De Ziel en haar Menselijk bewustzijn

Geachte lezer, de woorden die tot ons komen, voeren ons tot de ziel en haar menselijke bewustzijn.
Woorden uit het „AL”, regelrecht tot ons gevoelsleven, waardoor wij zijn bezield en wij weten, welke verschijnselen wij nu moeten ontleden.
Voor ons leven en bewustzijn is het hemelse vreugde, omdat wij weten, dat de mens het bewuste „AL” heeft bereikt en dat dit voor al het leven van God weggelegd is.
Wij staan voor deze reis en hebben die wetten te aanvaarden.
Meester Alcar zegt nu:
„Stel u thans in op dit gebeuren, mijn broeders, ook uw leven is bezield, ik zie, dat gij als ik dit éénzijn hebt ontvangen.
Stem uw leven af op deze waarheden en gij hebt het gevoel ervoor, het bewuste voelen en denken.
Overzie nu Moeder Aarde en al haar scheppingen en onderga deze kosmische realiteit.”
Dit woord komt tot ons vanuit het „AL”.
De meesters willen, dat wij thans het menselijke bewustzijn voor de ziel volgen en ontleden.
Het is noodzakelijk, voordat wij het huidige stadium beleven, de wijsgerige stelsels voor ál de menselijke eigenschappen, voor de kunsten en wetenschappen van de twintigste eeuw.
De ruimten van God willen ons daarvan overtuigen.
Die kracht komt tot uw leven en stroomt door uw zieleleven, uw persoonlijkheid.
Kijk nu, hoe de ziel als mens en met haar het dier, de planeet aarde zal overwinnen.
Dát wordt haar menselijke bewustzijn!
Hand in hand gaat het leven verder.
Ook al zijn er disharmonische levenswetten ontstaan, de ziel maakt haar stoffelijk leven af.
Wat wij zien en beleven is: man, vrouw, zuster en broeder.
Vader- en moederschap, leven en liefde, doch nog steeds op dierlijke afstemming.
Maar wij weten, dat de astrale persoonlijkheid zich gereedmaakt om het kind van Moeder Aarde te helpen.
De ziel als mens heeft miljoenen levens afgelegd en nóg bezit zij de bewuste-menselijke levensgraad niet, doch ook dat ogenblik nadert.
Het bewuste kind van Moeder Aarde kan zeggen:
„Mijn Moeder, ik heb uw leven lief!”
En dan vraagt Moeder Aarde:
„Waarlijk?”
„Ja, mijn moeder!”
„Ga dan verder!” ... komt er en de ziel gaat verder om deze ruimte te overwinnen.
De Aarde is mooi.
Moeder Aarde heeft dit stadium bereikt, doordat Zon en Maan haar nog bezielen.
De ziel als mens kan zeggen: ík ben thans zover en ik ga mijn leven begrijpen.
Mijn leven ontwaakt, doch dat weet de mens op Aarde niet, alléén de astrale persoonlijkheid, die de sferen van licht heeft bereikt, is zover.
Tijdens deze tijdperken kwam Moeder Aarde tot dit bewustzijn, doch ook de mens en al haar andere leven, staat nu open om deze ontwaking te beleven.
Zie thans, mijn broeders, wat de ziel als mens betekent voor God en nóg bezit.
En dan staan wij voor haar verkregen bewustzijn.
Ga eeuwen verder, stem u nu af op dat wonder en betreedt het bewustzijn op Aarde.
Dát willen de meesters!
De mens leeft onder karmische wetten, onder oorzaak en gevolg, tóch kan de ziel verdergaan.
Want wat zien wij gebeuren?
Wat zal er nu geschieden?
Wat is er gebeurd in de miljoenen jaren die er voorbijgingen, aan Gene Zijde en op Aarde?
Dát ogenblik, mijn broeders, is van ontzagwekkende betekenis voor het huidige stadium.
Christus is het!
Wij zien thans, dat de mens zich stoffelijk heeft verrijkt.
Er zijn steden ontstaan, technische wonderen kwamen er en dat alles gaf haar bewustzijn en levensblijheid, levensvreugde, menselijk geluk.
Aan Gene Zijde weet men wat Kosmisch geluk te betekenen heeft en dát weten brengt men op Aarde.
De mens leert God kennen!
De mens heeft Gene Zijde bereikt, de sferen van licht kwamen tot bewustzijn en de „Vierde Kosmische Levensgraad” tot stand.
Door het leven te dienen, ontwaakte de geestelijke mens, ontstond het menselijke bewustzijn voor de ziel en dát is haar liefde en geluk voor de astrale wereld, doch dat geluk moet naar de Aarde worden gebracht.
De mens aan Gene Zijde zegt:
„Ik bezit Kosmisch geluk!
Ik bezit hoger leven!
Ik heb mijn tweelingziel terug!
Ik ben een geestelijke persoonlijkheid!
Ik leef in de geestelijke astrale wereld en ik heb deze ruimte overwonnen!
Ik bezit en vertegenwoordig de geestelijke ontwaking!
Ik bezit liefde, reine liefde!
Ik heb mij vrijgemaakt van de karmische wetten en van het oorzaak en gevolg!”
Maar hoe is het kind, mijn zuster en broeder op Aarde?
Hoe zijn daar thans de wetten voor het vader- en moederschap?
De man bezit vele vrouwen en leeft zich uit; aan die afbraak moet een einde komen, omdat de mens zijn tweelingziel bezit.
Aan Gene Zijde beleeft de ziel haar geestelijke bewustzijn, het menselijke wezen voor God ontwaakt en heeft deze ruimte vergeestelijkt en in bezit genomen.
Vanuit de „Zevende Sfeer” dalen de meesters af, ze keren terug tot de Aarde, waarvan zij de levenswetten hebben beleefd; zij geven nu colleges, miljoenen zielen, als kinderen van God, als tweelingzielen dienen.
Zij dienen het leven op Aarde en aan Gene Zijde, waardoor de Tempels ontstaan en de geestelijke-bewuste mens, aan de stoffelijke en geestelijke wetenschappen kan beginnen.
Wat willen de meesters nu van ons leven, mijn broeders?
Zij willen dat wij voor de „Universiteit van Christus” vastleggen, dat de mens op Aarde nimmer het menselijke bewustzijn had kunnen betreden, nooit had kunnen bereiken, indien de astrale persoonlijkheid daarvoor zijn eigen leven niet had gegeven.
Zij willen thans, dat wij zien en ontleden, doorgeven aan het huidige stadium, dat het „Gene Zijde” is geweest, die de mens van Moeder Aarde tot het menselijke denken en voelen heeft gebracht; op eigen kracht was dat nooit mogelijk geweest.
