De derde kosmische graad

„Hoe wonderlijk is alles, Alcar.
Wat zullen wij mensen op aarde nog moeten beleven.
Al die planeten die ons verwachten.
Eerst dan lost dus die ellende op aarde op?”
„Ja, niet eerder is dit mogelijk.
Eerst zullen al die overgangsplaneten moeten oplossen, de tweede graad op de tussenplaneten overgaan, daarna naar de aarde en wanneer dan al de mensen geestelijk zijn, komt daar rust en vrede.
Geestelijk geluk in een stoffelijke toestand en dat geluk bezit men op de vierde kosmische graad.
Links en rechts van je liggen de vele tussenplaneten, die op de aarde afstemming vinden.
Daarginds voor je, in het midden van al deze lichamen, ligt de aarde.
Al die toestanden heb ik je duidelijk gemaakt en verteld, dat er vele organen voor nodig zijn om die graad, die de bestaansplaneet is, te bereiken.
Dit is tevens voor de aarde.
Wanneer die overgangen er niet waren, ik maakte je ook dat duidelijk, zou het stoffelijke organisme ineenstorten en het innerlijke leven, het zieleleven, bezwijken.
Maar God, de schepper van dit machtige, overzag dit alles en dit is dus voor het organisme van mens en dier.
Al die overgangen nu, die met de aarde in verbinding zijn, volmaken het stoffelijke kleed en toch vinden wij op aarde de laagste graad terug.
Dat stoffelijke kleed is reeds volmaakt, toch is het nog ver van de zevende graad verwijderd.
Doch wij kennen op aarde die stoffelijke lichamen die reeds tot de hoogste graden behoren en dat zijn de vijfde, zesde en zevende graad.”
„Wat merkwaardig is dat, Alcar.”
„Het is niet anders dan wij in de voorgaande toestanden hebben beleefd.”
„Weet men daarvan op aarde af?”
„Neen, niets, maar wel weten zij, dat er verschillende mensenrassen (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) zijn, doch de betekenis van al die mensenrassen kennen zij niet.
Want waarom heeft de ene mens de hoogste graad bereikt en leeft de andere in het oerwoud en vergrijpt zich aan het leven van anderen?
Ook dat is een natuurlijk probleem en ik heb je dat duidelijk gemaakt.
Er liggen tussen het stoffelijke organisme zeven graden en de mensen die in de eerste graad leven, zijn diegenen op aarde, die men koppensnellers noemt.
Dat is dus de eerste stoffelijke graad op aarde.
Op al de planeten zijn deze graden en die graden heb ik je getoond.
Als dit nu zo is, waarom zou men dit alles op aarde dan niet kunnen aanvaarden?
Is dat zo vreemd?
Toon ik niet aan, dat wij allen zo zijn geweest?
Op aarde leven deze mensen en als dit niet zo was, was er een onrechtvaardigheid in het universum en had God zich vergist.
Zeven stoffelijke overgangen beleeft dus het menselijke wezen op aarde, wil de mens in het hoogste stadium overgaan.
Wat wij dus op al die planeten hebben beleefd, beleven wij tevens op je eigen planeet waar jij nog bent en die ik heb afgelegd.
Er leven op aarde nog primitieve volkeren en dat zijn de eerste overgangen naar het volmaakte menselijke soort.
Zij, die de hoogste graad hebben bereikt, kunnen in de eerste graden niet meer afdalen.
Wie eenmaal zijn hoogste afstemming heeft bereikt, gaat in een andere over.
Toch keert de mens honderden malen in hetzelfde (soort) lichaam terug, doch dit terugkeren is dan voor het innerlijke leven.
De geest zal zich die schatten eigen moeten maken en dat is de afstemming op de geestelijke liefde.
Zolang zal de mens dus op aarde terugkeren, totdat het wezen zich die krachten heeft eigen gemaakt en eerst dan gaat de mens verder.
Dat verdergaan is aan onze zijde, doch daarna, wanneer de mens de zevende sfeer heeft bereikt, ook dat weet je reeds, gaat hij in de mentale gebieden over en wordt dan door de vierde kosmische graad aangetrokken.
Je voelt wel hoe alles ineensluit, dat alles en alles in elkaar overgaat en verbinding na verbinding komt en de mens en het dier aanvaardt.”
„Wat is dat alles prachtig, Alcar, en rechtvaardig.”
„Het is een wonder van rechtvaardigheid en duizenden wonderen zullen de mensen beleven wanneer zij ons leven binnengaan en leren kennen.”
„Wist men op aarde deze betekenis maar, Alcar.”
„Zij zullen het weten, André, wij zijn reeds bezig het hun te vertellen.
Al je vragen en mijn antwoorden zullen wij vastleggen en ook dat wat je hebt waargenomen.
Niets gaat verloren, daarvoor hebben wij deze moeite niet gedaan.”
„Zouden zij dan het aardse probleem niet beter begrijpen?”
„Wanneer de geleerden op aarde al die stoffelijke overgangen kunnen aanvaarden, dan gaat er een geheel andere wereld voor hen open en leren zij de schepping kennen en het eenvoudige daarvan inzien.
Want alles is eenvoudig en als dit niet zo was, dan zou ik je het universum niet kunnen verklaren.
Maar nu wij in dit machtige overgaan en al die planeten in ons voelen, wat ik je liet beleven, dan voelt de mens dat hij het is die dit bezit.
Is je op deze reis niet iets wonderbaarlijks opgevallen, André?”
„Alles is wonderlijk, Alcar.”
„Ja, dat begrijp ik, doch dat is niet hetgeen ik bedoel.”
