De ziel overschrijdt de Goddelijke wetten

„Gij ziet nu, mijn broeders” ... gaat meester Alcar verder ... „wat er intussen op Aarde is gebeurd.
Wij beleven nu een volgend tijdperk.
Het leven op Aarde is veranderd en de mens kreeg meer bewustzijn.
Het is thans noodzakelijk om ook deze wetten te volgen; hierna stellen wij de bewuste en de ónbewuste krankzinnigheid vast.
Mijn vraag is nu, meester Zelanus: kán de ziel de Goddelijke wetten overschrijden?”
„Ja, meester, dat is mogelijk.”
„Waardoor?”
„Omdat zij meer bewustzijn gekregen heeft.
Ze heeft meer bezit gekregen, meer ruimte, waardoor zij de Goddelijke wetten in eigen handen heeft genomen.”
„Inderdaad, dat zijn thans de mogelijkheden die wij moeten volgen.
Immers wij weten reeds, dat zij haar tweelingziel heeft verloren.
Zij begon aan een ander leven en wel door de afbraak, waardoor zij haar harmonische wetten, voor het vader- en moederschap verstoorde.
Wij weten bovendien, dat zij haar kringloop der Aarde kon beëindigen, doch dat de Aarde haar een halt toegeroepen heeft.
Daarenboven weten wij nu, dat de mens in dit vorige stadium de wetten van God nog niet overschreden heeft, omdat hij dat bewustzijn nog niet bezat.
Maar hoe hoger wij nu komen, wordt ook het bezit van de ziel ruimer en daardoor heeft zij zichzelf vergeten.
Waar heeft zij deze wetten beleefd, André?”
„Op Aarde, mijn meester.”
„En dus niet aan Gene Zijde?”
„Op Aarde beleefde de ziel moord na moord, mijn meester.”
„Dat is het antwoord, mijn broeders.
Aan Gene Zijde, ín de astrale wereld dus, heeft zij deze wetten niet kunnen beleven.
Maar op de stoffelijke planeet heeft zij haar stoffelijke leven overwonnen en hierdoor verbrijzelde zij deze Goddelijke harmonie en staat nu voor haar oorzaak en gevolg.
De ziel ging zover, dat zij géén leven, noch dood bezat.
Het prehistorische tijdperk kon haar die mogelijkheden niet schenken, omdat zij hiervoor bewustzijn nodig heeft en zij zich, door de menselijke evolutie eigen kon maken.
Om dit nu vast te stellen, mijn broeders, betreden wij het volgende stadium en een nieuw tijdperk voor de ziel als mens.
Wij, mijn broeder André, hebben deze wetten voor de boeken ‘Het Ontstaan van het Heelal’ mogen beleven.
Wanneer de ziel de wetten van God overschreden heeft, dat mogelijk is, door moord ná moord te beleven, ligt zij in de astrale wereld neer als een kwal aan het huidige strand en kan afwachten, doch móét thans terugkeren tot de Aarde om die disharmonische daden goed te maken.
Doordat de mens zichzelf uit het Goddelijke harmonische gareel heeft getrapt, moet hij ook die levenswetten aanvaarden, doch die zijn nooit door de „Almoeder” geschapen.
Het is hierdoor, dat wij straks voor het huidige stadium het leed en smart beleven, de ellende van het huidige stadium, oorlog en afbraak, verdierlijking en algehele vernietiging.
En dan stellen wij voor de „Universiteit van Christus” vast, wáár de ziel als mens aan die afbraak is begonnen, doch waardoor al die ellende is geboren.
In de vorige stadia heeft de mens dat niet gekund, doch zijn bewustzijn en de ontwikkeling op Aarde voert hem tot dit machtige bezit en zien wij de heersers ontstaan.
De eerste heersers op Aarde.
Zíj, die denken, over het leven van God te mogen beslissen en zich daardoor hebben vergeten, zich hierdoor een ellende hebben geschapen, waardoor de levenswetten van God overschreden konden worden.
Niet alleen nu, dat dit hem van zijn tweelingziel losgerukt heeft, de heersers vernietigden alle levenswetten voor zichzelf en kregen bovendien de geestelijke afbraak te aanvaarden.
En dit alles voert ons meteen tot de bewuste en ónbewuste krankzinnigheid.
Had de mens dit kunnen voorkomen, had hij kunnen blijven leven zoals de wetten van God het hebben gewild, die levenswetten zijn geschapen, dan was er géén ellende in het stoffelijke leven geboren.
Er waren dan tevens géén ziekten ontstaan.
Wij kunnen dus voor de „Universiteit van Christus” vastleggen, dat de mens op Aarde schuld heeft aan ál de ellende, de stoffelijke én geestelijke afbraak, de „Almoeder” geeft de mens alléén liefde te beleven!