Thans zien wij, ook al gaat het leven aan Gene Zijde hard vooruit, dat de stoffelijke mens door de geestelijke wordt geholpen.
En dat zijn thans de levenswetten die wij hebben te volgen.
De „Vierde, Vijfde, Zesde en Zevende Kosmische Levensgraad” zijn tot stand gekomen.
Wat dit te betekenen heeft is ontzagwekkend!
De meesters in de zevende sfeer krijgen bericht, dat de mens van de Maan af het Goddelijke stadium heeft bereikt.
Dát ogenblik, mijn broeders, zullen wij nu beleven, daarvoor kregen wij onze bezieling.
Géén mens op Aarde kent deze wetten.
Géén kind van God weet iets van de astrale wereld af.
En toch, daar leven al miljoenen mensen en élke Kosmische Levensgraad is thans vergeestelijkt en verstoffelijkt.
De mens heeft God leren kennen.
De mens uit het „AL” stuurt tot de sferen van licht:
„Wij hebben het bewuste „AL” bereikt.”
En van dat ogenblik af, kwam er Goddelijke éénheid.
Toen stelde de mens, uit de zevende sfeer, zijn vragen aan het bewuste Goddelijke kind.
En dat ogenblik, mijn broeders, zullen ook wij voor de mensheid beleven.
Voelt gij, dat wij het contact bezitten?
Hoor nu, wat de meesters aan de zevende sfeer hebben gezegd!”
En waarlijk, geachte lezer, ook dat Goddelijke ogenblik moeten wij voor de „Universiteit van Christus” beleven en aan uw leven doorgeven.
Wij zijn één met de hoogste meesters en horen nu:
„Hoort gij ons?”
De meesters uit de Zevende Sfeer geven thans antwoord en zeggen:
„Já, meesters, wij horen u.”
„Luister dan.
Wij spreken tot uw bewustzijn vanuit het Goddelijke „AL”.
Voelt gij, wat dit te betekenen heeft?”
„Néén, doch indien gij ons kunt bezielen?”
„Luister nu, mijn broeders en zusters.
Op dit ogenblik zijn wij volkomen één.
Gij zult zien, wat wij hebben beleefd.
Gij leeft in de Zevende sfeer, wij in de „Zevende Kosmische” sfeer, het bewuste „AL”, wij vertegenwoordigen God, de „Almoeder”.
Wilt gij vragen stellen?”
„Gaarne.
Hoe bent u daar gekomen?”
„Gij weet, dat wij door het vader- en het moederschap de wetten overwinnen.
Toen wij de zevende sfeer konden verlaten, hadden wij die ruimte overwonnen.
Wij waren: Licht.
Leven.
Gevoel!
Ziel!
Geest!
Vader en moeder!
Wij waren levenswetten en levensgraden!
Wij hebben de verdichtingen beleefd!
Door Zon en Maan kregen wij de ruimten in handen!
Wij waren „Wedergeboorte”!
En in alles „Liefde” en „Harmonie”!, omdat wij géén fouten hebben beleefd.
Aan Gene Zijde, u kent de wetten, hebben wij het oorzaak en gevolg overwonnen.
Toen traden wij tot de „Mentale Gebieden”, de wereld voor de wedergeboorte en kregen het nieuwe leven te beleven, weer als vader en moeder, waardoor de „Vierde Kosmische Levensgraad” zich heeft verdicht.
Daar leefden wij miljoenen jaren en ontwaakten wij voor dit nieuwe Zonnestelsel.
Op de „Vierde Kosmische Levensgraad” beleefden wij de zeven levensgraden voor het Universum.
Wat dit te betekenen heeft, u ziet dat leven nu, wij geven u ons weten, kunt gij thans begrijpen en aanvaarden.
Dat is ons paradijs!
De mens daar is in harmonie met het oneindige.
De mens kent daar géén ziekten meer, géén afbraak, wij beleven daarin de harmonische wetten, zodat wij voorspoedig verder konden gaan.
Wij gingen echter verder, steeds weer stonden wij voor nieuwe werelden en begrepen toen, dat de bron van al het leven wist, dat wij als mens, het dier en de „Natuur” zouden ontwaken voor het hoogste stadium.
Wij gingen voelen en beleven, dat de „Bron” waardoor wij het leven hadden ontvangen, ín óns leefde!
Daarvoor hadden wij deze levensgraden en levenswetten te beleven.
En na miljoenen jaren bereikten wij ons hoogste stadium, dít, waarin wij als man en vrouw leven, als „Tweelingzielen” om ál het leven voor ál de ruimten te vertegenwoordigen.
Wij willen dit alles een naam geven, mijn broeders en zusters, opdat de mens op Aarde de „Bron” als leven en licht, leert kennen.
Thans weten wij, dat alléén de Aarde, de Tweede Kosmische Levensgraad en de Eerste, één leven is.
Dat alles krijgt een naam, doch het zijn levensgraden en levenswetten.
De mens op de „Derde Kosmische Levensgraad” bezit het hoogste bewustzijn.
Gij kent het Universum en gij kunt ons dus aanvaarden.
Ja, mijn broeders en zusters, wij hebben het hoogste stadium bereikt.
Wanneer gij daar zover zijt gekomen, ontvangt gij ons leven en gaan wij verder om de Derde Kosmische Levensgraad hoger bewustzijn te schenken.
„Wij zijn nu Goden!”
Wat dit zeggen wil, zal straks voor uw leven geopenbaard worden.
Luister, zusters en broeders.
De mens van de Derde Kosmische Levensgraad moet ál het leven leren kennen.
Beleef thans onze visioenen en gij zult weten!
Op de Derde Kosmische Levensgraad staat de mens voor het menselijke bewustzijn, doch gij zult dat gevoel als weten op Aarde brengen.
Wij spreken thans reeds over „Zon, Maan en sterren”, gij hoort het en wij noemen dit alles:
”God
God als Vader!
God als Moeder!
God als Leven!
God als Licht!
God als Ziel!
God als Geest!
God als harmonie!
God als rechtvaardigheid!
God als verdichtingswetten!
God als verhardingswetten!
Maar voor álles ...”God als Liefde”!
Dít woord brengen wij op Aarde!
De Aarde, als kind van Zon en Maan!
Dat is zij als planeet, als barend moederschap.
Gij zult dus op de Derde Kosmische Levensgraad wijsheid brengen, kunsten en wetenschappen, waardoor de mens als het leven van „GOD” zal ontwaken!
En daarbij zullen wij u helpen!
Gij weet, dat wij en gij doordat wij de wetten harmonisch hebben beleefd, onze organismen mochten overwinnen.
Wij overwonnen ál de ruimten die de „Bron” van al het leven heeft geschapen.