André dacht aan alles wat hij had beleefd, doch voelde niet wat zijn leider bedoelde.
„Ik zal het je maar zeggen, mijn jongen.
Op aarde zijn verschillende mensenrassen (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) en die rassen bezitten een eigen stoffelijk kleed.
Op al de planeten die je hebt waargenomen, leeft alleen het donkere, bruinzwarte ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl).
Vanaf het beginstadium tot de laatste overgang toe zijn er van deze mensen geweest.
Doch het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) heeft slechts de derde graad voortgebracht, leeft dus alleen op aarde.”
„Neen, Alcar, daar heb ik niet aan gedacht.
Hoe merkwaardig is het en toch zo duidelijk.
Want die mensen zouden immers niet eerder dan op aarde geboren worden.”
„Zo is het.
Alles wat onder de derde graad leeft, bezit niet dat organisme, want eerst op de planeet aarde zullen zij dit organisme ontvangen.
De aarde bracht dit organisme voort en daar was het dat het tot stand kwam.
De substantie waarvan de aarde is, is niet te vergelijken met die van alle andere planeten.
De eerste graad op aarde heeft zijn prachtige organisme ontvangen, doch de huidskleur is als die wij op de tweede graad hebben leren kennen.
Eerst op aarde is het menselijke organisme volmaakt.
De hoogste graad is, ook dat weet je reeds, zoals je eigen kleed is.
Zie, daar voor je is de aarde, spoedig zullen wij daar zijn.
Voel je niet, André, nu je de aarde nadert, dat er een andere kracht in je komt?”
„Ja, Alcar, dat voel ik duidelijk.”
„Dat is de afstemming van de aarde.
De kracht die zij uitstraalt en die tussen de aarde en de dampkring ligt, dus de plaats die de aarde in het zonnestelsel inneemt, is de werking die je voelt en deze is voor al de planeten anders.
Nu zijn we weer op aarde teruggekeerd.
Ik zal je eerst met de aarde verbinden, dan voel je de algehele toestand in je komen.
Wat je ziet en voelt is het leven dat op de aarde woont, eenzelfde toestand dus zoals op de tweede graad.
Let nu op.”
André voelde zich wegzinken en een wonderlijke kracht kwam in hem.
Op deze wijze had hij de aarde nog niet gevoeld en nu overzag hij deze planeet.
Wonderlijk was deze verbinding.
Hij voelde thans het leven dat op aarde leefde.
De andere planeet was groter.
Hij voelde dit machtige verschil duidelijk.
Nu hoorde hij Alcar zeggen: „Je keert tot jezelf terug, André.
Heb je gevoeld dat die andere planeten, enkele daarvan dan, veel en veel groter zijn dan de aarde?
En dat de eerste planeet ze alle overheerst?”
„Ja, Alcar, volkomen.”
„Dan ga ik je thans met een ander beeld verbinden en dit is het beginstadium van de aarde.
Je keert dus tot het verleden terug en zo zul je het algehele proces kunnen volgen, doch thans van de planeet waarop je zelf bent.”
Opnieuw daalde André in dat onbekende af en zou het verleden zichtbaar worden.
Wat hij thans waarnam was wonderbaarlijk.
In het universum lag een violetachtig licht en in dat licht zag hij een goudachtige glans.
Het was als een avondstemming, wanneer de zon onderging.
Doch dit was van zo’n ontzaglijke schoonheid, dat hij dacht in de zevende sfeer te zijn.
„Wat betekent dit wonderlijke tafereel, Alcar?”
„Dit is een wonderschoon vergezicht, André, en betekent, dat thans het ogenblik is gekomen dat de aarde zich gaat verdichten.
Zij ontvangt die glans van de andere planeten.
In het beginstadium van de schepping heeft het leven, dat op al die eerste planeten leefde, dit wonderlijke en machtige gebeuren telkens en telkens weer met tussenpozen van eeuwen beleefd.
Je ziet dat verschillende kleurennuances in het universum aanwezig zijn.
De planeet aarde ontvangt thans die wonderbare en onverklaarbare kracht en dit verschijnsel ging aan iedere werking en totstandkoming vooraf.
In wezen is de aarde, wat je dadelijk zult waarnemen, want dit behoort reeds tot het volgende gebeuren, een lichtende vuurbol, doch in een dicht waas gehuld.
Als ik je met dat ogenblik ga verbinden, lost aanstonds de aarde voor ons op en zie je dat dit zo is.
Het zonnelicht verduistert, de eerste planeet heeft haar taak volbracht.
De andere planeten die het leven van de eerste graad ontvangen, je ziet het, zijn reeds gereed.
Duizenden planeten zijn verhard en verdicht.
Rechts omhoog zie je de tweede graad.
Je ziet, André, hij is verder verdicht dan de aarde.
Al die kleinere planeten, die tot de tweede graad behoren, gaan zich thans verdichten.
De eerste overgangen tussen de eerste (en tweede) kosmische graad zijn gereed.
Nu ga ik op het beginstadium van de aarde over.”
André voelde zich nog dieper wegzinken.
De aarde loste voor hem op en thans was de aarde een lichtende schijf, waarin hij kon waarnemen.
Zoals in de tempel der ziel, dacht hij, is dit wat ik waarneem.
„Wonderbaarlijk is dit gezicht, hoe is het mogelijk, Alcar.”
„Ik ga verder, André, en zal je overgang na overgang tonen.
Let nu op, dit is een machtig verschijnsel.”
André zag, dat de aarde zich ging verdichten.
Hij zag, dat in dat licht donkere gedeelten kwamen.
Die donkere gedeelten verspreidden zich over het gehele lichaam.
