
De apostelen dachten, dat Judas was verdoemd, doch spoedig werd hen dit wonder verklaard, want God verdoemt niet!
Christus keerde tot hen terug en eerst nú konden de apostelen neerknielen aan de voeten van hun meester.
Petrus kon zeggen:
„Meester, kunt Gij mij nu alles vergeven?
Nu zou ik Uw leer willen uitdragen, ik wil mijn leven opnieuw inzetten voor Uw heiligheid.”
Johannes en de anderen traden naar voren, maar konden geen woord over hun lippen krijgen, waarna Petrus zei:
„Meester, Gij zijt de Messias.
Kunt Gij mij een nieuw lichaam schenken om Uw leven op aarde te mogen vertegenwoordigen?”
Waarop Christus antwoordde:
„Hebt Gij, Petrus, een nieuw organisme nodig om de schatten van Uw en Mijn Vader op aarde te brengen?
Wilt gij daar opnieuw gemarteld worden?
Wilt gij daar opnieuw afgemaakt worden door de demonen der hel?”
Petrus zweeg even en vroeg even later:
„Is het mogelijk, meester, dat wij een nieuw lichaam ontvangen, dat wij daar als mens geboren kunnen worden?”
Wel, geachte lezer, sta hier even bij stil.
Hoe zijn de mensen in de zaal?
Hoe is Jeus?
Wat komt er door Jeus tot de aarde en de mensen?
Zoiets heeft de wereld nog niet gehoord.
Jeus stijgt nu boven de hoofden van de apostelen van Christus uit!
Wat wisten de apostelen van de „Reïncarnatie” af?
Niets! Wat wisten zij af, van wat Jeus heeft beleefd?
Niets, zij kennen niet één wet, Jeus (kent) werelden, miljoenen wetten.
De apostelen waren dan ook arme onbewusten.
Dringt het tot die honderden door, dat dit het Kosmisch bewuste woord is, dat thans op aarde ontvangen en beleefd kan worden?
Deze massa moet leren denken, doch wij zien en hebben te aanvaarden, dat velen deze universele boodschap niet begrijpen.
Maar de hemelen zijn leeggestroomd om dit machtige gebeuren te beluisteren, de allerhoogste meesters zijn aanwezig, het „AL” volgt dit, omdat het de „AL”-bron vertegenwoordigen moet, waarvoor wij dienen.
Jazeker, honderden voelen en begrijpen het ongelooflijke ervan, deemoedig geven zij zich over en zuigen dit alles in zich op.
Meester Alcar zegt verder:
„U hoort het, de apostelen, hoe machtig hun leven ook geweest is, waren toch onbewust, voor hun eigen leven en voor God.
Zij kennen de wetten nog niet en hebben die te leren.
Zeker, ze hebben licht, voelen liefde of zij hadden hun taak niet af kunnen maken.
Zij hebben gediend, zoals Mozes en de vele anderen het hebben gekund, maar zijn niet geestelijk bewust.
En die wetten moeten ook zij zich eigen maken.
Dat vroegen zij aan Christus.
Christus zei tot de apostelen: Ik had de mensen met de wetten voor leven en dood willen verbinden en ze willen vertellen, dat er geen dood is.
Ik heb die genade niet gekregen, doch die leg Ik thans in uw handen.
Ik had het kind van Moeder Aarde over de „Moeder Gods” willen vertellen, maar gaf men Mij daar die gelegenheid?
Ik wilde de mensheid door de wetten van de ruimte waarin wij leven, overtuigen.
Ik had de mens van de aarde willen zeggen, dat er meer ruimten zijn ontstaan en dat wij als Mens het Goddelijke „AL” zullen vertegenwoordigen, maar gaf de mensheid Mij die mogelijkheid?
Heeft men Mij daar aanvaard?
Ik had de mensheid met het Goddelijke stadium kunnen verbinden, Petrus, Johannes, doch men sloeg Mij aan ’n kruis en kijk nu, wat men daar van Mijn leven maakt!”
Toen loste Christus voor hun ogen op en begonnen de apostelen aan hun studie, ze zouden de wetten leren kennen.
Christus zei hen nog, dat Hij op hun bewustzijn en levens zou wachten, maar dat zij zich gereed zouden maken voor een nieuwe taak.”
Lezer, dat alles komt over de lippen van Jeus van moeder Crisje.
En meester Alcar gaat verder en zegt:
„De apostelen werden kinderlijk blij en gelukkig, maar ze konden niet meer menselijk denken, zij stonden thans eerst voor Goddelijke openbaringen.