Wij waren op de „Eerste Kosmische Levensgraad”.
Dat noemen wij straks de Maan.
De andere planeten krijgen een naam en de levenswetten zult gij verstoffelijken, waarvan gij technische wonderen zult maken, waarvan gij de wetten hebt leren kennen.
Gij zult het Licht van uw leven verstoffelijken en wetenschappen bouwen, zodat de ziekten van de Aarde verdwijnen!
Daarvoor staat ons leven open!
Wij hier weten thans, waarvoor wij leven.
Wij vertegenwoordigen de „Albron” in alles!
Onze levenswijsheid komt op Aarde.
De mens daar zal ontwaken en zich openstellen voor wijsheid.
Bouw geestelijke Tempels!
Bouw aan geestelijke bewustwording!
Bouw aan liefde en geluk!
Bouw voor het vader- en moederschap!
Breng harmonie op Aarde!
Breng liefde op Aarde!
Breng geestelijke en stoffelijke wijsheid op Aarde!
Begin fundamenten te leggen voor de „Universiteit”!
Bouw voor ons fundamenten.
De mens op Aarde moet een geloof ontvangen!
De mens moet „God” als de schepper van al het leven leren kennen!
De mens moet weten, dat er verdergaan mogelijk is.
Schenk de mens het „Menselijke bewustzijn”!
Wij weten, dat gij uw eigen taak volbrengen zult en daarbij zullen wij u steunen.
Ik kom naar de Aarde terug!
Wie ik ben?
Ik bezit het hoogste bewustzijn voor ál de werelden.
Ik ben de éérste meester!
Ik spreek voor miljoenen mannen en vrouwen, kinderen van de „Albron”.
„De Alliefde”!
„Het „AL”vader- en het „ALmoederschap”!
„Het Allicht”!
„De Alziel”!
„De Algeest”!
„De Alharmonie”!
Ik bén het allerhoogste voor ál de ruimten.
Daarvoor keer „IK” tot de Aarde terug.
Ik breng het „Evangelie” van de „Alliefde” op Aarde!
Leg voor „MIJ” die fundamenten!
Begin om „MIJN” huis op te trekken!
Leg de fundamenten voor „Mijn” leven!
Laten de meesters spreken!
Vertel de mens, dat „God” waakt!
Liefheeft!
Rein is!
Harmonie is!
Vader en moeder is!
Ik kom tot u allen!
Wij zijn „Goden”, omdat wij het bewuste „AL” hebben bereikt.
Wanneer wij hier verdergaan, keren wij tot de onzichtbare „Almoeder” terug.
Zie thans, wat wij willen!
Ik ben de „Mentor” voor Mijn wereld!”
Gij ziet het, mijn broeders, het „AL” kreeg contact met de zevende sfeer.
In het „AL” is men begonnen om voor het leven op Aarde te denken.
De meesters hebben ons laten beleven, hóé zij toen contact beleefden met de zevende sfeer, doch gij zult begrijpen, dat ál die stoffelijke namen eerst later op Aarde kwamen.
Dat hebben de meesters op Aarde gebracht.
Doch voor die tijd kende men op Aarde géén Maan, géén Zon, géén sterren, van al deze levenswetten kende men niets.
En wat zien wij nu gebeuren?
Volg nu het woord van de mens, die de sferen van licht heeft bereikt.
Hoor nu bovendien, wat dat leven als wezen te zeggen heeft, ook dat kunnen wij beleven en volgen.
De mens is nu weer één met zijn tweelingziel.
Maar die woorden kwamen vanuit het „AL” tot de mens uit de zevende sfeer.
Dat waren de woorden van de Mentor en dat zal „Christus” zijn.
Straks krijgen ál de levensgraden namen.
Wat de Eerste Kosmische Levensgraad is, noemt men dan de
„Maan”!
„De Zon”,
„De planeten en de sterren”!
Doch dat zijn levenswetten, zoals ook de mens een levenswet is geworden en nóg is!
Er zal een geloof op Aarde komen en dat moet komen, wil de mens het „Menselijke Bewustzijn” ontvangen!
„Já”, zegt het kind aan Gene Zijde tot Moeder Aarde:
„Ik ben uw kind!”
Moeder Aarde zegt:
„Ik weet het en gij zult ontwaken, wij zijn thans zover!”
„Mijn Moeder?”
„Mijn kind?
Weet ge thans, waar ge leeft en waarvoor ge leven zult?”
„Ja, mijn Moeder, wij weten het en zullen u thans dienen.
Hoe mooi bent u, mijn Moeder?
Hoe machtig is uw ruimtelijk gewaad.
Wij zien uw gewaden, Moeder!
Wij kennen uw geboorten, Moeder!
Wij hebben uw ontwaking beleefd, Moeder!
Wij willen u thans dienen, Moeder!
Wij willen uw leven tot de menselijke bewustwording voeren, Moeder!
Wij hebben uw innerlijk en stoffelijk leven leren kennen, Moeder!
Wij danken u voor alles, Moeder!
Wij zijn thans liefde en geluk, Moeder!
Wij zullen alles doen, Moeder, om uw leven tot de geestelijke ontwaking te brengen, waarvoor wij nu bewust zullen leven en sterven!
Moeder, wij zijn één en hebben rein lief!”
„Ik weet het, mijn kinderen!”
„Onze zielen zijn één, Moeder!”
„Ik weet het, mijn kinderen, en nu gaat ge verder en hoger!”
„Ja, moeder, wij weten nu!
Wij, onze Moeder, hebben u lief met alles wat in ons leeft!”
„Dat weet ik, mijn kinderen!”
„En wij brengen nu levenswijsheid naar de Aarde, Moeder!”
„Ik weet het, mijn kinderen, de „Albron” heeft gesproken!”
„Ja, Moeder, wij weten thans!”
„Dat heb ik gewild, mijn kinderen.
Maar zult ge mijn Vader en Moeder niet vergeten?”
„Néén, Moeder!”
„Dan zal ál Mijn leven ontwaken en het menselijke bewustzijn ontvangen!”
„Moeder, gij hebt ons gedragen!”
„Dat heb ik, mijn kinderen.”
„En daarvoor danken wij u.”
„Ik ben gelukkig, maar ik ga verder!”
„Wij zullen u thans helpen dragen, Moeder!”
„Dan komen wij allen tot de „Almoeder” terug, mijn kinderen!”
„Moeder, wij beleven nu reeds het „Onze Vader”!”
„Ik weet het, mijn kinderen!”
„En uw kind brengt het naar uw leven, Moeder!”
„Ook dat heb ik reeds gevoeld, mijn kinderen.”
„O, Moeder, hoe hebben wij u thans lief.”
