Het Geestelijk-Wetenschappelijk Genootschap ‘De Eeuw van Christus’

september 1947

Artikel in het veertiendaags tijdschrift Evolutie van Stichting De Eeuw van Christus editie september 1947.

Toen André het bericht van zijn meesters ontving het Genootschap op te richten, geschiedde dit door zijn meester Alcar.
Wat wilde Gene Zijde?
Wat was de bedoeling van dit alles?
Door ‘Evolutie’ hebt gij een beeld ontvangen wat zij door aardse hulp hebben willen bereiken.
De meesters willen éénheid brengen op aarde, hoger bewustzijn, hoger weten.
Door de lezingen en de boeken zijn zij daartoe in staat.
Gij hebt dat alles kunnen volgen.
Werelden openden zich voor uw leven, uw ziel en persoonlijkheid trokken zij op tot de sferen van licht.
Zij wilden verruiming brengen in uw geest, uw contact met uw geliefden zuiveren, de occulte wetten voor uw stoffelijke en geestelijke bestaan ontleden, u zelf terugvoeren naar uw ‘Vaderhuis’, uw hemel, in het leven na de dood.
Daarvoor dient Jozef Rulof, André Dectar.
De meesters ontwikkelden dit leven; zij brachten deze ziel onder uw midden.
In stilte, gelukkige eenzaamheid, werkte het instrument van de meesters voort, boog het hoofd voor duizenden problemen, die geestelijk én stoffelijk waren, genas de zieken, bracht duizenden offers, omdat het wist, waarvoor, de ‘hemelen’ het leven hadden opgetrokken.
Wat dit alles heeft gekost, is door ons niet te beschrijven!
Tientallen boeken buiten de bestaande, de geschreven werken door hem ontvangen en onder u gebracht, zijn niet in staat dát déél van zijn leven vast te leggen; zó werd deze ziel geslagen, gemarteld, geestelijk en lichamelijk gekastijd door de leer van de meesters, waarvoor zij diende.
En toch, ‘de Jeus’ van moeder Crisje en de lange Hendrik, het kind van buiten, dat géén school, géén studie, géén stads bewustzijn had gekregen, hield zich staande, ging verder, omdat dit leven de grote liefde bezat deze arme, ongelukkige, doodgedrukte, gemartelde mensheid te dienen.

Jeus en André

Hoe de meesters zijn leven tot ontwaking hebben gebracht, dat leest u in de ‘geestelijke’ werken door André geschreven.
Doch u kreeg nu weer een ander beeld; de beschrijving van zijn jeugd, zijn geboorte, zijn zien en voelen, zijn contact met andere werelden, die niet tot de stoffelijke behoorden.
Jeus van moeder Crisje voert u tot het andere, geestelijke denken en voelen, tot de reine moederliefde, het állerhoogste contact voor uw leven op aarde én dat voor óns bestaan, het ‘leven na de dood’!
Vanaf haar jeugd heeft deze ziel het hoofd moeten buigen voor de astrale wetten, voor duizenden problemen.
Als ‘Jeus’ ziet gij deze gestalte voor de wetten van ‘Golgotha’ geplaatst, schreiende, zijn leed en smart dragende, die niet meer van deze wereld was, waarvan de grote, volwassen mens, niets begreep, doch door dit kind werden gezien, moesten worden aanvaard, omdat hogere machten en krachten zich aan deze ziel manifesteerden.
En zijn grote moeder… Crisje kende hem, haar kind, haar geluk; zij wist toen reeds: Jeus zou eens aan deze mensheid geluk brengen, zachtheid, begrijpen en overgave, daar zij dit leven in álles kon volgen, want ook zíj deelde zijn smarten!
Jeus ziet zich voor miljoenen wetten geplaatst, hij verwerkt ze, hij blijft echter een kind, een instrument, hij kán niet ten onder gaan, omdat hij ziet, dat de ‘engelen’ uit de hemelen over zijn leven waken.
De beschrijving over zijn jeugd voert u echter naar de boeken die u reeds hebt gelezen en de andere die straks zullen volgen, naar André.
Als André staat de kleine Jeus van moeder Crisje in het stadse bewustzijn, voor leugen en bedrog, haat, hartstochten en geweld, waarvan hij deel uitmaakt.
André begint aan zijn taak.
De meesters voerden dit leven tot uw denken en voelen...
‘Jeus’ II en III zullen u daarvan later overtuigen.
Onder uw midden beleeft André uw maatschappij.
Als chauffeur leert hij het menselijke bewustzijn kennen, hij peilt de mensen, hij ziet hoe het stadse leven zich openbaart; hij is één met de duivelen der hel, één met afbraak, valse schaamte, één met de verlangens van de mens zoals hij ziet en aanvaarden moet, die nimmer te verzadigen is, nóóit ophoudt te sarren en te plagen; van zijn zo ongelooflijk ínnerlijk bestaan en contact niets afweet.
Hij voelt, hij wéét het, dáár hoort hij niet thuis, dat werk is niet voor hem; ín zijn leven bevinden zich andere aspecten, daarin leeft een bovennatuurlijke kracht ín zijn innerlijk spreekt er een andere stem, die niet van deze ruige, onbarmhartige wereld is.
Als hij op de straat is, uren moet wachten op ’n ritje, dan stuurt hij zijn gevoelens en gedachten tot moeder Crisje en praat hij met haar vanuit zijn nieuwe wereld, regelrecht tot haar hart.
En Crisje stuurt tot hem haar machtige liefde en hoort Jeus haar zeggen: ‘Giij wet toch wel, mien Jeus, dak wèt wat giiij met mot make?’
‘Ja’, zendt hij tot haar terug, ‘jao, moe’der, ik wèt it.
Maor wat veur ’n lève is het.
Hak maor nooit biij ow weg gegaon, nooit nie’t wa, wat hadde wiij it goe’d!’