Nu voelde hij, dat hij in het midden van de aarde was en hij zag links en rechts, boven en onder zich de aarde verdichten.
Langzaam verdichtte zich dit wonderbare licht.
Het licht aanvaardde andere kleuren, zoals hij in de tempel der ziel had waargenomen, het ene ging in het andere over en hij begreep dit verschijnsel.
Dit duurde geruime tijd, toen hoorde hij Alcar zeggen: „Nu reeds, dit weet je al, zijn er miljoenen jaren voorbijgegaan.
Die overgangen, die het eerste stadium van het verdichten vormen, duurden miljoenen jaren voordat dit proces verder kon gaan.
Ik ga thans naar een volgend stadium en dat zul je waarnemen.”
Weer zag André, dat hij met een ander proces werd verbonden.
Over de gehele aarde lag thans een donkere schaduw.
Boven zich in het universum zag hij iets verdichten en dit sloot deze planeet geheel af.
Van buitenaf was nu dit machtige orgaan verzekerd.
André voelde wat dit te betekenen had.
Dit werd de dampkring.
Die dampkring ging tevens in een ander licht over en thans kon hij dit niet eens meer waarnemen.
Toch voelde hij dat ook dat bleef en bijna gereed was.
Hij zag nu naar het universum en kon de andere planeten waarnemen en hij bleef zien, dat de aarde van de ene toestand in de andere overging.
Dat donkere waas, dat de gehele aarde bedekte, werd al dichter en dichter.
In dat donkere kwamen thans figuren en die figuren zag hij weer in andere overgaan, om daarna als een dichte massa ineen te sluiten.
Dat wordt de aarde, dacht hij, dat worden bergen en dalen.
Mijn God, hoe machtig is alles wat ik waarneem.
Weer hoorde hij Alcar zeggen: „Je zult nu het volgende stadium waarnemen.”
Onder zich zag André leven komen.
In die donkere massa ging hij iets waarnemen.
Nu was het alsof een dichte wolkenmassa ineenschoof.
Die massa werd dichter en dichter en het was alsof de aarde in een vuurbol was veranderd.
Het leek een verschrikkelijke brand, maar het geheel kon hij niet omvatten.
Doch dit ging verder en de aarde was nu gelijk de duisternis van de hel.
Van dit geweldige tafereel voelde hij toch de betekenis.
De aarde was in het beginstadium als een ontzaglijke brand geweest.
Die massa was zó verdicht, dat hij dit met een brand van geweldige omvang vergeleek.
Een andere verklaring zou hij er niet voor kunnen vinden.
Dit bleef zo geruime tijd.
De kracht die dit alles tot stand bracht, was onbeschrijfelijk.
Het scheen alsof dat vanbinnen was aangestoken.
Als iets in brand stond, gingen de donkere wolken die men dan waarnam omhoog, doch hier bleven zij bijeen en dit éénzijn vond hij wonderbaarlijk.
Een felle orkaan die over de aarde ging en verderf bracht, was als dit gebeuren.
De aarde was als een vuurspuwende berg, doch het geheel bleef dicht bijeen, iets hield dit gebeuren tezamen.
Nu voelde hij de betekenis in zich komen.
Hoe wonderlijk, dacht hij, wat daar boven hem was, de dampkring, bracht dit tot stand.
De aarde volgde haar proces en thans zag hij een ander en volgend stadium.
Alcar voerde nu een mentaal gesprek met hem.
Die rollende massa verdichtte zich en nu zag hij wat dit zou worden.
Mijn God, hoe wonderbaarlijk is Uw kracht, dacht André.
Die wolkenmassa veranderde en hij zag dat dit water, niets dan water werd en in dat water zag hij thans leven.
Hoe is het mogelijk, dacht hij, eenzelfde proces had hij op de eerste graad waargenomen.
In dit water werd het eerste leven geboren.
Daarginds zag hij de moederplaneet en al die andere organen.
Tranen liepen hem over de wangen, nu hij dit alles mocht beleven.
Hoe ontroerde hem dit gebeuren.
O, hoe groot is God in de Hemel, wat een macht en kracht!
Wie dit zou zien, wist, dat hij een deeltje van dit alles was.
De aarde volgde dit proces en nu zag hij, dat dit verdichtingsproces in een volgend stadium was gekomen, want in het water sloot zich iets af en verdichtte zich.
Ook nu voelde hij de betekenis daarvan in zich komen.
Dit wordt de begaanbare planeet, dacht hij, dit wordt dat, wat men de aarde noemt.
Als dit gereed en geheel verdicht is, zien wij de vaste bodem.
Hij begreep zijn leider want hij zag dat het geschiedde.
„Ik ga je thans met het volgende stadium verbinden,” hoorde hij Alcar weer zeggen: „Wij zijn alweer miljoenen jaren verder en nu zul je zien wat er in al die tijd is geschied.”
De aarde was tot rust gekomen.
Hij zag land, bomen en bloemen, doch zoals op de tweede graad.
Zo was de aarde niet zoals hij haar kende.
„Dit is het eerste tijdperk dat men op aarde heeft beleefd, maar waarvan men niets meer afweet,” hoorde hij Alcar zeggen.
„Duizenden eeuwen zijn er voorbijgegaan.
In de vele wateren die de aarde bezit, is een wezen tevoorschijn getreden, zoals je op de eerste planeet hebt waargenomen.
Ook hier dus volgde de mens een dergelijk proces en ging de mens van zijn vistoestand over.
Ook hier splitste zich het onderlichaam, bereikte het dierlijke wezen de oever en had de mens de begaanbare planeet bereikt.