„En gij zult meer liefde beleven, mijn kinders.
Ook ik!”
„Moeder, wij brengen levenswijsheid naar uw leven.”
„En levensvreugde!”
„Wij brengen dat naar uw leven, Moeder.
Wij zullen ons best doen.
Onze zielen ontwaken!
Wij bouwen Tempels, Moeder.
Het kind van uw leven krijgt uw bewustzijn te zien, Moeder.
Moeder, wij zijn nog steeds één met uw hart, uw bloed en uw ziel en geest.”
„En dat alles gaf ik u, mijn kinderen.”
„Ja, Moeder!
Moeder, wij bouwen steden en maatschappijen.”
„Ik weet het, mijn kinderen.”
„En dan, Moeder?”
„Dan gaan wij allen verder om de geestelijke levensgraad te verstoffelijken.”
„Naar het einde van de Derde Kosmische Levensgraad, Moeder?”
„Juist, dat is het, mijn kinderen, waarvoor ik het leven mocht ontvangen.
Dát is mijn taak!”
„Moeder, wij hebben thans een geestelijke persoonlijkheid.”
„Ik weet het, mijn kinderen.”
„Niets kan ons nu nog tegenhouden, Moeder.”
„Ik weet het, mijn lieve kinderen, gij gaat hoger en zult het „AL” bereiken.”
Ge hoort het, mijn broeders, de mens als een geestelijke persoonlijkheid ging verder en dankt vanuit de sferen van licht Moeder Aarde.
De mens weet, dat de Aarde „Moeder” ís!
Meer is er nu niet nodig, de mens ontwaakt en leeft ín zijn Universele geluk en zijn reine liefde!
Dát is de menselijke persoonlijkheid voor de „Derde Kosmische Levensgraad”!
Niets is in staat om deze ontwikkeling tegen te houden.
De mens is nu één met het „AL” en er worden fundamenten gelegd, de mens op Aarde zal nu een geloof ontvangen.
Barend en scheppend heeft de mens zich die ruimte eigen kunnen maken.
Het oerwoudstadium werd overwonnen.
Op Aarde komt er nu verruiming, stoffelijke en geestelijke ontwaking.
Eindelijk is de mens dan zover gekomen, doch dit heeft miljoenen jaren geduurd.
De ziel als mens bezit duizenden eigenschappen en zal zichzelf nu moeten vergeestelijken.
Wij weten, dat zij daarvoor zeven levensgraden bezit, die stoffelijk én geestelijk zijn, voor de organische levensgraden en die voor Gene Zijde.
Dát heeft de „Almoeder” voor de mens en het dier en voor moeder „Natuur” geschapen en kreeg op de Maan het eerste leven te beleven.
Hoe wonderbaarlijk zijn thans al deze levenswetten.
Nu wij het leven voor het Universum en voor de Aarde, voor Gene Zijde kunnen overzien, voelen wij, dat de menselijke persoonlijkheid naar voren moet treden en dat de mens nu gereed is om meer van de Schepper te leren kennen.
Ruimte en tijd hebben nu één afstemming ontvangen, waarvan wij weten, dat Moeder Aarde het hoogste bewustzijn te beleven kreeg.
Wat zien wij thans gebeuren, meester Zelanus?”
„Dat de mens op Aarde geholpen wordt, mijn meester.”
„Juist, dat zal nu gebeuren.
Het Goddelijke „AL” heeft contact gemaakt met de sferen van licht.
De meesters in de zevende sfeer krijgen onderricht van het „AL”bewuste kind, er worden reeds kosmische fundamenten gelegd.
En wij, de mens (die) aan Gene Zijde leeft, de mens dus, die de sferen van licht heeft bereikt, ziet zijn eigen levenswetten en kan nu vorderingen maken.
Hij kán die fundamenten leggen.
Wat wij nu beleven, mijn broeders, ís, wat wij voor het boek ‘De Volkeren der Aarde’ hebben beleefd en reeds mochten doorgeven.
De mens uit de zevende sfeer aan Gene Zijde krijgt contact met de mens uit het schemerland, de mens daarin, die zich afvraagt: hóé krijg ik een nieuw organisme.
Hoe krijg ik een nieuw organisme?
Ik wil mijn moeder en vader vertellen dat ik leef.
En van dat ogenblik af, kreeg deze ziel contact met de meesters uit de zevende sfeer en legde „Gene Zijde” de éérste geestelijke en stoffelijke fundamenten voor het geloof, het „Huis Israël”!
Nu zien wij, dat „Abraham”,
„Isaak”,
„Jakob” en hierna „Mozes” geboren worden.
De eerste fundamenten worden gelegd voor het „Huis Israël”!
Dat is het gebeuren, het begin van de mensheid, de eerste aanrakingen van Gene Zijde, doch door de „ALwetendheid” en de „Albron” als mens tot stand gebracht.
En dat zal „Christus” zijn!
Wat zien wij nu gebeuren?
De stoffelijke en de geestelijke wereld komen tot éénheid.
Had de mens op eigen kracht die bewustwording gekregen?
Néén, dat is niet mogelijk.
Daarvoor kreeg de stoffelijke mens hulp vanuit de astrale wereld.
Gene Zijde zal de ziel op Aarde tot het verkregen bewustzijn optrekken.
En ook die wonderen hebben wij te aanvaarden!
Moeder Aarde is zover gekomen, haar leven als mens is ervoor gereed.
Het levenslicht van de ruimte, de Zon, gaf haar die bewustwording en de mens heeft dit te aanvaarden.
Moeder Aarde heeft haar leven zover gebracht.
En nu komen er namen op Aarde.
De mens gaat denken en begint te voelen.
Elk verschijnsel krijgt betekenis voor de mens.
En dat wordt:
„God”
„De Heer!”
Van een Goddelijke „Moeder” kan er nog niet gesproken worden.
Maar vele kinderen uit de sferen van licht werken op eigen krachten op de stoffelijke mens in, waardoor de „Metafysische” wetten ontstaan.
Voelt gij dit ook?
Daardoor leert de mens de „Occulte” wetten voor ziel, geest en stof kennen.
Niet alleen dus, dat de mens op Aarde een geloof ontvangt, de meesters het leven op Aarde tot God voeren, door miljoenen zielen wordt er aan ontwaking gewerkt, aan de directe geestelijke bewustwording en nu zien wij ook op Aarde de Tempels ontwaken.
De mens aan Gene Zijde dient nu dus voor kunsten en geestelijke wetenschappen en hij zal dat bereiken.
De mens is bezig om de geestelijke waarheden van Gene Zijde te verstoffelijken en daartoe is hij in staat.
Op Aarde krijgen de mensen reeds een geloof, doch andere kinderen van God krijgen de Occulte wetten te beleven.