Maak dit het huidige stadium duidelijk en wij kunnen verdergaan, ik bedoel, om al die andere wetten te ontleden, waarna wij de menselijke persoonlijkheid leren kennen.
En die is het, waardoor de ziel zichzelf tot het overschrijden van de levenswetten heeft gevoerd.
De man is het, die zich nu uitleeft.
Hij is het, die zich van zijn tweelingziel losgerukt heeft, de moeder is het, die hem niet heeft kunnen overwinnen.
Telkens weer heeft de man als het scheppende gevoelsleven de harmonische wetten van God overschreden.
En wanneer de ziel vanuit het moederlijke organisme het vaderlijke betrad, begon zij ook aan die afbraak, omdat wij weten, dat de ziel in beide organismen leeft.
Wat nu, mijn broeders?
Duizenden eeuwen gingen er voorbij, maar in die tijden zien wij, dat de astrale wereld ook is veranderd, de verschillende levensgraden hebben zich verruimd, de ziel als mens is bewuster geworden.
Tal van verschijnselen treden nu naar voren.
En dat zijn thans de „hellen” in het leven na de dood, de zeven geestelijke levensgraden die de ziel te overwinnen heeft.
De hoogste levensgraad gaat bewust verder en dient het stoffelijke én het geestelijke leven.
De lagere en éérste levensgraden moeten zich van die duisternis trachten te bevrijden en dat dit mogelijk is, weten wij.
Doch daarin beleven wij, dat er mensen op Aarde hebben geleefd, die op Aarde de wetten van God hebben overschreden en zijn thans reeds de heersers op Aarde.
Die mensen liggen in de astrale wereld neer als kwallen aan ’n strand, doch ook zij moeten verder.
En is dat mogelijk, meester Zelanus?”
„Ja, meester.”
„Welke wetten zal thans de ziel beleven?”
„Het is het afwachten op de nieuwe geboorte, doch nu voor het „oorzaak en gevolg”.”
„Dat is juist, doch hiernaast, André?”
„Voor de „karmische wetten”, mijn meester.”
„Ook dat is het antwoord en hebben wij te aanvaarden.
Wij stellen dus vast, hoe meer bewustzijn de ziel op Aarde krijgt, des te dieper is haar val en haar afbraak.
Omdat zij de massa overheersen wil, overschrijdt zij de levenswetten.
Dat zijn de heersers op Aarde.
En hoe is nu het huidige stadium?
André beleeft die narigheid.
Adolf Hitler en zijn soort, overheersen het leven op Aarde, doch reeds in het prehistorische tijdperk werden daarvoor door de ziel als mens de eerste fundamenten gelegd.
Naarmate de mensheid thans bewustzijn krijgt, is dat voor een heerser de mogelijkheid om die massa tot zijn voelen en denken op te trekken.
Hoe zij dat doen, kennen wij.
Waarheen het ons voert, weten wij ook en wat erdoor bereikt wordt, is te zien door het huidige stadium en te beleven door de ellende.
Had de mens dit kunnen voorkomen, is de vraag van miljoenen zielen?
In reine liefde geboren, in reine harmonie ging het leven van God verder en leefde in deze éénheid met God.
Doch toen begon de mens te denken.
Hij verbrak die harmonie, hij zag het dierlijke leven en doodde het, waarna de haat en de angst bewustzijn kreeg.
En vanaf dat ogenblik is de narigheid begonnen.
Néén, kunnen wij uitroepen, dit was niet te voorkomen.
De mens moet deze evolutie beleven en wij zijn in staat om toch de Goddelijke harmonische wetten te volgen en te beleven en ze voor de „Universiteit van Christus” te ontleden.
De ziel als mens beleeft thans die stoornissen en keert ervoor naar de Aarde terug, maakt goed en begint vroeg of laat aan het hogere leven.
Niet één mens kan eraan ontkomen!
Dat hebben wij te aanvaarden, doch de harmonische wetten kán de mens bezoedelen en toch, uiteindelijk staat de mens machteloos en kan hij zijn eigen hoofd buigen!
Wat wil dit zeggen, meester Zelanus?”
„Dat zégt, mijn meester, dat wij als mens toch ééns aan het hogere leven moeten beginnen en dat ónze levensgraad in staat is om ons voor álgehele ondergang te behoeden.”
„Inderdaad, zo is het en leren wij, André?”
„Dat de levensgraden zichzelf voor álgehele ondergang behoeden, mijn meester.
De éne moeder baart thans meer levens dan de andere moeder, zodat die álgehele vernietiging voorkomen wordt.
