Het Oorzaak en gevolg voor de Ziel
Wanneer wij zover gereed zijn, ons leven afstemming vindt op de voor ons verstoffelijkte wetten, is het André die de bezieling ontvangt en kan zeggen:
„Moeder Aarde heeft zichzelf ontwikkeld, mijn meester.
Zij is voor het menselijke wezen geboren, maar heeft toch te aanvaarden gekregen, dat de mens haar heeft bezield.
Ook het huidige stadium heeft deze wonderen te aanvaarden en hebben wij voor de „Universiteit van Christus” vastgelegd.
Dát zijn de Goddelijke rechtvaardigheidswetten en dat werd ons verkregen voordierlijke bewustzijn, doch ook voor al het andere leven.
Nog zijn macro- en microkosmos één en nog is de ziel zeker van haar levensgraden.
Haar levenswetten voerden haar echter tot de disharmonie, waarvan wij de eerste levenswetten mochten beleven.
Wat ik thans voel, mijn meester, is, dat wij haar oorzaak en gevolg moeten volgen, om haar straks terug te zien in haar duistere wereld, de hellen, zoals men dat op Aarde, het voor het huidige stadium noemt.
De evolutie voerde haar tot disharmonisch leven en dat was niet te voorkomen, stel ik nu vast en hebben wij te aanvaarden.
Ook komt er tot mijn leven, of dat wel door de „Almoeder” is bedoeld, een Goddelijke vraag dus, die wij moeten beantwoorden.
Want wat hebben wij nu geleerd?
Wij mochten een universele reis beleven, als ziel en als mens, doch wij hebben dat paradijsachtige, waarvan de Bijbel spreekt, nimmer gekend.
Stuurde de „Almoeder” ons, zichzelf soms, bewust naar deze levenswetten, waarvan wij er niet één hebben begrepen?
Ik ga voelen, wat het bewuste „AL”, de „Universiteit van Christus” van mijn leven en bewustzijn wil, zodat ik u kan antwoorden.
Wij hebben thans te aanvaarden en ook die Goddelijke wetten hebben wij óp de Maan mogen beleven, dat (niet) wij deze niet-bewuste levensgraden beleven, deze dierlijke afstemmingen, doch de „Almoeder” zélf!
En dat is nu een machtig verschil en hebben wij mensen niets meer te vertellen.
Het is de „Almoeder” die zichzelf heeft verstoffelijkt als een menselijke en geestelijke levensgraad.
Voelt gij dit, mijn meester?
Dit woord is ontzagwekkend!
Want het neemt álle menselijke vragen weg, die voor het huidige stadium gesteld worden.
De mens vraagt:
Waarom maakte God ons niet ineens af?
Waarom moeten wij ellende beleven, als God liefde is?
Waarom moest de mens eerst door deze duistere, voordierlijke levenswetten, vragen wij!
En dan kunnen wij antwoorden, de „Albron” is het!
De Almoeder!
De Alvader!
De Algeest!
De Alziel! ... die zichzelf als menselijk en dierlijk leven heeft verstoffelijkt, doch waardoor wij als mens het eigen leven ontvingen.
Wij zijn dus niets meer en niets minder, levensgraden voor God.
En nu is er geen ellende te beleven, doch alléén geestelijke en stoffelijke ontwaking.
Want in het „AL” is de mens een godheid.
De „Albron” zal zich dus verstoffelijken en vergeestelijken, doch daarvan stellen wij de disharmonie vast, als mens, als leven van God.
Het was niet anders mogelijk, hier moet de ziel doorheen, doch haar Goddelijke afstemming zal haar voor álgehele ondergang beschermen.”
„Ik dank u, André-Dectar, voor dit antwoord.
Waarlijk, dat is het!
Wij zullen nu een wandeling maken over de planeet, doch intussen haar oorzaak en gevolg vaststellen.
Wij zullen nu beleven hoe het leven is voor de ziel als mens.
Stel u dus op dit voortgaan in en tracht nu haar disharmonie te leren kennen, dat straks niets anders dan evolutie zal zijn!”