Doch biljoenen jaren zijn er weer voorbijgegaan en in al die jaren heeft de aarde haar toestand bereikt en is zij zover gekomen.
Ik ga nu in het volgende stadium over en ook nu zijn er miljoenen jaren voorbijgegaan.
Zie daar voor je, André.”
André schrok hevig.
Wat hij nu zag had hij reeds waargenomen.
Hij zag mens en dier zoals op de tweede planeet.
De mens en het dier hadden hun stoffelijke toestand aanvaard.
Groot en krachtig waren zij.
Waren dit de eerste mensen die op aarde hadden geleefd en die dieren de voorhistorische diersoorten, die thans niet meer op aarde leefden?
Hij zag een wonderlijk tafereel aan zich voorbijgaan.
Uit die lichtende bol was de aarde gegroeid en uit dat water de mens en het dier en toch was alles één toestand, één gebeuren, het ene kwam uit het andere voort.
Wild en woest was het beeld dat hij zag.
Ontzaglijk groot waren de dieren die hier leefden, toch weer niet zo groot als op de tweede planeet en de mens was behaard en sterk, hoewel dit een ander kleed was dan zij daar droegen.
Dit lichaam was reeds fijner en volmaakter, maar de huidskleur was donker.
Het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) kende men in deze tijd nog niet.
„Wonderlijk schoon is alles, Alcar.”
„Dit is het wonder dat de aarde heeft beleefd en waar wij zijn geboren.
Nu keer je tot jezelf terug, André, en ga ik je verschillende taferelen duidelijk maken.”
André keek naar zijn leider op, maar kon geen woord spreken.
„Heeft dit alles je ontroerd, mijn jongen?
Ook mij en alle wezens die dit proces kunnen beleven, heeft het diep ontroerd.
Nu wij weten wat Gods schepping is, gaan wij in onszelf na hoe te moeten leven om voor alles, hoe ons leven ook is geweest, onze heilige Vader te danken.
Wij bevinden ons thans in het eerste stadium van de aarde en dit is het eerste tijdperk, waarvan, zoals ik reeds zei, men niets meer weet.
Maar je hebt nu gezien, dat alles één weg volgt.
Niet ineens kwam alles tot stand, het ene werd uit het andere geboren.
In heel die geweldige ruimte lag het allesomvattende en de eenvoud, die wij in het gehele universum terugzien.
Wanneer de derde graad gereed zou zijn geweest, ik heb je daarvan reeds verteld, doch nu zal je alles veel duidelijker zijn, voordat het moederlichaam haar taak had volbracht, was dit gebeuren in een chaos veranderd.
Wanneer de mens op de tweede planeet reeds zijn hoogste stoffelijke toestand had kunnen bereiken, dan had de ene planeet de andere als het ware dood gedrukt en was uiteengescheurd.
Doch hier ligt die goddelijke orde, die wij in ons eigen stoffelijke organisme terugzien.
Alles is aanwezig, doch het ene orgaan is van het andere afhankelijk.
Het ene orgaan werkt door het andere, ontvangt kracht en energie van de vitale organen en dit alles bevindt zich ook in het stoffelijke organisme van de mens.
Wat wij in onszelf waarnemen, kennen en voelen, geschiedde ook in het universum.
Het kleinste insect, ik heb je daarvan verteld, bezit eenzelfde werking als de planeten hebben beleefd.
Voel dus aan hoe machtig alles is, maar hoe eenvoudig dit geschiedde.
Wonderbaarlijk is dit voor de mens op aarde, maar toch, wanneer zij dit alles konden waarnemen, zouden zij stil van verwondering zijn voor al deze eenvoud.
De planeet aarde is gereed, maar daarginds sterft het moederlichaam en de vele andere planeten die eenzelfde taak hebben volbracht.
Over biljoenen jaren zal ook de aarde sterven.
Als het laatste wezen van de tweede graad hier is gekomen en al deze wezens de geestelijke toestand hebben bereikt, aanvaardt de aarde wat al die lichamen moeten aanvaarden en lost op, om tot de onzichtbare energie terug te keren.
Nu bouwt de aarde aan het stoffelijke organisme verder.
De mens moet naar zijn hoogste afstemming en dit zal het wezen hier ontvangen.
Je ziet, dat hier mensen leven en ook het dier aanwezig is, maar al dat leven zal sterven.
Maar zie nu daar eens, André.”
André zag een ontzaglijk monster.
„Herken je dit dier, André?”
„Ja, Alcar.”
„Dit dier is vanaf de tweede graad op aarde gekomen, evenals al het leven dat je waarneemt, daar heeft geleefd.
Dit is het grootste en heiligste wonder Gods dat wij kennen, want iedere planeet bracht haar eigen leven voort, toch waren al die planeten met elkander in verbinding.
Je ziet, André, nu heeft het dier zich verhard.”
„Is dat een schildpad, Alcar?”
„Juist, maar het dier verkeert in de eerste graad van ontwikkeling.
Het is reusachtig groot, maar die grootte gaat het op aarde afleggen.
Ook de mens bezit een ander lichaam, dan de mens in jouw tijd bezit.
Nu gaat het stoffelijke leven op aarde een aanvang nemen en de aarde is het, die dit stoffelijke organisme verfraait.
Vele duizenden jaren zullen er echter voorbijgaan en in al die eeuwen gaat dit verfraaien verder.
De natuur is het, die dit kleed innerlijk en uiterlijk verandert.
Ook de huidskleur gaat veranderen en deze reusachtige grootte valt weg.
De mens heeft een vaste kosmische graad en die afstemming is in aantocht.”
„Waren daarom de mensen zo groot, Alcar?”
„Juist, dat heb je op de tweede graad beleefd.