De magiërs en fakirs, de yogi’s en de priesters ontwaken!
Waar wij nu komen, daar zien wij geestelijke en stoffelijke ontwaking voor de ziel als mens.
Gij ziet nu, dat alléén de hoogste levensgraad gereed is voor die bewustwording.
De mens krijgt thans ook voor de Aarde zijn menselijke „Persoonlijkheid” te zien.
En vanuit het bewuste „AL” komen de vele berichten, dat alles goed gaat, dat de geestelijke mens fundamenten legt voor de:
„Messias!”
De Profeten komen reeds op Aarde.
Men spreekt op Aarde over de ”Here”.
Hoe hadden de meesters moeten handelen?
Welke middelen bezitten zij om het kind van Moeder Aarde op te trekken?
De velen die het proberen, voeren de mens van de Aarde door de bewuste krankzinnigheid.
Voelt gij dit?
Thans beleven wij, dat de mens naar de ziel, de geest en het leven zoekt.
En ook die levenswetten, mijn broeder Zelanus, hebt gij door de boeken ‘Geestelijke Gaven’ het licht voor de Aarde geschonken.
Dát was de eerste magiër!
En die mens is begonnen, zichzelf af te vragen: wie ben ik?
Hij vroeg, doch reeds door het weten van Gene Zijde, dus door de astrale persoonlijkheid, zich nu af:
„Wie ben ik toch?
Waarvoor leef ik?
Wat doe ik, als ik slaap?
Waarom moet ik hier sterven?
Wat is sterven?
Wat is slapen?
Wat ben ik vanbinnen?
Wat is gevoel?
Wat is het, als ik liefheb?
Waarom worden er kinderen geboren?
Waarom leven er mannen en vrouwen op Aarde?
Waarom is er nacht en dag?
Wat heeft dat zwakke licht aan de hemel te betekenen?
Wat is dat alles?
Waardoor zijn er dieren op Aarde?
Wat is een bloem?
Wat is een dier?
Waarom leven er zoveel verschillende dieren op Aarde?
Hoe kom ik aan deze gedachten?
Denk ik zélf?
Gisteren had ik deze gedachten nog niet?
Néén!
Denk ik zélf?
Wat gebeurt er als ik denk?
Is dit denken?
Waarom zijn er zieke mensen?
Waarom zijn de dieren zo boos op mij?
Waarom, waarom, waarom dit alles?”
Dit zijn de eerste gedachten van de éérste magiër, het éérste denken voor de geestelijke wetenschappen voor de mens op Aarde, doch die gedachten kreeg hij van de astrale persoonlijkheid.
En thans kan het leven voor de geestelijke wetenschappen beginnen, doch bovendien voor het Westen, waarvoor de mens zijn geloof zal ontvangen.
Wat zien wij nu, mijn broeders?
Dat de profeten spreken en de mens zich openstelt voor de metafysische levenswetten, de mens zal ontwaken, stoffelijk en geestelijk, zodat de persoonlijkheid bewustzijn krijgt.
Die hoogte heeft het kind van Moeder Aarde nu bereikt.
Het leven kan beginnen, de mens staat voor zijn maatschappij, er komen nu kunsten en wetenschappen, maar bovendien:
Afbraak!
De bezoedeling van de levenswetten.
Leugen en bedrog.
Hartstocht en geweld!
De vernietiging van de massa!
De verkrachting van alles, wat in liefde is geboren!
De verkrachting van de harmonische levenswetten!
De bezoedeling van het organisme!
De heersers leven zich uit!
Op Aarde is het een afschuwelijke chaos!
De mens staat voor goed en kwaad!
Voor duizenden ziekten!
De mens krijgt technische wonderen, door Gene Zijde, omdat de astrale persoonlijkheid één is met het kind van Moeder Aarde.
Het Huis Israël zien wij geboren worden!
Abraham, Isaak en Jakob hebben het leven ontvangen, de meesters hebben thans de eerste fundamenten gelegd voor het geloof.
De menselijke geschiedenis voor de ontwaking, begint, de andere menselijke geschiedenis is al miljoenen eeuwen oud, maar dat weet de mens niet.
Het doel van de meesters is, om de mens op Aarde ontzag af te dwingen en dat is nu begonnen.
De meesters hebben hun taken aanvaard, de mens staat voor duizenden problemen en wonderen en die verschijnselen zijn geestelijk en stoffelijk.
En dat de mens na de dood leeft, dat hebben reeds enkelen vastgesteld, de Tempels krijgen betekenis.
China en het oude Egypte krijgen bewustwording.
Er wordt daar gesproken over:
Rá.
Ré.
Amon-Ré.
Over de Goden!
Men zegt, dat élk ding een godheid is.
De mens leert God kennen als:
Licht.
Nacht.
Kracht.
Ruimte.
Leven.
Regen.
Wind.
Een stuk steen krijgt Goddelijke betekenis.
Die mensen gaan tot het ontstaan van al het leven, zij staan er bovenop, maar begrijpen de levenswetten niet.
Het menselijke geloof wordt anders, omdat men de mens met „één” God verbindt!
Het leven kan beginnen?
Het leven op Aarde is nu begonnen.
De profeten spreken.
Op Aarde hoort men:
Jesaja.
Jeremia.
Ezechiël.
Daniël.
Hosea.
Joël.
Amos.
Micha ... en vele anderen, niet één is er kosmisch bewust!
Al deze mensen hebben zich vrijgemaakt van de lagere levensgraden en spreken over de „Heer”.
Wat zij van de levenswetten afweten, is het bezit van ’n schorpioen, ze kennen de wetten niet.
Maar de volken verschijnen, de stammen hebben zich verruimd en ontwikkeld en al die miljoenen mensen hebben waarlijk een geloof nodig.
Hoe moesten de meesters deze ónbewuste massa bereiken?
Vanuit de sferen van licht komt er:
Maak die bende angstig!
Maak ze angstig voor de „Heer”, door de levenswetten bereiken wij die levens niet!
De mens leert de God van haat en wraak kennen, doch dat zijn de meesters, door het geweld moet men die afschuwelijke massa tot één geheel brengen.
Door reine, geestelijke inspiratie is er niets te bereiken.
Dat zal Mozes beleven.
In het boek, mijn broeder André, ‘De Volkeren der Aarde’, hebben wij het wedergeboren worden van Mozes ontleed en gevolgd, gij kent dus deze wetten.
Mozes leefde aan Gene Zijde in het schemerland.
Hij beleefde, dat er geen dood was en keerde terug naar de Aarde, doch als astrale persoonlijkheid.
Op Aarde gekomen, moet hij aanvaarden, dat hij zijn geliefden niet kan bereiken.