Eerst nú begrepen zij, dat zij Christus niet hadden leren kennen, dat zij de Messias op aarde niet hadden begrepen en van Zijn bewustzijn niets afwisten.
Maar zij gingen terug naar de aarde, ze werden daar met hun eigen verleden verbonden en waarvan hen de wetten werden verklaard.
Ze beleefden het vader- en moederschap, tijdperk na tijdperk en eerst toen zei Petrus tegen Johannes:
„Je ziet het, Johannes, toen ik op aarde leefde, keek ik in de ogen van God, maar begreep Hem niet.
Zon en Maan vertegenwoordigen deze wetten.
Kom, wij moeten verdergaan en ons de wetten van God eigen maken.”
De apostelen gingen thans tot de Maan terug, zij moesten echter verdergaan, dieper afdalen, wilden zij het beginstadium van de Goddelijke Schepping zien en beleven.
Daar zouden zij zichzelf en hun God van Liefde leren kennen.
En dat is mogelijk!
Daar betraden zij de eerste geestelijke en stoffelijke openbaringen, die ook wij ons eigen mochten maken.
Ook het instrument waardoor ik tot uw levens spreek, heeft deze wetten leren kennen.
Ook de apostelen beleefden de werkelijkheid en kwamen met het Goddelijke gebeuren in contact, opnieuw sprak Christus tot hun levens.
Christus trok hen in het Goddelijke bewustzijn op.
Wat zij op aarde hadden gehoord, was niets in vergelijking met dit gebeuren, waarin zij leefden en waarvan zij de wetten als stoffelijke verschijnselen konden zien.
Zij leefden ín God en zweefden verder, de God van ál het leven tegemoet.
U ziet het, kinderen van de aarde, ook voor u allen is dat te beleven.
Het instrument, waardoor ik nu spreek, heeft deze wetten gezien en mogen beleven, wij zijn daardoor in staat gesteld om aan uw leven deze wonderen te verklaren, zodat gij uzelf en uw God zult leren kennen.
Petrus en Johannes denken waanzinnig te worden van geluk, omdat zij voelen en zien, hoe machtig het menselijke leven is en zij als man én vrouw hebben beleefd, doch waarvan zij nu de reïncarnaties zien.
Petrus kan zeggen:
„Ik zie, Johannes, dat ik ziel en leven ben van Zijn Ziel en Leven, en geest van Zijn Geest, wij kunnen verdergaan.
Wij zijn als mens onmetelijk diep.”
De apostelen smeken om wijsheid en vanuit het Goddelijke „AL”, waar Christus nu is, ontvangen zij hun weten en het woord om verder te gaan.
Petrus en Johannes en de anderen, kunnen zeggen: wij zijn Goden!
Wij hebben afstemming op God, wij moeten ons echter Zijn wetten eigen maken.
Tot hun leven kwam, vanuit het Goddelijke „AL”:
„Voelt gij, kinderen van de levende God, dat gij opgetrokken zijt in Zijn Wezen en Persoonlijkheid?
Gij vraagt wie ik ben?
Ik spreek vanuit het Goddelijke „AL” tot uw leven.
Ik ben hier bij Christus, de hoogste meester voor ál de ruimten door de God van ál het leven geschapen.
Ga verder, mijn broeders, eerst dán leert gij Christus kennen!”
En later, mijn zusters en broeders, toen zij opnieuw een stem mochten beluisteren, herkenden zij de stem van Christus, die hen nú vanuit Zijn Goddelijk stadium volgde en leerde, waarna de apostelen ontroerd hun hoofden bogen en dankbaar waren, omdat zij Hem opnieuw hadden mogen beleven.
De apostelen gingen hand in hand verder en leerden nu de wetten voor vader- en moederschap, de wedergeboorte kennen, niet alleen voor zichzelf, doch tevens voor het dierenrijk en Moeder Natuur.
Zij beseften, dat er géén einde was aan het leven, doch dat zij door de liefde de sferen van licht zouden vertegenwoordigen en die wijsheid in zich droegen, naarmate zij vorderden, ook ontwaakten.
Zij leerden de Volken der Aarde kennen en begrepen nu, waarvoor Mozes had gediend en wie er tot Mozes had gesproken.
Zij hebben gedacht, dat God als mens tot Mozes kwam, doch stelden thans vast, dat het de meesters zijn geweest.
In het boek, mijn zusters en broeders”, gaat meester Alcar verder, „voor de Volken der Aarde geschreven en aan uw leven doorgegeven, kunt gij al deze wetten volgen.