Alléén door het vader- en moederschap overwint de mens zijn disharmonie, zijn ellende, zijn afbraak en hebben wij te aanvaarden.”
„Ook dat is waarheid.
Wij kunnen dus aanvaarden, dat er van eeuwigdurend uiteenrukken geen sprake is.
De mens schept disharmonie, bewuste en onbewuste afbraak, toch dwingen de wetten van de „Albron” hem al die fouten weer goed te maken.
Op Aarde gebeuren al deze toestanden en kan de ziel zich uitleven, doch dat wordt straks anders, wanneer wij de bewuste en onbewuste krankzinnigheid, de bewuste psychopathie en de ziekelijke betreden, eerst dán staan wij voor een menselijke chaos!
Het huidige stadium, mijn broeders, ging ten onder door dit menselijke vergrijpen, het bezoedelen van de Goddelijke levenswetten.
Sinds eeuwen is men aan die bezoedeling begonnen.
Daardoor beleeft het huidige stadium bewuste én onbewuste krankzinnigheid, bewuste en onbewuste psychopathie en de daarbij komende karaktereigenschappen, de wetten voor ziel en geest, de stoffelijke en de astrale wereld.
Hierdoor ontstond er oorlog na oorlog, afbraak na afbraak, de ziel als mens heeft haar Goddelijke harmonische levenswetten bezoedeld.
Wij staan dan voor duizenden karaktereigenschappen, voor haat en leugen, niet alleen voor het stoffelijke leven, doch bovendien voor „Christus” ... „God” ... de „Alliefde”, het „Alleven”, het vader- en moederschap.
De mens staat hier voor hoger bewustzijn en dat gevoel is het, waardoor hij bezwijkt.
Was dit alles te voorkomen?
Néén, het is de weg van evolutie, maar de „Albron” heeft dat nimmer gewild!
Inderdaad, de heersers zijn het, zij leven zich uit door de massa, de sterkste overwint, breekt af, mismaakt, wat door liefde geschapen werd.
De Volken der Aarde krijgen bewustzijn, doch die massa leeft hier nog in het dierlijke.
Maar wat de mens voor het huidige stadium opgebouwd heeft, kennen wij.
Welk bewustzijn de verschillende faculteiten bezitten, eveneens.
De mens heeft een geloof ontvangen en hoe dat is geschied, hebben wij in het boek ‘De Volkeren der Aarde’ vastgelegd.
Hoe de Bijbel is geboren, weten wij ook.
Welke onwaarheden de Bijbel vertelt, dát zullen wij thans ontleden en hebben wij te volgen.
Wat de meesters daarvoor hebben gedaan, wordt op Aarde, het huidige stadium niet begrepen, doch ook dat bewustzijn zal veranderen.
Intussen gaat Moeder Aarde verder om haar leven af te maken.
Zij zal het menselijke organisme verfraaien; ook het Universum krijgt meer en meer bewustzijn.
Het leven op Aarde ontwaakt, mens en dier en Moeder Natuur beleven deze Goddelijke evolutie en de ziel als mens heeft haar astrale wereld betreden.
Het leven gaat voort, van algehele vernietiging is er geen sprake, de levensgraden dwingen de mens de organismen te beleven, die Moeder Aarde voor ál haar leven geschapen heeft.
Dít zijn dus de kosmische én de Goddelijke levenswetten die wij moeten ontleden voor het huidige stadium.
Al het leven van Moeder Aarde staat dus voor deze uiteindelijke overgave, het aanvaarden van de Goddelijke „wil”!
Maar wat die „wil” te betekenen heeft, beleven wij later, doch dan betreden wij de menselijke, doch bovendien zijn Goddelijke afstemming voor ál de levenswetten van de ruimte.
Indien gij dit alles hebt begrepen, mijn broeders, dan gaan wij verder.
Stem u dan af op de bewuste en de ónbewuste krankzinnigheid, voor hier in dit dierlijke stadium en straks voor het huidige – de twintigste eeuw, waarin wij ál deze eigenschappen terugzien.
Straks handelt de ziel als mens op volle kracht en dat betekent, dat zij haar huidige stadium heeft bereikt.
Maar dan komen wij voor ál de faculteiten te staan door de mens opgebouwd en beleven wij de bewuste en de ónbewuste gevoelens ten opzichte van de wetten van God, die wij daarna voor de „Universiteit van Christus” ontleden!
Kom nu, wij maken een wandeling over de Aarde.
Waar wij zijn, daar is er leven, leeft de mens in zijn disharmonie.
Hij is thans reeds met al het leven tot gevechten op leven en dood gekomen.
De mens overheerst nu niet alleen het dier en Moeder Natuur, doch ook zichzelf, de lagere levensgraden.
Maar Moeder Aarde is bevolkt.