Toen keerde deze mens tot de sferen terug en zonderde zich af.
De mens ging vragen stellen.
Dán komt de meester uit de zevende sfeer tot dit leven en krijgt de mens ontwaking.
Wat is er te beleven?
„Wilt gij naar de Aarde terug?”
„Ja, maar wie bent u?”
„Ik ben God!”
„Wat zegt u?”
„Ik ben God!”
„U kunt mij een nieuw organisme schenken?”
„Ja, dat kan ik.”
„Geef mij dan een nieuw organisme.”
„Waarvoor?”
„Ik wil mijn moeder en vader overtuigen dat ik leef.”
„Dat is mogelijk, doch wanneer u daar bent weet u van dit leven niets meer.”
„Wat zegt u?
Ik voel niets meer?”
„U zult voelen dat gij leven kunt en leven moet en dat „IK” tot uw leven heb gesproken, meer is er niet.”
„Geef mij een nieuw organisme.”
Deze mens, als vragende ziel, wordt „Mozes” op Aarde en zal voor het „Huis Israël” dienen!
Gij kent deze geschiedenis en behoeven wij niet te volgen, maar er is nog iets anders, dat het huidige stadium moet weten.
Wij weten: Er is géén verdoemdheid!
Wat de meesters op Aarde brengen, is aardse wijsheid en heeft nog niets met de Goddelijke realiteit uit te staan.
Doch dat komt later!
De profeten zijn ónbewust, doch ontvangen van Gene Zijde hun Occulte bewijzen.
Mozes ontvangt:
Materialisaties.
Dematerialisaties.
Geestelijke verschijnselen.
Mozes is helderhorend en helderziend!
Mozes krijgt de taak in handen om de mensheid tot de stoffelijke bewustwording te brengen.
Wat Mozes te beleven krijgt ís, dat hij de stam „Israël” bestaansrecht geeft op Aarde.
Dat is het eerste fundament door Gene Zijde gelegd, méér is er niet te bereiken.
Het dogmatische (Huis) Israël krijgt echter betekenis.
Dat wordt de kern op Aarde, ál de Volken der Aarde zullen ééns tot (het Huis) Israël komen, zoals ook Gene Zijde heeft beleefd.
In de sferen zien wij niet anders, de mens leeft daar in harmonie, in ruimtelijke éénheid en dat bewustzijn wordt op Aarde gebracht.
Maar Mozes beleeft een God van:
Wraak!
Een God van haat!
Tóch komt er liefde onder de mensen.
Mozes ontvangt de „Tien Geboden” ... en is alléén mogelijk door de astrale mens, de meesters.
De meesters leggen de fundamenten voor „Christus” ... de hoogste meester in het „AL”.
Al de profeten praten over Hem.
En dat is eenvoudig, omdat Gene Zijde de wetten kent.
De Gods Zoon zal komen!
„Jezus Christus”!
En door „HEM” komt de „liefde” op Aarde.
Maar deze Mens heeft op de Maan geleefd en kent de wetten van Moeder Aarde.
Indien Christus naar de Aarde zou komen en zou zeggen: ik leefde ééns hier en was gelijk een dier, ik heb de prehistorische tijdperken gekend, maakte men Hem af.
Hij moet komen als een Godheid, de Zoon van God die alles geschapen heeft.
De profeten spreken over Hem en geven de mens op Aarde een beeld van zijn Goddelijkheid.
De eeuwen vliegen voorbij, er komt overal bewustwording, doch voor de hoogste levensgraad.
Alléén de hoogste levensgraad kan dit alles verwerken.
Maar dan is het zover en Christus wordt op Aarde geboren.
Door de ónbevlekte ontvangenis?
Ook dat is kletspraat!
Maria en Jozef hebben aan „Christus” een organisme gegeven.
Maria en Jozef waren volkomen één – zoals de mens het éénzijn voor het vader- en moederschap beleven moet.
Maria en Jozef kwamen tot éénheid en de ziel „Christus” werd vanuit het „Goddelijke AL” aangetrokken.
Van ónbevlekte ontvangenis is er géén sprake en wij kennen die wetten.
Mijn broeders, het vader- en moederschap is het állerheiligste voor de mens én voor Christus!
Christus wordt geboren zoals de mens geboren wordt, een andere schepping is er niet.
Voor de Universiteit van Christus leggen wij vast:
Wat de katholieke kerk en andere dogmatische instellingen er thans van maken, is in strijd met de werkelijkheid.
Maria zou baren, maar daarvoor is „Jozef” de schepper!
Christus kent deze wetten!
Hij weet, hoe Hij geboren wordt en heeft deze wetten te aanvaarden.
Dat heeft de katholieke kerk voor zichzelf vastgelegd, maar wat zegt ons nu de Bijbel?
De mens krijgt bewustwording, bewustzijn, nu Christus op Aarde leeft, krijgt de mens geestelijke bewustwording, ook de Metafysische Tempels ontwaken.
Hoe Christus ontvangen werd, weten wij.
Had Hij anders moeten spreken?
Dat was niet mogelijk.
Christus kon de mens niet van Zijn „AL” vertellen, althans nog niet van de „Allevenswetten”, de mens had ze niet begrepen.
Christus zou het „Evangelie de Liefde” op Aarde brengen, méér was er niet nodig.
Maar voor alles:
Zijn Godheid!
Zijn „AL”!
Zijn Licht!
Zijn Leven!
Zijn Geest!
Zijn Vader!
Zijn eeuwigdurend verdergaan!
Zijn éénzijn met God! ... dat de „Alvader” is!
Christus bracht:
Zijn rechtvaardigheid uit het bewuste Goddelijke „AL”!
Hij wist dat alléén de „Liefde” in staat is om de levenswetten van God te bereiken en te overwinnen.
Christus bracht daarom de énige „liefde” en die is eeuwigdurend.
Hierdoor, mijn broeders, zien wij dat „Christus” ál de ruimten en ál de wetten van de „Almoeder” samenvatte tot één geheel en dat is de liefde!
Hij kon zeggen op Aarde:
„Wie liefheeft, heeft álles!
Wie liefheeft, stijgt boven alle stof uit!
Wie liefheeft, heeft de Vader!
Wie liefheeft, zullen alle schatten worden toegeworpen.
Wie liefheeft, zijn de zaligen van ziel en geest!
Wie liefheeft, treurt niet, die mens heeft alles!
Wie liefheeft, bezit het „Koninkrijk”!
Wie liefheeft, bezit zachtmoedigheid en Mijn leven, Mijn licht!
Ook het „Licht” van Mijn Vader!
Wie liefheeft, bezit het zout der Aarde, het voedsel, de prikkeling én de bezieling voor de ruimtelijke ontwaking!