Straks zult gij dit Goddelijke boek ontvangen, omdat men bezig is het te drukken.
Dat Goddelijke geschenk geeft u tevens Goddelijke waarheid.
Gij zult dan voor u zelf moeten vaststellen, dat gij Goden zijt.
Ook gij hebt u de wetten van God eigen te maken en dat is alleen mogelijk, door het leven lief te hebben, het leven van God te dienen, waarvoor Christus naar de aarde kwam.
U kunt door dat Goddelijke geschenk uitmaken, of gij voor God of voor de duivel openstaat, waarvoor wij de bewijzen in uw handen leggen, doch waardoor gij tot het kleur bekennen zult komen.
Ook de Volken der aarde hebben zo-even kleur moeten bekennen.
Het boek, De Volkeren der Aarde, mijn zusters en broeders, verbindt u met het ontstaan van uw leven, met miljoenen levenswetten.
Het verklaart u dit Universum waarin gij leeft, het voert u door de hellen naar de hemelen en het zegt voor alles, dat er géén verdoemdheid is.
Dat Goddelijke werk voert u tot het Huis Israël, naar Christus, vandaar tot Napoleon en Adolf Hitler, u zult thans mogen weten, waarom dit alles over uw hoofden gekomen is, waarom u zo hebt geleden en waarom de Volkeren der Aarde dit hadden te aanvaarden; doch bovendien, waarom God en Christus voor uw tijd hebben gezwegen.
Dát is niet waar, maar omdat wij voor Hém tot uw levens zijn gekomen om u van uw Goddelijke afstemming te overtuigen.”
Dat komt allemaal over de lippen van Jeus, Crisje.
Hoor je hem, zien jullie hem, nu meester Alcar door zijn leven spreekt?
Ja, Crisje staat bij haar Jeus, Jeus staat tussen haar en de Lange in en hoort en ziet alles.
Meester Alcar gaat verder, hij geeft de mensen een beeld waarvandaan al die technische wonderen op aarde zijn gekomen.
Hij vertelt hen, hoe Gene Zijde tot die ontwikkeling is gekomen, hij spreekt over Mozart, Beethoven, over Bach, Titiaan, Rembrandt, hij kan dat doen, omdat hij de sferen van licht én Christus vertegenwoordigen moet.
Meester Alcar verklaart hen de leer van Socrates, Plato, raakt de levens aan van Boeddha en Ramakrishna, maakt vergelijkingen, gaat dieper en dieper, vliegt met de mensen door de ruimte en verklaart hen, hoe Zon en Maan tot het leven zijn gekomen, hij opent nu de „Universiteit van Christus”!
Maar door Jeus, over zijn lippen komt dit alles; de taxichauffeur uit Den Haag staat thans als een Goddelijk Bewuste op de Haagse bühne, het „Konzerthaus”, Lange!
Meester Alcar kan zeggen:
„Er zijn technische wonderen op aarde gebracht, maar voor wat?
Voor welk doel?
Er is de mens intuïtie geschonken, Goddelijke én ruimtelijke inspiratie, maar wat heeft hij ermee gedaan?
Het boek: „De Volkeren der Aarde” geeft u antwoord op al deze vragen.
Indien u het verleden los kunt laten, zult gij het huidige stadium begrijpen en daardoor uw toekomst zien en beleven, waarvoor wij de eerste fundamenten zullen leggen.
Nietwaar, gij allen hebt gewanhoopt, u afgevraagd, waarom men u alleen liet.
Gij hebt u afgevraagd, waarom men aan één mens zoveel kracht en macht gaf.
Het boek „De Volkeren der Aarde” ... geeft u op al uw vragen antwoord.”
Meester Alcar volgt Mussolini en Adolf Hitler, maar plaatst hen voor Golgotha en Christus, waarvan de mensen kunnen rillen en beven, althans zij, die zich tijdens deze bange uren aan het leven van God hebben vergrepen.
Ze krijgen een machtig beeld van het Joodse volk, beleven Caiphas en de anderen, die met Christus in Jeruzalem hebben te maken gehad, leren thans wie Pilatus was en Judas, waarvan meester Alcar zegt, dat hij Christus niet verraden heeft.
En dan hoort men daar, dat ál deze mensen nóg leven, dat er velen op aarde zijn om goed te maken.
„Ik” ... zegt meester Alcar door Jeus ... „spreek tot uw intellectualiteit, tot uw faculteiten, waarvan ik de wetten ken.