De zeven levensgraden hebben zich over de Aarde verspreid.
Als stammen hebben de levensgraden zich voor de andere, lagere graden afgesloten, waarvan de hoogste overheerst.
Nog steeds kunnen wij aan het menselijke organisme waarnemen hoe de stoffelijke evolutie is en het bewustzijn, ten opzichte ván het organisme en de ziel als geest voor haar astrale wereld.
Dat hebben wij thans te volgen, doch nu voor de bewuste en onbewuste krankzinnigheid.
Ik vraag u, meester Zelanus: Is hier reeds de bewuste en de onbewuste krankzinnigheid te beleven?”
„Wij hebben die wetten reeds beleefd, mijn meester, doch ik voel, wat u van mij wenst te weten.
Dát, wat het huidige stadium te beleven heeft door de krankzinnigheid, beleven wij hier nog niet.
Doch naarmate de mens bewustzijn krijgt, leren wij bovendien de ziekelijke krankzinnigheid kennen.”
„Dat is juist, doch welke wetten beleven wij dan, André?”
„Die levenswetten voeren ons tot de persoonlijkheid, mijn meester.
Tot de karaktereigenschappen en het maatschappelijke bewustzijn, waardoor de mens zichzelf heeft verloren.
Wat wij hier nog beleven is door het vader- en moederschap.
Betreden wij het huidige geknoei voor de ziel als mens, het vernietigen van al de Goddelijke harmonische levenswetten, dán staan wij meteen voor de ziekelijke krankzinnigheid, voor de psychopaten en krankzinnigengestichten.”
„Inderdaad, ook dat is juist.
En wie heeft dat geschapen, meester Zelanus?”
„Wij, mijn meester, wij zélf zijn aan die afbraak begonnen.”
„Waarheid, mijn broeders.
Duizenden karaktertrekken en eigenschappen zijn thans ónbewust, doch het is daardoor, dat de mens zijn krankzinnigheid heeft geschapen, doch waardoor hij het „dágbewuste denken en voelen” heeft verloren.
Dat wil nu zeggen, en dat hebben wij voor de astrale wereld gevolgd, dat er voor Moeder Aarde géén krankzinnigheid bestaat.
De Aarde heeft géén ziekten geschapen, géén disharmonie, de mens is aan die afbraak voor ál de levenswetten begonnen.
Wat wij voor dit stadium dus aan en voor de krankzinnigheid beleven, behoort tot het ónbewuste voelen en denken.
De ziel als mens kent zichzelf nog niet.
Haar handelen ten opzichte van de Goddelijke wetten, is ónbewust.
Zij kent God niet, haar astrale wereld niet, niets van haar geestelijk leven, doch dat ogenblik nadert, omdat de astrale persoonlijkheid zichzelf heeft leren kennen.
Voelt gij het wonderbaarlijke voor het leven op Aarde en in de astrale wereld?
Hier moet verandering in komen en dat is mogelijk, omdat de eerste sfeer reeds gereed is.
De mens, die de eerste sfeer heeft bereikt, bouwt verder en komt nu in de eeuwen die voorbijgaan tot het „Universele bewustzijn”.
De mens leeft nu reeds in harmonie, doch op Aarde kent het leven van God zichzelf niet.
De mens aan Gene Zijde gaat verder.
Hij is het, die het bewustzijn op Aarde brengt.
Hij is het bovendien, die de God van al dit leven moet leren kennen en tot het bewuste „AL” zal terugkeren, om van daaruit het leven van Moeder Aarde te bezielen.
Ook dat ogenblik nadert.
Ook al duurt dat nog miljoenen jaren, komen doet het!
Wij kunnen dus nu reeds vaststellen, dat de oerwoudstadia géén bewuste krankzinnigheid hebben gekend.
De ziekelijke eigenschappen behoren bij het huidige stadium.
Maar wij staan voor tal van feiten, voor ziekten en ellende, die de mens in het huidige stadium bezit en waarvan hij de wetten niet kent.
Wat wij hier beleven is het dierlijke instinct, doch dat gevoelsleven moet veranderen en betreedt het leven het hogere stadium, voor stof en geest, voor de aarde én de astrale wereld.
Doordat de ziel dus evolueerde, trad ook de bewuste krankzinnigheid naar voren.
Nu beleven wij een chaos, de mens is zichzelf niet meer, de „wil” om het leven te bezitten, brak de menselijke persoonlijkheid.
God weet dat, doch „HIJ” kan hieraan niets veranderen, „HIJ” gaf de mens alles!
Wij zijn Goden, ook al bezitten wij de dierlijke afstemming.
Deze wetten moeten wij aanvaarden!
Hoe is nu de mens in zijn maatschappij?