Wie liefheeft, verblijdt ál het leven, ook Mij!
Ook Mijn Vader!
Uw en Mijn God in de Hemel!
Wie liefheeft, bezit het levenslicht van ál de werelden!”
„Wie liefheeft, ... mijn broeders,” zegt Christus ... en komt nú vanuit het bewuste „AL” tot ons leven en voor deze mensheid ... „is het licht voor de duisternis, want deze mens voelt en ziet, gaat verder, in harmonie verder en hoger en zal tot het „AL” terugkeren!”
„Wie liefheeft,” zei Christus en bracht Hij op Aarde ... „laat zijn licht in de harten schijnen van ál het leven!
Wie liefheeft, volgt Mij.
Wéét en meen niet, dat „IK” gekomen ben om de wetten of de profeten te ontbinden, „IK” kom tot u allen om uw leven te openen, tot de ruimtelijke ontwaking te voeren.
Wie liefheeft, is wélgezind jegens al het leven!
Wie liefheeft, ontwaakt!
Voorwaar, „IK” zeg u allen: gij zult geenszins uitkomen, daar niet, gij zult uw laatste penning moeten betalen voor uw leven.”
En wij, mijn broeders en al het leven aan Gene Zijde, hebben ónze laatste penning moeten betalen voordat wij de sferen van licht konden betreden, wij stonden voor ons „oorzaak en gevolg” en voor onze karmische levenswetten, voor ál onze disharmonie.
Is dat duidelijk?
Maar dat is niet door de mens, het huidige stadium begrepen.
Wat zegt Christus nog meer?
Wij kunnen élke gedachte van en vóór zijn Goddelijke bewustwording ontleden.
Christus waarschuwt de mens voor overspel.
Hij weet, dat de mens zijn tweelingziel verloren en bezoedeld heeft.
Als Hij zegt:
„Maar Ik zeg u allen, dat, zo wie éne vrouw aanziet, om dezelve te begeren, te bezitten, die heeft alreeds overspel gepleegd.”
Christus waarschuwt het leven op Aarde voor de val, het verliezen van het ruimtelijke contact, élk woord heeft ruimtelijke en Goddelijke betekenis.
En dat hebben wij nu mogen beleven en mogen ontleden, mijn broeders, doch straks voor de „Universiteit van Christus”, éérst dán volgen wij de Bijbel en élk woord, álles, verklaren eerst dán de geschreven Bijbel als Gods woord, doch dán staan wij voor duizenden ónwaarheden, gezegden, die in strijd zijn met de Goddelijke werkelijkheid.
„Wie liefheeft, heeft zijn naasten lief!
Wie bidt, zal opengedaan worden.”
Jazeker, dat is waarheid, doch dán alléén wanneer de mens de waarheid beleven wil!
Maar wat zegt de Bijbel thans van de beleefde tijdperken voor Moeder Aarde én het ontstaan van al het leven?
Luister, mijn broeders, voor de „Universiteit van Christus” leggen wij vast:
„In het begin van de schepping was alles woest en ledig.”
Dat „woeste” was er niet, er was alléén leegte, doch in die leegte leefde alles en hebben wij leren kennen.
„1 ... De Aarde nu was woest en ledig en de duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.”
Dit getuigt, dat de mens, die deze woorden geschreven heeft, de schepping niet kent.
Wij hebben de levenswetten mogen volgen en gaan verder.
„2 ... En God zei, daar zij licht en daar werd licht.”
Hoe dat licht geboren is, weten wij, maar niet zoals de Bijbel het zegt, is het licht geboren, dat heeft miljoenen jaren geduurd.
Wat de Bijbel van het Uitspansel zegt, leert een kind op school anders, doch nóg wordt die leer aanvaard.
Wat de Bijbelschrijvers hebben gezegd over het begin van de schepping, ís kinderachtig naïef en in strijd met de Goddelijke evolutie en heeft deze mensheid te aanvaarden!
Het ongelukkigste gezegde uit de Bijbel is wel, dat God een „Adam” in slaap wiegt en nu een rib uit Adam neemt om voor die Adam een vrouw te maken.
Adam slaapt, God neemt zijn rib weg en nu komt de moeder op Aarde.
Is dit nú nog te aanvaarden?
Kan deze mensheid dit nog langer beleven als Goddelijke realiteit?
Adam heeft gezegd: „Deze is ditmaal been van mijn been en vlees van mijn vlees.”
Jazeker, maar kan de mens voor het huidige stadium dit nog langer aanvaarden?
U voelt het, u ziet het, mijn broeders, ál deze gezegden moeten wij ontleden, doch later, thans moeten wij de menselijke evolutie en het menselijke bewustzijn volgen.
Wanneer wij daaraan moeten beginnen, leeft André aan deze Zijde, meester Zelanus, en kunt gij beiden beginnen!
Die taak is voor uw leven weggelegd, doch straks!
Al die ónwaarheid moet verdwijnen van Moeder Aarde.
De „Universiteit van Christus” geeft antwoord op élke levensvraag.
En daartoe zijn de meesters in staat!
God zei: „Eet niet van die boom des levens” ... maar wat had het leven van God dán moeten doen?
Voelt gij de onzin van deze woorden?
Dát is het bewustzijn van deze mensheid, mijn broeders, zó arm is de mensheid!
Nog deze woorden, mijn broeders:
„Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: gij zult van die niet eten of gij zult sterven.”
Als er geen sterven was voor het menselijke organisme, stond het leven op een dood punt.
Wat willen die armoedigen toch met het leven beginnen?
Is dát de God van al dit leven?
Zo arm?
Zo onbeholpen?
Zo droevig zielig?
U ziet het, duizenden boeken moeten wij schrijven om dit alles recht te zetten, doch dat komt later.
Maar het bewuste „AL” wil, dat wij thans fundamenten leggen en die zullen wij de huidige mensheid schenken.
Was die slang zo listig, Bijbelschrijvers?
Wat hebben jullie toch in vredesnaam gevoeld?
Wat hebben jullie toch beleefd?
De ellendige gedachten voor het ontstaan van de schepping, mijn broeders, zullen straks van de Aarde verdwijnen en is de taak van de meesters, doch de wil van Christus, de wil van het bewuste Goddelijke „AL”!
Thans staan wij niet stil bij dit mirakel, dat slechts duisternis is, wij gaan verder!
Máár en gij hebt dat te aanvaarden, de Bijbel kunt gij voor bijna álles, voor het ontstaan van de schepping en het scheppen van mensen door God, overboord gooien, niets van dat alles heeft recht van bestaan en is ónzin!
Onwaarheid!