Wij zien thans, geachte lezer, hoe de ziel als mens zich aan het andere leven vergrepen heeft.
Daarvan hebben wij reeds wetten beleefd, doch nu voor een hoger tijdperk, waarvan wij de zeven levensgraden kennen.
Op Mars, weten wij, is de ziel aan haar afbraak begonnen en op Aarde is haar leven in niets veranderd, alléén het organisme heeft uitdijing en verfraaiing ontvangen, er is meer bewustzijn gekomen.
Maar ook meer bewust kwaad en afbraak.
Toch heeft de ziel een enorme evolutie gevolgd en Moeder Aarde kan nu aan haar eigen ontwikkeling beginnen.
Moeder Aarde staat voor de opbouw van haar innerlijke en uiterlijke stelsels, ook haar leven zal diezelfde wetten voor deze evolutie beleven, doch heeft zich innerlijk vergeten en is aan verkrachting begonnen.
Wat is nu het gevolg?
Waar wij kijken, daar bevindt zich leven.
In het water en op het land bevinden zich de stoffelijke en innerlijke levensgraden voor mens en dier en voor Moeder Natuur.
Mens en dier, Moeder Natuur, dat zien wij nu, hebben de tijdperken overleefd, geleerde, er is dus géén tweede schepping ontstaan.
Door al die verschrikkelijke tijdperken, is het leven niet vernietigd, doch er is iets anders geboren en dat willen wij volgen.
De ziel als mens overheerst nu al het leven.
Zij is de baas en zij zal eens tonen wat zij kan.
Hier leven de stammen als levensgraden bijeen.
Ze hebben zich reeds voor de andere, lagere levensgraden afgesloten, waarvan nu de hoogste, de zevende levensgraad alles te zeggen heeft.
De kracht van de sterkere mens is hierin álles en (dit) hebben die andere levensgraden te aanvaarden!
Wij zien, dat de zesde en zevende levensgraden de planeet in bezit hebben genomen.
De eerste levensgraden zijn nog dik behaard, de hoogste levensgraden vertegenwoordigen reeds het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), waarvan de mens nóg, voor het huidige stadium het hoogste bezit.
Maar de hoogste graden vallen thans de lagere aan en ontstond hier de eerste afslachting, een oorlog in het klein, de sterkste mens moet overwinnen.
Wij zien, wanneer het dier honger heeft en géén voedsel ziet, dat het de mens aanvalt en dat leven eet.
De laagste levensgraden worden hier reeds afgeslacht.
Wij begrijpen het gebeuren, dit was niet te voorkomen, want de innerlijke mens heeft deze evolutie te beleven, er is géén andere schepping.
Dat ogenblik heeft André zo-even vanuit het „AL” ontvangen en kunnen wij nu aanvaarden.
Er waren voor het ontstaan van de schepping geen andere gedachten.
De mens is een deel van die godheid en zal zijn deel verruiming geven.
Wij zien deze menseneters, doch de ziel smoorde haar Goddelijke afstemming, zij zal dit goed moeten maken.
Vele menselijke levensgraden worden er door haar overwonnen.
Het paradijs éénzijn, dat de ziel heeft beleefd van de Maan af, lost thans volkomen op.
De ziel als mens schept disharmonie, doch voor God en de „Albron” is er alléén harmonie geschapen en daarvoor zal de ziel als mens leven en sterven, doch opnieuw geboren worden, om zichzelf dat geestelijke bewustzijn te schenken.
Het leven is nu reeds een chaos.
Iedere seconde gaan er mensen té vroeg over.
Thans is dit leven reeds te overzien en kunnen wij gevolgtrekkingen maken voor het huidige stadium én voor haar geestelijke persoonlijkheid.
En dan zegt meester Alcar:
„Is het u duidelijk, mijn broeders?
De ziel als mens heeft zich hierin vergeten, door haar verkregen bewustzijn wil zij overheersen.
Hoe hoger wij nu komen, des te gevaarlijker wordt het menselijke bewustzijn, zij als ziel wil nu ál het leven overheersen.