Wat heeft hij door het stoffelijke leven bereikt?
Wat heeft hij voor zichzelf en z’n tweelingziel opgebouwd?
Niets dan narigheid.
Wie daaraan meedoet heeft straks de bewuste krankzinnigheid te aanvaarden, want door ál die verlangens vertrapt de mens zijn Goddelijke harmonie.
Hij bewandelt thans een duistere weg.
Niets kan hem tegenhouden, omdat hij zijn eigen leven en zelfstandigheid heeft gekregen.
De ziel als mens spreekt nu wartaal, zij is als mens ónbewust, zij verlangt dingen en zaken te beleven, waarvan God géén wet geschapen heeft.
De mens wordt opstandig, de ziel zinkt weg in een stinkend moeras en leeft zich volkomen uit.
Maar in dit oerwoud was dat nog niet mogelijk en hebben wij te aanvaarden.
Wij gaan dus, mijn broeders, tot het menselijke bewustzijn.
En eerst dán staan wij voor de mens in zijn huidige maatschappij, waarvoor hij leeft en dient, doch in strijd is met de Goddelijke levenswetten voor het goede.
Wat is er nog meer waar te nemen, mijn broeder André?”
„Wat ik zie, mijn meester, is hier de splitsing van persoonlijkheid voor de mens.”
„Zeer juist, doch nu voor het huidige stadium?
Hoe is de mens daar gesplitst, wanneer wij hem voor de Goddelijke harmonische levenswetten plaatsen?
Dan is de Goddelijke harmonie zoek en niet meer te beleven.
En toch, de mens zal zich moeten afstemmen op God en ZIJN levensruimten voor het goede, wil hij na de stoffelijke kringloop de astrale wereld bewust betreden.
Dat is dan het „oorzaak en gevolg”.
Wat wij zien, mijn broeders, is tóch, ondanks al deze afbraak, dat de Aarde haar leven gevangen houdt.
Dat wil nu betekenen, dat de ziel als mens tóch haar vader- en moederschap te beleven krijgt, doch dat de éne moeder méér kinderen te baren heeft dan de andere en dat daardoor de disharmonie overweldigend overheerst.
Hiernaast beleven wij dan de karaktereigenschappen en die zijn het, waardoor het huidige stadium zichzelf heeft verloren.
Het vader- en moederschap ís dus niet te vernietigen en dát is de énige zekerheid voor ál het leven van God, of de mens was in staat geweest de scheppingen te vernietigen.
Dat zegt nu, hoe hoger wij komen, des te scherper wordt de krankzinnigheid.
Immers, de laagste levensgraden kunnen die krankzinnigheid niet beleven en is voor het huidige stadium vast te stellen.
De hoogste levensgraad bezit krankzinnigheid, niet het oerwoud!
Is dat niet wonderbaarlijk?
Tóch dringt het niet tot het huidige stadium, de geleerden door, dat dit Goddelijke wetten zijn.
Het oerwoud heeft dat bewuste voelen en denken nog niet bereikt en is nu ook niet te bereiken!
Voelt gij dit en kunt gij dit aanvaarden, dan betreden wij het huidige stadium en zien wij, dat de mens door zijn bewustzijn is bezweken.
En dat is afschrikwekkend!
Dat is nu de mens met zijn hoger denken en voelen.
Doordat hij een geloof heeft ontvangen is er godsdienstwaanzin ontstaan, waarvan weer het oerwoud géén gevoel kent.
Dat zegt dus, dat wij afstemming bezitten op het huidige stadium en dat deze wijsheid alléén door het huidige stadium beleefd en aanvaard kan worden en dát Christus voor het huidige stadium tot de Aarde is gekomen.
In het menselijke oerwoud heeft de ziel al deze narigheden niet gekend.
De mens daarin beleeft zijn leven en is niet anders, doch de maatschappij gaf de mens te denken en te voelen, doch waardoor hij zich mismaakte en zien wij de bewuste krankzinnigheid!
Hoe meer de mens nu zal bereiken, des te dieper is deze ziekte.
Dat wordt de psychopathie!
Graden van deze ziekten, diepten van ónbewust voelen en denken.
Straks ontleden wij ál deze graden voor de „Universiteit van Christus” en ook dan betreden wij de „zeven” diepten voor élke ziekte, voor élke karaktertrek, voor de kunsten en de wetenschappen, voor het vader- en moederschap, voor duizenden mogelijkheden meer!
Hier echter, mijn broeders, is de krankzinnigheid geboren en even later de psychopathie!
Doch toen de astrale persoonlijkheid het geloof én „GOD” op Aarde bracht, betrad de mens deze geestelijke levenswetten en ook daarin heeft hij zich volkomen verloren.