Hier op aarde is het om tot volmaking te komen.
Op aarde ontwikkelt tevens het innerlijke leven, dat het zieleleven is.
De mens is echter nog steeds een voorwereld­lijk dier, doch in al die eeuwen zal dit dierlijke wezen veranderen en die menselijke graad behalen.
In alles zie je dus het evolueringsplan.
Doch al die organen zijn aanwezig om in dit schone menselijke kleed, dat wij nu bezitten, over te gaan, maar duizenden eeuwen zijn hiervoor nodig.
De mens en het dier gingen van het ene tijdperk in het andere over.
In het ene werden duizenden diersoorten geboren en stierven weer, om in een andere toestand, een ander organisme dus, over te gaan.
De voordierlijke diersoorten losten op en daaruit kwamen de vele andere dieren voort.
Toen kwam er een tijd dat het gevleugelde dier geboren werd, maar ook de mens had reeds verschillende veranderingen ondergaan.
De donkere huidskleur werd lichter en de aarde verfraaide het schone organisme, zodat de mens in het laatste stadium daarin over kon gaan.
Toch is voor eenieder, dus in jouw eigen tijd, de hoogste toestand en stoffelijke graad nog niet gekomen.
Er leven in de oerwouden nog donkere rassen (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), die in die toestand moeten overgaan en de hoogste graad nog moeten bereiken.
Men moet deze niet verwarren met het oosterse type, want die wezens behoren reeds tot het volmaakte stoffelijke wezen.
Wat men dus in de eerste graad ziet, het wezen in verkleinde en toch verfraaide vorm, vindt men op de tweede graad terug.
De mens die nu op aarde leeft, bezit de volmaakte menselijke toestand, maar ook daarin liggen zeven overgangen, voordat men de hoogste graad behaalt.
Wat zich nu op al die planeten heeft afgespeeld, vinden wij dus ook op aarde terug.
Alleen geschiedt er op aarde een ander proces, dat is het proces van de verfraaiing van het stoffelijke organisme.
Het is dus geen wonder, André, dat er nog donkere rassen (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) op aarde aanwezig zijn.
In de biljoenen jaren die voorbijgingen, zijn deze wezens nog niet zover gekomen en daar zijn nog miljoenen jaren voor nodig.
Maar hoelang dit ook duurt, het zal en het moet geschieden.
Er komt dus een tijd, dat er geen donkere wezens op aarde meer zijn, dan zijn al die soorten van mensen in één soort overgegaan.
Dit is dan de hoogste stoffelijke graad die wij kennen.
Dan kunnen er in het oerwoud geen mensen meer geboren worden, om de eenvoudige reden dat die mensen in een ander ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), het tweede stoffelijke stadium overgaan.
Maar zolang er nog planeten zijn bevolkt met een tweede kosmische afstemming, zolang zullen er wezens in die bossen leven en kan het eerste stadium niet oplossen, omdat het van een andere planeet komt en op de derde (kosmische) graad overgaat.
Biljoenen jaren zullen ervoor nodig zijn, voordat de laatste menselijke en dierlijke wezens op aarde zullen komen.
Je begrijpt wel, dat de aarde moet bestaan en dat er van vergaan en vernieling nog geen sprake is, want dan zou God Zijn eigen Leven vernietigen en dat heeft voor de schepping geen nut.
Maar eens zal dit oplossen geschieden, maar dan heeft het leven al die planeten bewoond en reeds afgelegd en is verder gegaan naar die oorden, die voor de vierde graad gereed zijn.
Waarom wij dus al die toestanden op aarde vinden, zal je thans duidelijk zijn.
Waarom daar leed en ellende is en al die verschillende stoffelijke lichamen zijn, zul je nu kunnen aanvaarden en begrijpen.
Wanneer de geleerden dit alles zouden weten, dan voelen zij hoever zij zelf zijn, hoeveel zij hebben geleerd en af moeten leggen, voordat zij die stoffelijke graad zijn ingegaan.
Maar zolang zij hun eigen leven niet kunnen begrijpen, de dood als het stervensproces met algehele vernietiging blijven zien, zullen zij daar niet verder komen en blind blijven voor Gods schepping.
Wij hebben dat alles beleefd, die eens op aarde leefden en reeds de sferen van licht zijn binnengegaan.
Dit is onze afkomst, uit dát wat is geschied, zijn wij voortgekomen.
Een groots beeld is je getoond en duidelijk gemaakt,
André.
Ik kan thans de verschillende tijdperken niet nagaan, dat wordt te veel, maar ik volsta met dit, wat ik je vertelde en liet zien, André.
Toch ga ik je op onze volgende reis daarvan meer vertellen.
Je begrijpt nu echter de betekenis van op aarde zijn.
Hoe de aarde haar taak volbracht, is wonderbaarlijk.
Ook de andere planeten hadden een ontzaglijke taak te volbrengen, doch wat de aarde was opgedragen is ontzagwekkend.
Toen de mens zich in zijn eerste en voorhistorische tijd bevond, was er voor hem voedsel aanwezig, zo ook voor het dierenrijk.
Maar ook in latere tijd, toen het menswezen uit de eerste stoffelijke toestand, het tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende stadium had bereikt en het menselijke organisme veel hoger en schoner was gekomen en tevens de innerlijke organen, bezat de aarde ook voor al dit leven voedsel.
In welke toestand mens en dier ook verkeerden, er was voedsel voor mens en dier.
Doch de mens die nog in een voordierlijke toestand was, ontwaakte en met dit ontwaken ontstond voor de aarde het goed en kwaad, dat zeer zeker reeds op al die andere planeten aanwezig was, doch waarvan zich de mens eerst nu bewust werd.