En het „AL” weet wat zij beleven zal, de ziel moet hier doorheen, doch dat wordt haar „oorzaak en gevolg”!
En toch, van straf is er géén sprake.
God als Vader van liefde, straft niet.
De ziel keert tot de Aarde terug en maakt goed, zij baart haar levens.
Daar kan zij niet aan ontkomen en zijn thans haar geestelijke levenswetten die zij te beleven heeft.
Elke verkeerde, dus disharmonische daad, zal zij goedmaken!
Wanneer zij het leven van een andere levensgraad vernietigen wil, dat moet zij weten, de ruimtelijke levenswetten eisen van haar, dat zij tóch aan het goedmaken begint.
En wat zien wij nu?
De ziel als mens staat voor een berg „oorzaken en gevolgen”.
Voor een berg van kwaad, want van goeddoen heeft zij geen verstand.
We zien nu moord na moord ontstaan.
En de honger dwingt haar nu het andere leven aan te vallen, waardoor zij die andere levensgraden bezoedelt en zichzelf voor dat kwaad plaatst.
Gij ziet de ziel, gij voelt haar leven en bewustzijn, wat de mens als haat, bewuste haat kent voor het huidige stadium, dat bezit zij nog niet.
Maar deze mens is als een wild dier niet is, omdat haar voordierlijke levensafstemming die ontwaking nog beleven moet.
Welke fouten kan zij begaan?
Néén, bewuste haat is er nog niet.
Hartstocht, zij weet niet wat dat is.
Dit voordierlijke leven kent zichzelf niet.
Doch dat komt straks en wel in de astrale wereld.
Daar zal zij het menselijke bewustzijn bereiken, maar ook op Aarde gaat het leven verder en zal de ziel die bewustwording geven.
Hierdoor weten wij, dat de ziel haar tweelingziel verloren heeft.
Tijdens het dierlijke stadium voelt zij niets van deze bewustwording, zodat wij kunnen aanvaarden, dat eerst de geestelijke bewustwording haar die gevoelens te beleven geeft.
En ook dat zijn wetten, die wij in de sferen van licht leren kennen.
Wat zij doodt, zal zij een nieuw lichaam moeten schenken, althans haar eigen levensgraad, ook de andere zes levensgraden vechten voor de eigen instandhouding en heeft dat oorzaak en gevolg te beleven.
Daarvoor, dat weten wij, daalt zij in beide lichamen af.
Op de Maan hebben wij deze levenswetten leren kennen, ook hier, dat ziet gij, hebben wij ze te beleven gekregen.
Ga nu even tot de twintigste eeuw, mijn broeders, en maak uw vergelijkingen.
Voor welk oorzaak en gevolg staan wij nu?
Die is verschrikkelijk.
Niet alleen, dat de ziel zichzelf doodt, aan zelfmoord doet, doch door de oorlogen vallen er miljoenen mensen.
En dan door al dat geestelijke bedrog, door de bewuste haat, leugen en bedrog, verkrachting van de Goddelijke levenswetten voor goedheid en de liefde, heeft de ziel zich vergeten en mishandeld.
Dat is haar verkregen bewustzijn, haar huidige stadium.
Zég nu, dat deze mensen méér bezitten, dan de mens van deze tijdperken?
Door het menselijke bezit is de ziel ten onder gegaan, zij heeft haar bezit niet begrepen.
En toch, de ziel voor de twintigste eeuw, bezit de „Tien Geboden”!
Zij bezit „God”!
Zij bezit „Christus”!
Zij heeft een godsdienst ontvangen!
Zij bezit kunsten en wetenschappen!
Zij doet aan psychologie, doch al die levenswaarheden hebben haar leven niet vergeestelijkt, noch gelukkig kunnen maken, zij wil ook nú álles bezitten en gaat verder door te overheersen.
(Het Huis) Israël is geboren!
De Volken van (het Huis) Israël zijn ontstaan, uit deze stammen.
Uit deze tijdperken!
Want het leven op Aarde zal evolueren en ontwaken!
Wat weet de ziel hier van de Tien Geboden af?