De mens is verdwaald door de opeenhoping van fouten voor God en zijn ruimtelijke levenswetten, verdwaald op Aarde door zijn levens, waardoor het Goddelijke astrale levenslicht voor zijn persoonlijkheid verduisterde.
Deze wetten moeten wij volgen, wil het huidige stadium ze begrijpen en kunnen aanvaarden.
Het is dus duidelijk, mijn broeders, door tal van menselijke én dierlijke eigenschappen, betrad de mens zijn krankzinnigheid en zijn psychopathie.
Maar er zal geloof, hoop en liefde op Aarde komen en eerst dan beleven wij „Christus”!
Dat is het bewustzijn voor hoger voelen en denken en het gevoelsleven van de bewuste geestelijke astrale wereld.
Dit alles is kosmische waarheid!
En daarvoor kreeg de Aarde een plaats tussen Zon en Maan.
Haar macrokosmische afstemming schenkt ons die zekerheid.
Hieraan is niets te veranderen, voor al het leven van God zijn deze wetten.
En nu, mijn broeders, gaan wij verder en betreden het bewuste vader- en moederschap, maar bovendien het ónbewuste beleven van de ziel als mens van deze wetten.
Wij kunnen thans vragen stellen.
Hoe heeft de mens zijn vader- en moederschap beleefd?
Hoe heeft zij die levenswetten aanvaard?
Hoe onderging zij haar ruimtelijke gevoelsleven?
Waar is de eerste krankzinnigheid geboren?
Wat heeft de mens gedaan, dat hij deze geestelijke ziekten te beleven kreeg?
Waardoor heeft hij de psychopathie moeten aanvaarden?
Heeft de „Almoeder” deze ziekten geschapen?
Wij kunnen zeggen, de mens kreeg de reine Goddelijke levenswetten te beleven, doch hij heeft ze verduisterd!
Hij heeft die levenswetten mismaakt!
De mens heeft die reine levenswetten bezoedeld!
De mens heeft afbraak beleefd en die afbraak gewild!
De mens bracht disharmonie voor zichzelf!
De mens heeft ziekten voor stof en geest geschapen!
En die narigheid voert ons tot het huidige stadium, en straks tot het menselijke bewustzijn voor de ziel én haar maatschappelijk gevoelsleven.
Hoe heeft zij het vader- en moederschap beleefd?
Haar handelen is nog steeds dierlijk bewust, van wedergeboorte weet zij niets, ook het huidige stadium kent deze wetten nog niet.
Maar daarvoor kreeg de ziel haar wetten te beleven en begon haar leven op Aarde.
Wat de mens thans beleven wil, is eten en drinken en het vader- en moederschap, doch daarnaast het overheersen van miljoenen mensen.
Wat nu nog het oerwoud te beleven krijgt, heeft niets en heeft álles te betekenen, doch het huidige stadium bezwijkt daarin.
En dan staan wij voor de zeven levensgraden van het menselijke huwelijk, waarvan wij honderden wetten zullen beleven en ontleden, wil de mens zichzelf ook daarin leren kennen.
En eerst dan volgen wij de ziel naar de „Vierde Kosmische Levensgraad” omdat zij daar weer in harmonie is en ziet zij zichzelf.
U ziet het, man en vrouw beleven zichzelf voor het vader- en moederschap.
Hierin kunnen zij géén disharmonie beleven, indien zij één leven willen aanvaarden, één levensgraad dienen, doch wij weten het, hierin kwam disharmonie, de hoogste levensgraad beleefde de éénheid met een lagere graad en zien wij de organische verzwakking ontstaan, hierna de ziekten, omdat de mens zijn natuurlijke afstemming heeft bezoedeld.
Dit is het, wat wij moeten volgen, willen wij het huidige stadium kunnen ontleden.
Dit is het bovendien, waardoor wij die afbraak betreden.
Dit is het, waardoor het huidige stadium zichzelf niet meer kent en zich nog af vraagt: waarom God al deze ellende heeft geschapen.
De geestelijke faculteiten smeken om raad, de dominee en de katholieke kerk smeken om waarheid, geven God de schuld, klampen zich vast aan Goddelijke rechtvaardigheid, doch vergeten, dat die rechtvaardigheid ín de mens leeft.
Die rechtvaardigheid is bezoedeld!
Dat zégt de ”Universiteit van Christus”!
En dat heeft héél de mensheid te aanvaarden!
De mens weet niet waarom hij baart en schept en waarom hij vader en moeder is.
Is dat bewustzijn?
Wat hebben geestelijke faculteiten voor het huidige stadium te betekenen?
Wat moet deze mensheid zich nog eigen maken?
Dat alles moeten wij verklaren en wij zijn daartoe in staat!