Ik verbind u met de Universiteit van Christus.
Uw geleerden mogen tot ons komen en wij zullen hen overtuigen, uw psycholoog en psychiater, dominee en uw kerk kunnen nu Goddelijke colleges ontvangen.
Zegt het u niets?
Magere Hein bestaat niet, er is géén dood!
Wat gij doodgaan noemt, is het verdergaan in de geest en betekent evolutie!
De „Eeuw van Christus” is nú begonnen!
Wat de hemelen u hebben te schenken grenst aan het ongelooflijke, maar dat zullen wij u thans bewijzen!
Wij verbinden u met uw eigen verleden, mijn zusters en broeders, door ons instrument zult gij deze bewijzen ontvangen en beleven, want dit woord is Goddelijk bewust!
Christus leeft ín ons en ín u, indien gij Hem zoals Hij is, aanvaarden kunt!
Lees dan ook het boek van Christus, „De Volkeren der Aarde”, door Jeus van moeder Crisje aan uw leven geschonken!”
Dan zegt meester Alcar, dat Jeus de meester is, de „Paulus” voor deze Eeuw!
Deze mens, of de ziel, zegt meester Alcar, leefde vroeger in de Tempel van Isis en was daar een priester.
Ook gij hebt miljoenen levens afgelegd en bent thans op aarde om goed te maken of om uw leven te openen.
Aanvaard het, ik spreek door André-Dectar!
Door hém zult gij met uw geluk worden verbonden, door hem leert gij uw God en uzelf kennen.
Aanvaard het, dit woord komt vanuit Gene Zijde, door de meesters tot uw leven en bewustzijn!
En dat wil zeggen, dat gij u vrij moet maken van moord en hartstochten, gij hebt u zélf te overwinnen!!!
Hier had nu de lezing moeten eindigen, geachte lezer.
Enorm is het, wat meester Alcar door Jeus aan de mensen doorgeeft, maar thans moet meester Alcar volgens de wetten, die levens afsluiten, waarover hij gesproken heeft, doch waardoor Jeus thans aangevallen wordt.
Indien meester Alcar dat niet bereikt, loopt Jeus aanstonds het bloed over de lippen, omdat Zon en Maan, ik heb u dat verklaard, hem zullen verbrijzelen.
Alle meesters zijn aanwezig en na twintig minuten zijn wij zover.
Jeus heeft twee volle uren gesproken!
Wij weten, dit was even te veel ineens, maar het móést!
De lezing is prachtig, de wetten zijn overwonnen, Zon en Maan hebben straks niets meer te vertellen.
Maar drie à vier lezingen zullen ervoor nodig zijn om dat te bereiken en dat ligt dan in mijn handen.
Ik ga nu beginnen om het boek De Volkeren der Aarde te ontleden en zijn de volgende lezingen voor Jeus en mij!
Deze woensdagavond, de 25e juli 1945, zal Jeus nooit vergeten.
Natuurlijk hoorde hij al, dat houdt die kerel nooit vol.
Anderen voelen, dat een Kosmisch bewuste aan het woord is, doch dat zijn de theosofen en de Rozenkruisers.
Het protestantistische kind voelt zich geslagen en getrapt, het zegt, Jeus is een gek, een duivel.
Maar dat moeten zij weten.
Jeus weet het, het ging om alles en hij krijgt alles!
Door niets zijn wij tegen te houden.
Deze avond was machtig.
De mensen waren met de Goddelijke ruimte verbonden.
Ze waren met Christus en hun God één!
En dat, door Jeus van moeder Crisje.
Jeus ging naar huis, de volgende week komen wij terug.
De kleintjes zeggen, dat hij bezwijkt, want dit gaat boven hun hoofden en kennen zij niet.
Anderen zeggen, bedrog!
Charlatanerie is het?
Maar já, kan een mens zo liegen?
Weet u, dat hij een taxichauffeur is geweest?
Wij spreken nu voor de mensen en maken tegelijk de boeken af.
Eén voor één beleven onze geesteskinderen hun stoffelijke geboorte en is voor Jeus een openbaring.
Hij weet wat hij hierdoor bereiken zal achter de kist, hij weet, zijn boeken sterven nooit, ze zijn voor héél de mensheid, ál het leven van God heeft deze wetten te beleven en te aanvaarden!
Maar er zijn Psychologen die beweren, dat Jeus zich binnen drie maanden van de bühne praat, hij houdt dat niet vol, een bewijs voor Jeus, dat die heren geleerden hem niet kennen.