Niets!
Wat van God?
Niets en niets!
Wat van Christus?
Niets en toch, zij is de eerste mens (die) de astrale wereld zal betreden en aan haar oorzaak en gevolg moet beginnen.
Volg nu het huidige stadium.
Voel die massa aan.
Volg de jaren die voorbijgingen en gij weet het, wat de ziel nog te beleven krijgt.
Hoe meer bewustzijn zij krijgt des te dieper zinkt zij weg in deze, haar chaos.
Hoe meer bewustzijn, des te dieper haar ellende wordt.
Is dat jammer?
Wij kunnen niets anders beleven.
Heeft de „Almoeder” dat geweten?
Já, want dit is de menselijke én de dierlijke evolutie.
Wij gaan door de duisternis naar het licht.
En die duisternis hebben wij ook voor de „Almoeder” moeten beleven, daarin waren geen andere wetten te beleven.
En dan werd het licht.
Ook de mens als ziel zal zich licht scheppen en daardoor aan het geestelijke leven beginnen!
Maar is de ziel als mens reeds in staat om te roepen:
„Ziel van mijn ziel, waar zijt ge?”
„Ziel van mijn ziel, waar leeft ge?”
„Ziel van mijn ziel, wanneer komt gij tot mij terug?”
Néén, daar is zij niet toe in staat, maar ook dat komt!
Daarvoor zal zij zich tot die geestelijke ontwaking voeren en niets houdt haar tegen.
De ziel als mens van de twintigste eeuw weet dat zij niet doden mag, doch doet het!
Maar zij wéét het al.
Deze mensen wisten dat niet!
En toch zal ook deze mens aan het goedmaken moeten beginnen.
Wij zien dus, mijn broeders, bewust is prachtig, machtig is dat, tóch krijgen wij géén levenswet cadeau!
En daarom zien wij ook geen onrechtvaardigheid!
De ziel, vraag ik u, uit de twintigste eeuw, beleeft dezelfde wetten?
Já, want de Goddelijke levenswetten zijn niet veranderd.
Maar kijk nu eens naar haar macht, haar bezit.
Voor het huidige stadium is één mens in staat om er miljoenen te doden.
Dat voert ons dus naar macht en bewustzijn en dat hebben wij te aanvaarden, doch deze mensen hebben die macht niet gekend en is nu voor de ziel haar eigen bescherming geweest.
Wat willen wij nu?
Macht bezitten?
Geld en gewin beleven?
Hoe meer macht de mens op Aarde, voor het huidige stadium bezit, kan bovendien zijn diepe val betekenen.
En nu is macht en bezit ondergang!
Hoe diep is nu de ondergang voor het huidige stadium?
Hoe diep zinkt de mens en wanneer overschrijdt hij de Goddelijke levenswetten?
Dat zult gij straks leren kennen, doch dan betreden wij de bewuste hellen in de astrale wereld.
Dat wil dus zeggen, dat de hellen nu nog ónbewust zijn en dat hebben wij te aanvaarden, omdat ook de mens nog ónbewust is voor het huidige stadium dus.
De ziel van de twintigste eeuw weet reeds dat zij niet doden mag, deze mensen wisten dat niet.
Dat is het bewuste en het ónbewuste kwaad dat zij hebben te aanvaarden en waarvoor wij als het „oorzaak en gevolg” voor komen te staan.
En toch is God liefde!
God heeft deze ellende niet gewild.
De ziel krijgt de planeet te beleven en dat is haar ontwaking en innerlijke bewustwording.
Nu moet zij zich voor het goede inzetten wil zij haar „oorzaak en gevolg” overwinnen.
Het is duidelijk, mijn broeders, hoe meer bewustzijn zij kreeg, des te erger worden de misdaden, wordt haar afbraak.
Hier in het oerwoud beleeft de ziel dood en verderf, doch niet het gebeuren van de twintigste eeuw.
Hier vallen de mensen elkaar aan, doch géén massa, dat komt eerst later.
Straks, als er steden komen, de mens ontwaakt, vallen er miljoenen mensen.