Je voelt zeker wel, dat het innerlijke leven het stoffelijke leven achtervolgde en die hoge graad niet kon bereiken.
Zelfs nu, op dit ogenblik, nu er miljoenen jaren zijn voorbijgegaan, is het innerlijke leven in niets, niets veranderd.
Nog leven op aarde voordierlijke wezens in die stoffelijke en geestelijke afstemming.
En dat zal nog miljoenen jaren duren, voordat ieder wezen de menselijke toestand heeft aanvaard.
Nu zijn we weer op aarde, André.
Een lange tocht hebben wij afgelegd.
Zijn er dingen, die je niet hebt begrepen?”
„Er leven op aarde kleine wezens en toch zijn het mensen zoals wij.
Wat is dat voor een graad, Alcar?”
„Je hebt van de eerste graad af verschillende stadia van het menselijke organisme kunnen volgen.
In die eerste overgangen leefden die kleine wezens en wat daar geschiedde is ook voor de aarde.
Van het eerste stadium af heb je dit proces kunnen volgen.
Wat daar geboren werd, wordt hier geboren, doch op aarde ontvangt het leven een volmaakt stoffelijk kleed.
Wat dus op de eerste overgangen geschiedde, vindt men op aarde terug, omdat ook hier eenzelfde proces tot stand kwam.
Is je dit duidelijk, André?”
„Ja, Alcar.”
„Op de tweede graad heb je gezien dat die kleine wezens, die toch uit het eerste stadium geboren waren, daar werden vernietigd.
Doch hier heeft dit wezen zich aaneengesloten en dit aaneensluiten zijn de verschillende volkeren die de aarde bevolken.
Dat is op aarde geschied, doch dit geschiedde reeds op de eerste overgang en op de tweede graad geschiedde niets anders, maar daar, en dat beleeft men ook hier, valt de ene groep de andere aan.
Wat zich daar tot groepen heeft gevormd, zijn hier tot grote volksstammen en rassen (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) uitgegroeid.
Iedere graad, en dat is vanaf het begin van de schepping zo geweest, sluit zich aaneen.
Geen ander zal het leven kunnen beleven zoals zij het bezitten.
Thans, nu men al die mensenrassen (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) op aarde gaat kennen en onderzoeken, gaat men tot die studie over, doch de eigenlijke kern, de diepte van al dat leven en stoffelijk organisme, leert men op aarde niet kennen, omdat zij het scheppingswonder van het begin af niet meer kunnen volgen.
Dit zou nog wel mogelijk zijn en daar kom ik steeds op terug, wanneer de geleerden een eeuwig voortgaan en de wedergeboorte zouden kunnen aanvaarden.
Die wedergeboorte, en daar gaat het mij om, daarom heb je dit alles mogen beleven en heb ik je dat op deze reis aangetoond, is voor het stoffelijke en geestelijke kleed.
Beide organismen zijn één, beide gaan in elkander over.
Wat voor het stoffelijke lichaam mogelijk is, is tevens voor het geestelijke kleed mogelijk.
Was in het eerste stadium het menselijke embryo niet bezield, kon dat leven niet in een ander kleed overgaan, dan reeds, ik heb je dat duidelijk gemaakt, waren wij niet op aarde gekomen en hadden wij tevens dat grootse wonder, de schepping, niet gekend.
Maar God overzag dit, want God gaf de mens een stoffelijk kleed en al was dat kleed een voorwereldlijke diersoort, het zou en het moest veranderen, daarvoor waren al die planeten.
Wat die ontzaglijke lichamen aan kracht bezitten, hoe vreemd dit ook klinkt, bezit het stoffelijke en geestelijke organisme.
Alles harmonieert en in alles vinden wij die samenstelling terug.
Op verschillende wijze heb ik je aangetoond, dat dit zo moet zijn, anders waren wij geen wezens met een goddelijke vonk en zouden nooit het universum kunnen binnengaan en als bezit aanvaarden.
In alles, van het eerste ogenblik af, ligt de wedergeboorte.
In honderden, neen duizenden toestanden kan ik je dat aantonen.
Wie op aarde is, is een incarnatie.
De bomen, bloemen en het gehele dierenrijk zijn op andere toestanden, planeten dus, geweest.
Hadden zij daar moeten blijven, dan waren zij zover niet gekomen.
Als de eerste mens een voordierlijk dier is geweest en het miljoenen jaren duurde voordat het stoffelijk zover was, dan is het de ziel, het geesteslichaam dus, die dat beleefd moet hebben.
Ik zal je dat alles op onze volgende reis duidelijk maken en aantonen.
Nu is de mens zo ver, nu bezit het geesteslichaam dit prachtige kleed.
Maar het innerlijke leven, de geest of ziel, keert daar duizenden malen in terug om zich de geestelijke liefde, want al dit machtige is de reine liefde van God, eigen te maken.
Niet alleen dat de mens voor zijn stoffelijke ontwikkeling miljoenen jaren nodig had, maar dit is ook voor het innerlijke leven.
Beide gaan één weg en vervolgen die weg tot in het allerhoogste toe, dat de goddelijke sferen zijn.
Wat het innerlijke leven in de eerste graad niet kon ontvangen, ontving het in de tweede graad.
Daarna kreeg het innerlijke leven dit prachtige organisme, dat de aarde zou voortbrengen.
Maar het innerlijke leven, het zieleleven dus, dat dit kleed als woning bezit, zal terugkeren om in dit kleed de geestelijke liefde zich eigen te maken.
Op al onze reizen heb ik je dit machtige getoond.