Dat is in strijd met hetgeen wij hebben moeten beleven en aanvaarden!
Nu gaat het leven op Aarde beginnen.
De mens krijgt ná Christus zijn grote kunsten en wetenschappen.
Er komen technische wonderen.
Wij zien de kunstenaars op Aarde komen.
De Schilders!
De Beeldhouwers!
De Muziek!
De Wetenschappen!
Galilei komt! ...
Maar „Galilei” wordt gevangen gezet door de kerk.
De kerk maakt het leven kapot!
De kerk begint met de brandstapels.
De metafysische wetten moeten worden gedood.
Wie aan spiritualisme doet, wordt levend verbrand.
Maar het bewustzijn van de mens stijgt.
Wij beleven oorlog na oorlog!
De mensheid ontwaakt.
Bach.
Beethoven!
Mozart!
Wagner ...! en vele anderen komen op Aarde, Moeder Aarde schenkt haar kinderen wijsheid, doch élke gedachte voor kunsten en wetenschappen komt van Gene Zijde!
Daar is de Orde de „Universiteit van Christus” geschapen en opgetrokken en vanuit die Tempel, de „Tempel van Christus” wordt Moeder Aarde van kunsten en wetenschappen voorzien.
Het leven ontwaakt!
De mens krijgt gevoel en in de eeuwen die voorbijgaan, is dat het bewustzijn voor de hoogste levensgraad op Aarde.
De meesters gaan verder, werken voor dit doel, hierdoor komt er ééns vrede en rust op Aarde.
Maar een God van wraak ís er niet!
Weg met de God van wraak!
Weg met de God van haat!
Weg met de verdoemdheid!
Weg met afbraak en bezoedeling en wie dat niet wil, zal de duisternis beleven.
De zeven levensgraden voor het menselijke organisme dijen uit, de Volken der Aarde krijgen bewustzijn, de mens, als het kind van het „AL”, ontwaakt, ook al is het gevoelsleven nog steeds dierlijk.
Maar de ruimte zegt:
„Ziel van mijn ziel, baar!
Ziel van mijn ziel, schep!
Ziel van mijn ziel parasiteer niet langer!
Ziel van mijn ziel, zonde is er niet, er is alléén evolutie!
Ziel van mijn ziel, kom tot mijn leven terug!”
De mens op Aarde, mijn broeders, kent het leven niet, doch dat komt ook.
Ook al duurt dat nog vele eeuwen, de mens zal dit bewustzijn krijgen, want dat is het geestelijke ontwaken!
En zo komen wij tot het huidige stadium.
Al die eeuwen kunnen wij overzien.
De meesters voerden ons tot Jeruzalem, tot het huidige stadium, door Christus naar de twintigste eeuw.
De mens van deze tijd.
Hoe is die mens?
Wij staan thans voor het bewustzijn van deze eeuw.
Wij weten nu, dat de mens door zijn oorlogen bewustzijn gekregen heeft en hij niet anders heeft willen leven.
Maar élke mens, kind van God, wil liefde en geluk beleven.
En dat geluk is er niet, de sterksten leven zich ook nu nog uit.
De heersers werden koningen en keizers, graven en baronnen; de stoffelijke adel is het, die overheerst.
Maar dat wil God en wil Christus niet!
Dat hebben de levenswetten ons niet geleerd en toch, de massa wordt door heersers doodgedrukt!
Het „álles voor één en één voor állen” heeft de mensheid reeds leren kennen.
De éne mens staat op en die is het, die de massa geluk wil schenken, doch het gaat steeds weer om het bezit van de massa.
Dát is de menselijke evolutie en hebben wij te aanvaarden; straks komt de geestelijke ontwaking en bovendien het „Koninkrijk Gods” op Aarde, waarvoor Christus is gekomen en Hij heeft geleefd.
Door een oorlog, mijn broeder André-Dectar, de oorlogen zijn het waardoor de mens te leren heeft hoe het „niet” moet!
Wat wij tot nu hebben beleefd, dat zijn duizenden boeken, doch wij gaan verder.
Gij weet het, wij gaan voor de ziel tot het bewuste „AL” terug, doch wij moeten eerst zijn leven ontleden, wil hij Gene Zijde en de sferen van licht begrijpen, wil hij ons voor de Vierde Kosmische Levensgraad begrijpen.
En dat voert ons nu tot zijn oorzaak en gevolg, zijn karmische wetten, doch hiernaast tot de „Huwelijksgraden”, graden voor het vader- en moederschap, waardoor de mens zíjn énige geluk beleven kan.
Maar ook dat geluk is bezoedeld!
Dat geluk is verdierlijkt, verduisterd, verguisd, bezoedeld, verkracht!
Wat nu?
Waarheen moeten wij gaan, om deze levenswetten het licht te geven van God, van Gene Zijde, wil deze eeuw die ontwaking voelen en begrijpen?
Het huidige stadium, de mens van deze eeuw, bezit nóg hetgeen wij voor dit bewustzijn mochten vaststellen.
En dat is een God van:
Wraak!
Haat!
Een God van vernietiging!
Een God van verdoemenis!
Een God van duisternis!
Christus wordt bezoedeld!
De mens van deze eeuw denkt, door te bidden God te verdienen!
De mens van deze eeuw denkt, door „missen” te lezen God te verdienen, geluk te ontvangen achter de kist!
De katholieke kerk schenkt nóg hemelen weg!
Maar Christus zei:
„Gij zult uw laatste tolgeld betalen!”
Doch dat wil de mens van deze eeuw niet aanvaarden!
En toch, kan de mens aan zijn ellende ontkomen?
Waarom heeft hij geen geluk?
Wat wil hij door het huwelijk beleven?
Wat hij nu nog te beleven krijgt, is narigheid, afbraak, níét begrijpen, bezoedeling van zijn ziel!
De bezoedeling van zijn levensrechten!
De bezoedeling van zijn licht en geest!
De bezoedeling van zijn stoffelijk en innerlijk leven!
Al de levensrechten door God, als een Vader van Liefde geschapen, werden bezoedeld.
De mens speelt voor koning en koningin en keizer en maakt af, plaatst zijn hand onder een doodvonnis!
Wat nu?
Tot mij komt, mijn broeders, de zeven levensgraden voor het huwelijk te volgen en eerst daarna verlaten wij Moeder Aarde, om de ziel als mens naar de sferen van licht te volgen, verder te gaan naar haar „AL” bewust leven, tot God terug!
Stem u daarop af en wij krijgen opnieuw de Goddelijke bezieling te beleven.
Ik dank u voor uw gevoel en het beleven van de levenswetten, zeggen de meesters!”
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
-o-o-o-o-o-o-o-
-o-o-o-o-
-o-o-
-o-