Zal de „Albron” kunnen denken: wat ben „IK” begonnen, door Mijzelf te manifesteren?
Die gedachten hebben nimmer vergeestelijking, noch verstoffelijking beleefd.
Dít is de schepping!
Kijk echter, hoe wij ons vergeten, hoe wij het andere rustig opeten, neerslaan en verdergaan.
Maar het „oorzaak en gevolg” loopt ons achterna.
En toch, er is eten en drinken genoeg, op het land en in de wateren is er voedsel voldoende, want daar heeft het leven zélf voor gezorgd.
Uit ons leven is er eten en drinken geboren en dat leven heeft zich door Moeder Natuur kunnen verstoffelijken.
De „Almoeder” heeft niet kunnen zeggen: „Wat ben „IK” toch begonnen?”, dit ís haar eigen leven, „ZIJ” zélf is het!
Zij vertegenwoordigt zich hierdoor voor „H A A R” werelden.
En wat dit leven wacht, dat hebben wij reeds gezien, wij waren in het bewuste Goddelijke „AL”!
De „Albron” wist dus, dat het leven door duisternissen naar het licht moest gaan.
De „Almoeder” wist, dat haar leven zich zou vergeten, dat het zieleleven zich zou verstoffelijken door deze duisternis, er waren géén andere wetten te beleven.
Dit is dus géén vergeten meer, doch evolutie!
En dat is iets anders!
Dit is evolutie!
Dit is Ontwaking!
Dit is verdergaan!
De ziel schenkt aan het vermoorde leven een nieuw organisme en gaat nu verder.
Zij zal zich vrijmaken van haar „oorzaak en gevolg” en van de disharmonische wetten.
En dan zal zij haar kringloop beëindigen!
Dan is het stoffelijke leven volbracht en staat zij voor haar geestelijke wereld.
Dít is haar „oorzaak en gevolg” ... mijn broeders.
Op Mars aan haar afbraak begonnen, op Aarde zal zij het uiteindelijke beleven en eerst nu aan de opbouw beginnen, waarvoor zij straks achter de stof ontwaken zal.
Máár, mijn broeders, wat zien wij nu?
Voor het huidige stadium heeft de ziel méér levens nodig om goed te maken, zo ontzettend is haar ellende.
Hier waren enkele levens voldoende om dat stadium „terug” te betreden, omdat zij dat verhoogde bewustzijn nog niet bezit en vanzelf geen kwaad heeft kunnen bedenken.
Is dat waarheid, meester Zelanus?”
„Ja, mijn meester.
Doordat de ziel zichzelf verruiming gaf, traden die levenswetten naar voren.
Nu kreeg zij mogelijkheden in handen om het kwaad te beleven.
En het huidige stadium is zover, dat één mens miljoenen mensen kan vernietigen, een „oorzaak en gevolg”, waarvan ik ril en beef, omdat ik mezelf mocht leren kennen en het bewustzijn kreeg van die narigheid.
En toch, mijn meester, ik voel nog iets anders.
Wat ik doe, dat doe ik aan mijn ziel.
Wat ik ga beleven voor de afbraak, dat voert mij steeds verder uit haar leven en afstemming vandaan, want ik moet voor andere levens goedmaken.
En dat is verschrikkelijk.
Doch ook die wetten hebben wij te aanvaarden.”
„Ook die levenswetten, mijn broeders, u ziet het, beleven wij nu.
Elke verkeerde handeling, een vergrijpen aan het leven van God, voert ons uit dit éénzijn, van onze tweelingziel vandaan.
Toch komen wij eens tot elkaar terug.
Dat alles door het „oorzaak en gevolg”.
Hier kan zij in korte tijd het oorzaak en gevolg beleven, doch voor de twintigste eeuw is dat niet zo eenvoudig meer.
Doordat het leven bewustzijn krijgt, stapelt zich het oorzaak en gevolg op.
En thans is mijn geluk haar geluk, mijn fout haar fout, mijn ellende wordt de hare, omdat wij ons aan het leven hebben vergrepen?