Maar straks wanneer wij opnieuw de eerste graad gaan bezoeken en al die planeten, de meeste dan, volgen en het innerlijke leven zien groeien en ontwaken, dan eerst zal je duidelijk zijn, dat er wedergeboorte moet zijn, of alles wat God geschapen heeft is voor niets geweest.
En zou dit kunnen?
Zou God, onze Vader, dit niet hebben overzien?
Ik behoef dit niet telkens te herhalen, toch mijn jongen, zou ik dit op aarde wel vele malen willen herhalen, opdat eindelijk hun ogen opengaan en zij aanvaarden dat dit zo moet zijn, want dat wij anders niet tot het goddelijke zouden terugkeren en de hemel voor ons gesloten bleef.
Maar jij zult het voor ons doen, wij zullen dit tezamen vastleggen en alles wat hiertoe behoort.
Wie eerlijk is en zichzelf niet op voetstukken plaatst, zal dit kunnen aanvaarden.
Wie goed ziet dat de natuur zo is en de aarde het kosmische beeld bezit en dat ook in de moeder dit heilige gebeuren aanwezig is, die voelt dit heilige en de eenvoud van dit alles, hoe ongelooflijk diep het ook is.
Wat nu voor het mannelijke en vrouwelijke wezen mogelijk is, was ook in het eerste stadium aanwezig.
Wat God voor biljoenen jaren tot stand bracht, is in al die biljoenen jaren gebleven.
Maar wij gaan verder en verder en hoger, om eens het goddelijke leven binnen te treden.
Thans, André, keren wij naar je eigen organisme terug.
Deze reis is aanstonds voorbij.
Ik heb je het ontstaan van het universum mogen tonen.
De meesters hadden mij dit opgedragen en ik heb mijn taak volbracht, althans voor het stoffelijke organisme.
Op onze volgende reis zullen wij het innerlijke leven van mens en dier volgen, tenminste voor zover het dier op mijn weg komt.
Dan gaan wij opnieuw, zoals ik je reeds zei, naar verschillende planeten en volgen het zieleleven, gaan wij uit de ene wereld in een andere, de astrale werelden over waarin het wezen leeft, dat wordt aangetrokken.
Wonderen van geestkracht en beleven zal ik je duidelijk maken en mogen tonen.
Al die wonderen, die je thans hebt beleefd, zijn door de goddelijke bezieling geboren en tot stand gekomen.
Wat je thans hebt beleefd, behoorde tot de zichtbare energie, maar de onzichtbare energie beleef je op onze volgende reis.
Van het eerste ogenblik af dat er werking kwam en de bezieling het instinct werd, ga ik je duidelijk maken.
Je voelt wel wat dit betekent.
Daarna gaan wij in al die levens op aarde over en maak ik je duidelijk, hoe en waardoor het komt dat de mens daar honderden malen terugkeert en het steeds de aarde is, die dat wezen aantrekt.
Dat, mijn zoon, behoort tot de wedergeboorte, ook tot mijn vriend die wij dus op een volgende reis zullen volgen.
Eerst dan kan ik je je eigen leven en dat van mij duidelijk maken, kan ik je verklaren, waarom je deze gaven bezit, die toch tot het geestesleven behoren en waarom wij tezamen zijn en dit alles moeten beleven, dat voor de aarde, de mensheid nodig is.”
André voelde een heilige stilte in zich komen.
Wonderbaarlijk was deze reis voor hem geweest.
Hoe groot was Alcar.
Hoe ontzaglijk was het, wat hij had mogen beleven en nog was dit niet voldoende, nog meer zou hij ontvangen.
Hij vatte zijn leiders hand in de zijne en zei: „Alcar, hoe moet ik u danken.”
„Dank niet mij, doch God voor dit alles.
Maar luister, ik heb je nog meer te vertellen.
Intussen gaan wij naar je stoffelijke kleed terug, doch doen dit op rustige wijze, zodat ik je enkele dingen kan verklaren, want ik wil weten, of je mij in alles hebt begrepen.
Toen wij op de eerste graad waren, sprak ik over de voorwereldlijke diersoorten.
Het dier, dat daar werd geboren, ging in latere tijd in een reusachtig organisme over.
Ook hier op aarde, wat je reeds hebt gezien, is dit dier geweest.
Ik maakte je tevens duidelijk dat het dier duizenden overgangen moet beleven, voordat het zijn hoogste graad in zijn toestand heeft bereikt.
Ik zei, dat in één graad honderden diersoorten waren en vergeleek dit met de kat en de panter die je op aarde kent.
Maar waar het mij nu om gaat, is dit: die voordierlijke diersoorten, die wij op die planeten hebben leren kennen, zijn in het Al opgelost.
Maar niet alleen lichamelijk, doch tevens geestelijk.
Voel je dit, André?”
„Ja, Alcar.”
„Prachtig, dan ga ik verder.
Wat dus voor al die planeten is, geldt tevens voor het dierenrijk, ook dat moest oplossen, omdat uit die dieren het dier dat op aarde leeft, is geboren.
Ik zei je tevens, dat het dierenrijk dieper is dan de afstemming van de mens, ook al is die afstemming goddelijk.
Ook dat is je duidelijk, nietwaar?”
„Ik begrijp u volkomen, Alcar.”
„Het dier heeft dus in zijn toestand een graad – het stoffelijke organisme – maar het gaat in die graad in honderden overgangen over.
De duizenden vogelsoorten, en hoeveel zijn er niet op aarde, hebben zeven stoffelijke en zeven geestelijke graden.
De zevende graad nu, en hier gaat het mij om, gaat zoals wij hoger en hoger, zoals bijvoorbeeld de duif en andere soorten.