De mens weet niet waarvoor hij op Aarde leeft en dat moet hij weten!
De mens weet niet waarom hij baart en schept en is dringend noodzakelijk, want hij verwaarloost nu zijn eigen schepping en zijn wedergeboorte!
Dat zégt de „Universiteit van Christus”!
De ziel als mens moet dit weten!
Het huidige stadium krijgt thans de Goddelijke álwetendheid te beleven en moet de mens aanvaarden!
Wij beleven de Goddelijke waarheid!
De ziel als mens staat voor haar eigen misdaden!
De mens is het, als man en vrouw, die door hun levens en Goddelijke afstemming de „Albron” vertegenwoordigen!
En dat gevoelsleven moet nu ontwaken!
Al die „nonnen en geestelijken” parasiteren op de massa!
En dat moet van de Aarde verdwijnen!
Die bewustwording komt nú, omdat wij die bewustwording beleven en op Aarde brengen!
Dat wil „Christus”!
Dát willen de „hoogste meesters”!
Dat wil „GOD”!
Als „Vader en als Moeder”!
Als „Licht-Leven en Liefde”!
Wat zegt ons nu vader- en moederschap, bewust en onbewust vader- en moederschap, meester Zelanus?”
„Dat wij hierin géén bewust vader- en moederschap hebben kunnen beleven, mijn meester.
En dat wil zeggen, dat de mens in het huidige stadium door deze állesoverheersende wetten is gaan knoeien!”
„Inderdaad, dat is het antwoord.
De mens betrad het bewuste vader- en moederschap.
Daardoor is hij gaan knoeien, hij wilde niet baren, doch dat heeft het „oerwoud” niet gekend.
Het huidige stadium heeft dus bewust vader- en moederschap te beleven voor zichzelf, niet voor God, want hij kent de wetten nog niet, maar hij heeft het leven geweigerd te ontvangen.
Dát, zeg ik nogmaals, hebben wij tijdens ons oerwoudstadium en in al deze tijdperken niet gekend!
Wij hadden dat bewustzijn nog niet.
En nu stellen wij voor de Universiteit van Christus vast:
De mens is eerst in het huidige stadium aan zijn geknoei, zijn bewuste afbraak voor het vader- en moederschap begonnen!
De mens weigert te baren en te scheppen!
De mens schept mismaking, doordat hij de vrucht vernietigt!
De mens leeft nu kuis, doch weigert te baren!
De mens doet aan geestelijkheid en staat stil voor de Goddelijke schepping.
De mens heeft geestelijke en stoffelijke, lichamelijke afbraak geschapen!
De mens doorsteekt de vrucht en wil géén kinderen meer!
En dat zegt, dat hij bewust het vader- en moederschap vermoordt!
Hierdoor zijn al die disharmonische geboorten ontstaan.
En ook die levenswetten moeten wij voor het huidige stadium ontleden, wil de mens zichzelf voor het vader- en moederschap leren kennen.
De mens in het oerwoud kent dit bewuste vernietigen niet!
Kan een dier het moederschap vernietigen?
Dat kán alléén de mens!
Doch daardoor heeft hij zijn levenswetten bezoedeld en heeft nú, voor het huidige stadium ook zijn ellende te aanvaarden.
Hoeveel moeders verlangen niet om te baren en krijgen géén kind?
Dat zijn disharmonische wetten.
Hoeveel moeders krijgen nu niet te baren, dat schrikbarend is voor één huisgezin?
Dat zijn de disharmonische levenswetten voor het vader- en moederschap en krijgen wij door het huidige stadium te beleven en te ontleden, eerst dán begrijpt de mens zijn ellende en zijn opgestapelde afbraak!
En dát is de huidige maatschappij!
„Maar dát heeft de „Almoeder” nooit gewild, nooit niet!
Doch dát bracht de stoornissen voor leven en de wedergeboorte tot stand!
U ziet het, mijn broeders, dat is het doel van de meesters, het doel van de „Universiteit van Christus”!
De mens in het oerwoud bezit dus nog steeds die harmonie, ook al heeft hij door zijn „gemoord” andere levenswetten overschreden.
De mens in het oerwoud bezit nog harmonie, de mens uit de huidige maatschappij is verduisterd!
Die mens leeft in afschrikwekkende duisternis en heeft zijn Goddelijke weg verloren.
Dat Goddelijke gebouw is ingestort!
Doch wij leggen de nieuwe fundamenten.
Daardoor zullen wij straks duizenden levenswetten beleven voor het volmaakte en het ónbewuste vader- en moederschap, voor ziekten en psychopathie en de krankzinnigheid, voor de kunsten en wetenschappen.