Omdat wij duisternis hebben geschapen, waar toch reeds het licht zichtbaar was.
Toch krijgen wij door dat volgende bewustzijn meer mogelijkheden te beleven en is de bedoeling, dat is bovendien de menselijke maatschappelijke bewustwording.
Of zij doodt, of ik, beiden hebben wij goed te maken.
Aan ons werden levensrechten geschonken en die levensrechten hebben wij vermoord!
Wij betreden dus nu reeds de „zeven levensgraden” voor de menselijke bewustwording, de zeven levensgraden voor de geest en de astrale wereld.
De ziel heeft die levenswetten te aanvaarden.
Wij gaan verder, doch wie mijn tweelingziel is, ik weet het nu niet, toch zal ik ook haar terugzien.
Eens ontwaakt mijn persoonlijkheid.
Eens ben ik zover, dat ik het gevoel ga beleven, dat ik iets van mijzelf mis en dat is nu mijn tweelingziel.
Eerst in de sferen van licht keert zij tot mijn leven terug, of wellicht eerder en zie ik haar, voel ik haar in de duisternis, want ook dat is mogelijk.
Maar wij als tweelingzielen gaan verder, hoger en betreden straks de geestelijk bewuste wereld.
Wij beleven dus wetten, die voor de ziel als mens het einde voor de stoffelijke planeet bepalen.
Aan het vader- en moederschap is niets te verknoeien, ook aan de wedergeboorte niet en intussen ontwaakt ons leven.
Is dat juist, meester Zelanus?”
„Ja, meester.
Ik heb het eigen „oorzaak en gevolg” voor mijn leven beleefd.
Toen ik mijn vriend doodde, leerde ik al deze wetten kennen, als zelfmoordenaar betrad ik het leven achter de stof.
Ik heb die wetten geleerd; het boek „De Kringloop der Ziel” vertelt van mijn leven en deze wetten, ook mijn broeder André heeft mijn leven leren kennen, zodat het kind van Moeder Aarde ook deze waarheden te aanvaarden krijgt.
En dan sta ik voor andere levenswetten, waarvan wij er reeds hebben besproken.
God kent géén sterfbedden, zeggen wij, maar deze mensen weten niet wat een sterfbed is.
En toch, kan het huidige stadium iets anders beleven?
Wat zijn thans sterfbedden?
De ruimte vraagt niet hoe de mens zijn einde aanvaarden wil, want dit is het beëindigen van het stoffelijke leven en kunnen wij aanvaarden.
Toch zullen wij ook deze wetten terugzien, als een geestelijke ontwaking, want het vertrekken uit de stoffelijke wereld is voor de „Vierde Kosmische Graad” het verheven en geestelijke bezit van de ziel als mens.
Daar is alles bewust en kan het kind van Moeder Aarde nog niet beleven, dát zal de ziel eerst over miljoenen eeuwen als bewustzijn bezitten.
Dat zegt nu, mijn meester, dat wij voor het huidige stadium andere mogelijkheden zullen beleven, tal van andere wetten zullen leren kennen, omdat de ziel als mens thans anders haar levenswetten beleven zal.”
„Is dat juist, André-Dectar?”
„Ja, mijn meester.
Het menselijke bewustzijn schenkt de ziel vele maatschappelijke en geestelijke mogelijkheden.
Zij zal voor het huidige stadium vele mogelijkheden krijgen om zichzelf te vernietigen, doch bovendien voor haar geestelijke ontwaking.
En dat is waarheid, mijn meester!
Ik zie de twintigste eeuw, als kind van deze eeuw beleef ik die wetten en levensruimten, doch de rest van deze mensheid is nog ónbewust en breekt af.
Moordt en brandsticht, liegt en bedriegt, haat en bezoedelt.
En toch, de ziel als mens zal haar „oorzaak en gevolg” overwinnen!”
„Alles waarheden!
Wij weten thans, dat de ziel uit deze tijden zoveel kwaad niet heeft kunnen beleven, als het huidige stadium beleven kan.
En waar staan wij dan voor, André-Dectar?”
„Nu staan wij voor de „karmische levenswet”, mijn meester.