Intussen hebben wij fundamenten gelegd en nu wij het derde deel van „Jeus van Moeder Crisje” gereedmaken voor de geboorte, gaven wij 600 lezingen en zijn nóg bezig, gaan verder, wij zijn onuitputtelijk en zullen wij de geleerden en onze mensen bewijzen!
Doch na de inwijding van meester Alcar, beginnen wij, Jeus en ik aan de lezingen, bespreken het boek „De Volkeren der Aarde”.
In de eerste drie lezingen hebben wij de ruimtelijke wetten overwonnen en kunnen nu onze mensen vragen: hoe wilt u ons vanmorgen zien?
Wilt gij ontroeren?
Wilt gij schreien van geluk?
Zullen wij uw harten eens volkomen openen en uw levens optrekken tot in de sferen van licht?
Daartoe zijn wij in staat en weten wat wij kunnen, niemand kan dat; wij wel, omdat ik de sferen van licht heb bereikt en de wetten voor de kunst ken en bezit, deze kunst; het spreken!
Hebt u deze lezingen beleefd, dan behoef ik u niets meer te zeggen, u weet nu dat dit waarheid is!
De éne lezing is nog schoner dan de vorige ... vanaf het ontstaan van de Aarde, de Maan, de mensheid, gaan wij tot Mozes en dan verder naar Jeruzalem, dáárheen, waardoor de mens nu geslagen wordt; deze oorlog.
Adolf Hitler is het, die wij nu zullen ontleden en de mensheid ziet, dat Christus in Jeruzalem werd vermoord!!
Dat zijn de „wetten”, is de geschiedenis van de mensheid, en hebben wij te volgen, kosmisch te ontleden, Jeus en ik staan onder controle van de hoogste meesters, zij volgen ons en wij beiden voelen ons gelukkig, dat wij dit alles in handen mogen en kúnnen leggen van ónze eigen meester, meester Alcar!
Hij krijgt thans onze Orchideeën te zien en te beleven en vanzelfsprekend ... „Christus” ... het éérst, waarvoor wíj allen leven en zullen sterven, om dan verder te gaan!
Van de zevenhonderd mensen houden wij er tweehonderd over, de rest dacht sensatie te beleven en die kwam niet, was er niet bij, integendeel, de mens zit daar en hoort kosmische ... heilige ernst en wil die mens vergeten, wil hij niets van horen, de oorlog is voorbij, gode zij gedankt ... voorbij, ik wil mij nu uitleven.
Wanneer deze achttien lezingen over „De Volkeren der Aarde” en ons boek gegeven zijn, moet ik mij, in opdracht van de meesters, instellen op Annie Besant ... om haar te helpen en een lezing over Krishnahmurti geven, omdat de meesters ook die sekten de ogen willen openen.
Want het gevoel van Annie Besant, het ogenblik, dat zij dacht, dat Krishnamurti Christus was, die hoogmoedswaanzin van haar en haar helpers, werd de val van haar leven, máár, in 1909 was het, heeft zij gezegd:
„Zijn wij gereed om de nieuwe meester te ontvangen, indien hij tot ons komt?
Zullen wij hem herkennen, als hij komt als uw butler, uw kok, uw chauffeur?”
Ziet u, lezer, dit is het nu!
„Jeus” ís het, maar willen zij thans, „Jeus van moeder Crisje” als hún meester aanvaarden?
Daarvoor moet ik over haar leven spreken en de theosofen zeggen, dat Jeus hún meester is en géén mens anders, géén dokter, géén Oosterling, Jeús is het!
Wij zijn er, maar dat de meesters, waartoe ook de thesofie behoort een ander en beter contact hebben opgebouwd, begrijpen al die miljoenen theosofen niet en ergeren zich, schelden op Jeus, zouden hem het liefst afmaken, omdat Jeus het is die nu hun leer uiteenrafelt, Annie Besant eigenlijk onttroont, onthoofdt, maar ze vergeten, dat wij het zijn en hen willen helpen, vergeten nu, dat ál de sekten door de meesters fundamenten kregen en zij nú de Goddelijke fundamenten voor de eenheid op Aarde willen en zullen leggen, doch door „Jeus”!
Had Annie Besant maar naar Jeus gekomen, later dus ... toen wij reeds zover waren, dan had Jeus haar door zijn meesters kunnen zeggen: Christus komt niet terug door ’n mens op Aarde, dat is onbestaanbaar.
Hij laat zich niet opnieuw vermoorden!