En ook dan beleven wij voor élke levenswet de „zeven” graden, waarvan wij de hoogste als de geestelijke levensgraad zullen leren kennen.
Op de Maan hebben wij de fundamenten gelegd, doch straks voor de mens van de twintigste eeuw, de „Eeuw van Christus”!
Wat beleven wij dan, André-Dectar?”
„Dat de mens als ziel eeuwen moet wachten om de wedergeboorte te beleven, mijn meester.”
„Juist, dat is het.
Duizenden vragen kunnen wij dan beantwoorden.
De mens uit het huidige stadium vraagt zich af waar ál die mensen vandaan komen.
En wat is het antwoord?
Voor al die mensen is er eten en drinken, maar wat hebt gij met dat eten en drinken gedaan?
Waardoor is er een ophoping geboren?
Een overheersing van mensen?
Hebben wij dat in het oerwoud kunnen beleven, op andere planeten?
Néén, dat is het ónbewuste, maar huidige stadium!
Zó droevig is het bewustzijn van de twintigste eeuw.
Voor het huidige stadium beleven wij, dat duizenden zielen op één organisme wachten.
Voelt gij dit?
Duizenden zielen zijn losgeslagen van dit Goddelijke rechtvaardige anker, de levenswet voor de wedergeboorte.
Duizenden mensen beleven disharmonie voor de geboorte en het vader- en moederschap, omdat de mens deze Goddelijke rechtvaardigheidswetten bezoedeld heeft.
Al die moorden hebben dit geschapen.
Al die haat en die vernietiging, die afbraak, waardoor de mens te vroeg het aardse leven verliet en traden die disharmonische wetten naar voren.
Maar dat weet de mens nog niet en hij kan het niet weten, omdat hij zichzelf voor ziel, leven en geest nog niet kent.
Voor de „Universiteit van Christus” leggen wij vast:
Voordierlijk, dierlijk of menselijk gevoelsleven, de mens beleeft zijn hemelvaart door het vader- en moederschap!
Stoffelijk én geestelijk beleeft de mens zijn evolutie!
Wanneer de ziel als mens schept en baart, evolueert de mens!
Wanneer de mens weigert te baren en te scheppen, schept hij disharmonie voor zijn Goddelijke evolutie!
Deze levenswetten zijn voor arm en rijk, voor ál het leven van God.
Dit is het hoogste geschenk van God aan „ZIJN” leven geschonken!
De Universiteit van Christus zegt en roept het kind van God toe:
Baar en schep!
Eerst dán staat gij open voor uw evolutie, voor het terugkeren tot de „Albron”!
Mijn broeders, al deze levensproblemen moeten wij voor het huidige stadium ontleden.
Wij moeten ze door de Goddelijke rechtvaardigheidswetten fundamenteren, en ze bezien volgens de geestelijke levensgraden voor de sferen van licht, voor de ziel als mens als een geestelijke persoonlijkheid.
Dan eerst zal het kind van Moeder Aarde zichzelf leren kennen en begint hij aan een ander en hoger leven.
Eerst nu komt er geluk op Aarde en ín de mens!
Dit alles voert haar tot de „alwijsheid” ... naar de „alwetendheid”, voor het licht, het leven en de liefde en het leven aan Gene Zijde!
De mens, dat hebben wij thans te aanvaarden, gaat vanuit lagere levensbronnen tot de hogere en is voor al het leven van God de geestelijke ontwaking!
Dát is het leven, het is bovendien de menselijke „evolutie”!
Wij gaan dus vanuit het oerwoud tot het maatschappelijke, huidige bewustzijn en beleven die tijdperken door de zeven levensgraden voor het menselijke organisme, door het vader- en moederschap, doch daarenboven voor ons innerlijke gevoelsleven.
Het dier volgt ons, Moeder Natuur eveneens, niets houdt deze evolutie tegen.
Alléén de mens beleeft zijn narigheid, zijn geestelijke en organische ellende, doch dat heeft hij zélf geschapen!
De mens nu, die de sferen van licht bereikt heeft, kan zeggen:
Ziel van mijn ziel, thans zijn wij weer voor eeuwigdurend één!
Leven van mijn leven, wij gaan nu tezamen verder!
Geest van mijn geest, wij zijn nu geestelijk bewust.
Wij beleven nu het menselijke paradijs, doch de mens van Moeder Aarde moet zich dit geluk nog eigen maken!
Mens van Moeder Aarde, dien!
Mens op Aarde, heb lief en gij stijgt boven uw ellende uit!
Voor God zijt gij ZIJN kinderen!
En om dat vast te stellen, volgen wij nu het menselijke bewustzijn voor de ziel.
Wij gaan thans verder!”
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
-o-o-o-o-o-o-
-o-o—o-
-o-