Leugen en bedrog, haat en ál die duizenden andere gevoelens als eigenschappen en karaktertrekken, vertegenwoordigen het „oorzaak en gevolg”.
Doch de moord is thans een „karmische wet”!”
„Inderdaad, ook dat is waarheid!
Voordat wij verdergaan, zijn er tal van levenswetten te ontleden.
De ziel kreeg het uiteindelijke te beleven, doordat zij de levensgraden voor lichaam en geest kon beleven.
Wat wij voor de „Almoeder” mochten aanschouwen, kreeg werkelijkheid, dat leven ging verder en zal thans de Derde Kosmische Levenskrachten als graden overwinnen.
Wij hebben gemoord, doch keerden terug om aan de ziel een ander organisme te geven; zó bleef toch de harmonie weer met ons leven verbonden.
Het was dus noodzakelijk eerst deze levenswetten vast te stellen, zodat wij haar geestelijke leven aanstonds zullen begrijpen.
Nog is zij als mens onbewust en bezit de voordierlijke afstemming, doch geestelijk zal zij ontwaken.
Welke wetten wij dan beleven, mijn broeders, daarvan kunnen wij ons straks overtuigen.
Nog vraag ik u en bovendien aan het kind van deze eeuw, is er onrechtvaardigheid geschapen?
Zou de mens uit het huidige stadium terug willen tot dit tijdperk?
Toch zijn de levenswetten niet veranderd, maar de ziel als mens krijgt maatschappelijk bewustzijn en daardoor leren wij straks het bewuste menselijke kennen, de bewuste astrale wereld, het bewuste kwaad, de bewuste haat!
En hoe dan het leven op Aarde is, vertelt u het huidige stadium, maar de levenswetten van God dwingen de ziel om verder te gaan en tot het „AL” terug te keren.
Het „oorzaak” en gevolg beleven wij bovendien in de astrale wereld.
Deze éérste mensen, die de kringloop der Aarde hebben volbracht, zullen aan die geestelijke wereld werken en ook dat zullen wij volgen.
Hoe is zijn ontwaken in die andere wereld?
Stelt de mens daar vragen?
Kan de ziel daar reeds vragen stellen?
Ook die gevoelens overtuigen ons dan van een dierlijke levensgraad, die ondanks alles toch menselijk is.
Máár, mijn broeders, overzie de werelden, die door de ziel als mens overwonnen werden en gij ként géén verdoemdheid.
De „Albron” als „Almoeder” schiep Zonnen en planeten voor de mens, voor zichzelf!
Miljoenen jaren heeft het geduurd, voordat de ziel deze hoogte kon betreden.
In haar leven leeft die overwinning, de overwinning van de stoffelijke „Derde Kosmische Levensgraad” en zij begint thans aan de geestelijke wereld.
Ook dan zullen wij zeven levensgraden beleven, want de „levensgraden” zijn stoffelijk én geestelijk!
De mens kreeg Goddelijke openbaringen te beleven.
Hoe zij die levenswetten verstoffelijken wil, dat moet zij weten, de harmonische wetten van God dwingen haar toch telkens weer nieuwe fundamenten te leggen voor dit macrokosmische verdergaan.
De Universiteit van Christus zegt:
De „Albron” wil, dat het leven ontwaakt!
De „Almoeder” wíl, dat haar ziel ontwaakt!
Het „Allicht” is het echter, dat de ziel als mens dwingt haar leven te vergeestelijken en waarvoor er werelden werden geschapen.
De „Universiteit van Christus” is het, die álle levenswetten ontleden zal, opdat de mens zichzelf leert kennen!
De „Universiteit van Christus” brengt vrede en rust op Aarde!
Het „oorzaak en gevolg” van de ziel als mens, lost op, omdat zij aan een geestelijk leven kan beginnen!
Moord is een karmische wet en dwingt de ziel om tot de Aarde terug te keren, daarvoor wordt zij „moeder”!
En nu, mijn broeders, wij gaan verder!
-o-o-o-o-o-o-
-o-o-o-
-o-