Uw gedachten zijn kinderlijk naïef, dus fout, u bent het thans, die de machtige theosofie bezoedelt!
U breekt uzelf en uw machtige leer, u bent fout, fout, fout, Annie Besant, u weet het niet!
U hebt geen Goddelijk contact, maar ík heb het!
Ik ben ook in de klei geboren, maar ik heb géén Universiteit nodig om te ontwaken voor deze leer, dat doen de meesters.
Waarom, zei ik tot onze mensen, stuurde men Krishnamurti naar een Universiteit?
Moeten daar de meesters vandaan komen?
Ziet ge, dat is kinderachtig naïef en had Annie Besant moeten weten, maar dát contact bezat zij niet, heeft ze nimmer op Aarde gekend.
Dit waren machtige lezingen en Kosmisch verantwoord, omdat de hoogste meesters wilden, dat de theosofie zou ontwaken, Jeus zouden aanvaarden en nú?
Dát is de metafysische éénheid op Aarde, een ongekende macht is het, doch dat is en dat werd door de theosofen vernietigd, ze scholden op Jeus, negeerden hem, waren woedend.
Jeus dacht: mijn hemel, indien die mensen mij de kans gaven die Krishnamurti heeft beleefd, dán zal ik hen met God verbinden, zullen zij hun Tempels kunnen openen en zullen wij de „Universiteit van Christus” bouwen, allen, tezamen, maar ze zullen neerzitten aan de voeten van míjn meesters!
Nét als ík dat kan en doe, doch krijgen thans álles, het Goddelijke antwoord!
Wij weten zeer zeker, dat Jeus dit niet in handen krijgt, maar moeten de theosofen die bewijzen geven voor later en zal de mensheid beleven en dán hebben te aanvaarden.
„Néén” ... zeg ik tegen mijn volgelingen ... „zij hebben uw meester niet gekend en willen hem niet kennen!”
Jeus is het!
En onze mensen kunnen het weten, onder mijn toehoorders zitten vele theosofen en zij weten, dít hebben zij nog niet gehoord, dit is nieuw en Goddelijk, machtig is het!
Ik maakte de theosofie niet belachelijk, géén sekte, géén godsdienst, maar wij leggen nieuwe fundamenten en dat hebben al de mensen van Moeder Aarde toch eens te aanvaarden!
De franjes van een sekte moeten weg, wij kijken door de wetten heen, achter élke sluier, wij kijken tot in het Goddelijke bewuste „AL”!
Wij zullen het de mensen bewijzen en dat kan de theosofie niet!
Ook Annie Besant heeft het niet gekund, géén Krishnamurti, niemand heeft het nog gekund, eerst nú komt die mogelijkheid en wijsheid op Aarde ... Jeus van Moeder Crisje brengt het ... legt het in uw handen!
Maar dóór en vóór Christus!
Jeus krijgt straks van alle sekten gelijk, voor dit en uw geestelijke leven.
En dan kunt ge uw hoofd buigen!
Dit machtige seizoen eindigt, wij geven de mensen rust om na te denken, maar krijgt Jeus nu ook rust?
Néén, meester Alcar wil, dat hij naar Amerika gaat om zijn broers te bezoeken.
En ook daar zullen wij werken, fundamenten leggen, „De Volkeren der Aarde” gaat met ons mee, wellicht doen Antoon en Hendrik iets voor Onze-Lieve-Heer en is dat de verspreiding van ons aller werk en taak.
Dag allemaal, ik ben niet moe, niks niet, ik ga ook daar direct hard werken.
Geloof je het?
Je zult het horen!
En Jeus hoorde ook iets, toen begon het geklets al, het geroddel over zijn leven en wijsheid; thans is Jeus er met de kas vandoor, zijn eigen geld dus, hoe is het mogelijk, maar dat hoort hij nog, daarginds zal hij het horen.
Zó zijn de mensen, de domme mens, het dierlijke instinct handelt nog anders, maar dit zijn mensen, denkt Jeus, en ook dát moet er dan maar bij, maar droevig is het!
Jeus dacht toen ... de „droedels”, gij allen, klets maar, roddel maar, ík ga verder!
Ook aan uw leven komt hier een einde en dán?
Dán sta je voor je eigen afbraak!
Voor mij is het ’n éér!
Ik ga begrijpen, dat mijn leven iets te betekenen heeft en dát krijgen die mensen nooit kapot, nooit niet, in mij leeft „Crisje”!
Dag Holland, tot straks!
Ik kom terug!