Die diersoorten vinden wij aan deze zijde terug en zijn hier in dit leven onze geestelijke vrienden.
Ook de hond en het paard kunnen wij aan deze zijde terugroepen en zij blijven bij ons, al leven zij in hun eigen wereld.
Dit nu is wonderbaarlijk.
Je ziet dus, dat het edele diersoort de hoogste stoffelijke graad bezit, anders zou het aan onze zijde niet verder kunnen gaan.
Heeft het die graad nog niet bereikt dan vinden wij daarin verschillende roofdieren en voor roofdieren is er aan deze zijde geen plaats.
Voel je dit alles, André?”
„Als ik u ook nu goed heb begrepen, Alcar, dan kan een voordierlijk monster niet in de sferen van licht leven?”
„Juist, heel goed, dat wilde ik je duidelijk maken.
Aan deze zijde, in ons leven, is alleen plaats voor de hogere diersoort, waarbij de verschillende gevleugelde soorten behoren.
Een voordierlijk monster heeft dus die lange stoffelijke en geestelijke weg afgelegd en ging in een hogere soort over, om, zoals wij, tot God terug te keren.”
„En dit is voor mens en dier, Alcar?”
„Ja, André.”
„Er komt dus een tijd, dat er tevens geen bruinzwarte mensen (zie artikel ‘Mens of ziel’ op rulof.nl) meer op aarde zijn?”
„Zeer goed, André, ook die menselijke graden, zoals ik al zei, zullen en moeten oplossen.
Het verheugt mij, dat je dit alles hebt begrepen.
Er zullen wel rassen (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) aanwezig zijn, maar de eerste zes graden zullen in de zevende graad oplossen, omdat de ziel dit beleven moet.”
„Er zullen dus, als ik u goed heb begrepen, wanneer het einde van de aarde in aantocht is, alleen hogere diersoorten en tevens geestelijke mensen op aarde leven?”
„Ook dat is heel duidelijk, André.
Eerst dan, ik zei het je reeds, is er rust en vrede op aarde en leeft de mens in een paradijs, wat de bedoeling van God is.
Toch zullen er nog miljoenen jaren voorbijgaan, voordat dit zover is.
Dat is dan het laatste beeld dat ik je van de aarde kan tonen, dan ondergaat de planeet aarde wat andere planeten reeds beleven en heeft de aarde haar taak volbracht.”
„Wat is alles machtig en toch zo natuurlijk, Alcar.”
„Dat is het, André, machtig en natuurlijk.
De diepste problemen zijn voor ons op te lossen, omdat wij het stoffelijke en geestelijke organisme kennen.
Als dit de mens kan aanvaarden, ik verzeker je, dan komt er rust en vrede op aarde.”
„Mag ik u nog een vraag stellen, Alcar?”
„Ja, André, nog is dit mogelijk.”
„Kunt u mij verklaren, Alcar, waarom een duif dat wonderbaarlijke instinct bezit?”
„Luister, André.
Een duif bezit de hoogste stoffelijke en geestelijke graad, die een diersoort uit het dierenrijk kan behalen.
In wezen is dat diertje en zijn al de diersoorten die daartoe behoren, ik heb je dat duidelijk gemaakt, verder en hoger in gevoel dan menig menselijk wezen op aarde.
Het diertje handelt naar innerlijk bezit en die gevoelens bezit de geestelijke mens die de geestelijke sferen van licht aan deze zijde heeft bereikt.
De intuïtie die dit dier bezit en waarnaar het handelt, is de telepathische graad, die ook wij bezitten.
Het diertje nu, dat op verre afstand van zijn huis wordt losgelaten, stelt zich op zijn eigen bezit in, in dit geval zijn woning en wordt onfeilbaar naar die plaats toegetrokken.
Voel je wat ik bedoel, André?”
„Ja, Alcar, nu is mij alles duidelijk.”
„Alles dus gevoel, zoals wij ons eigen hebben moeten maken.
Ook het dier is dus in die miljoenen jaren zover gekomen.
Wanneer ik mij op aarde met wie ook wil verbinden, dan zal ik dat leven, waar het zich bevindt, ontmoeten.
Ook de duif handelt zoals ik, en komt vanzelf op de plaats van bestemming aan.
Bij andere diersoorten zijn weer andere organen in de hoogste graad ontwikkeld en zij hebben dus afstemming tussen de eerste en zevende stoffelijke graad.
De vele gevleugelde diersoorten die ’s winters op aarde hun lange reis naar de warme streken aanvaarden, zijn in wezen niet anders.
Daarom, André, is het dierenrijk ingewikkelder dan dat van het menselijke wezen.
Heb je nu alles begrepen?”
„Ja, Alcar.”
„Veel heb je mogen ontvangen en daarvoor kun je onze heilige Vader dankbaar zijn.”
„Zal ik alles bewust weten, Alcar?”
„Ja, André, maar om het je in dagbewustzijn eigen te maken, dat zal je thans moeilijker zijn dan voorheen, doch ik zal je daarbij helpen, zodat je ook hier doorheen zult komen.”
Spoedig waren zij nu op de plaats aangekomen en trad André zijn woning binnen.
„Het is alles zo wonderlijk, Alcar.”
„Nu nemen wij afscheid, mijn jongen.
Spoedig kom ik je weer halen, dan keren wij terug naar al die planeten en volgen wij het zieleleven van het begin van de schepping af.
Vaarwel, André, God zegene je.”
André knielde voor zijn leider neer en dankte hem voor alles.
Dan daalde hij in zijn stofkleed af en was ook deze reis voorbij.
 
Einde Eerste Deel