Ontwikkeling

De meesters zagen, dat de tranen over zijn wangen rolden.
Zij wisten hoe de ziel van Jeus gestalte kreeg in het leven van André, hun instrument, waardoor zij straks de Goddelijke wetten zouden verklaren, waardoor zij zouden spreken, omdat dit leven gereed was om zichzelf in te zetten.
Als André krijgt Jeus, Jozef Rulof … gegevens om voor zichzelf een stoffelijk bestaan op te bouwen en het is dáár, waar de meesters aan hun grootse taak beginnen.
Maar Jeus lééft én overheerst steeds in deze nieuwe persoonlijkheid die thans gestalte krijgt door hogere machten en krachten, Jeus vangt die ontzagwekkende wetten op, beleeft ze voor André en weet nu, dat hij het - gemak - zal zijn, wil deze André zijn geweldige taak kunnen afmaken.
Er ontstaan drie persoonlijkheden in één mens.
Later, André zal dat beleven en te aanvaarden hebben, zal zich een vierde persoonlijkheid openbaren en die als de eerste drie deel zal uitmaken van dit leven, om het hoofd te kunnen bieden tegen het ‘universele’ geweld van de macrokosmos, de scheppingen Gods, die André Dectar te aanvaarden en te verwerken heeft.
Het is echter in die tijd, dat André ‘Jeus én Jozef’ zal gaan overheersen.
Onfeilbaar hebben de meesters door het leven van Jeus...
een geestelijk instrument opgebouwd, dat straks de wereld zal tonen hoe God Zijn scheppingen voor al Zijn kinderen heeft geschapen.
Dectar zal André terzijde staan, maar van ál deze mogelijkheden, wetten, weet Jeus nog niets; hij ziet, dat André méér is dan hij als kind van moeder Crisje, hij slaapt in, hij zinkt terug tot het onderbewustzijn van André, hij wordt het ‘tweede ik’ van deze door Gene Zijde opgetrokken persoonlijkheid.
En André weet, indien het universele leven hem te zwaar zal zijn, vliegt hij terug, daalt hij af in het leven van Jeus, omdat nú moeder Crisje hem steunen zal, begrijpen kan, wat er van zijn leven wordt verlangd.
Wij zien vanuit ónze wereld, dat meester Alcar aan André het bericht geeft zijn garage te verlaten.
André is nu reeds bewust; Jozef Rulof zal door deze occulte persoonlijkheid genezen, de zieken helpen, maar andere gaven openbaren zich als André zich aan het leven van Jozef, Jeus, manifesteert.
Door elke occulte inwerking, het beleefde contact van Jeus, heeft meester Alcar een persoonlijkheid opgebouwd die in staat is, de berichten vanuit het leven na de dood te kunnen opvangen, diagnoses te stellen.
In Jozef leeft André, en Jozef en Jeus, leven door hem!
Zij moeten hem dienen en zullen hem moeten helpen.
André is het instrument van zijn meester, Jeus en Jozef moeten zijn stoffelijke leven vertegenwoordigen.
En nú gaat meester Alcar verder.

Jeus wordt ‘instrument’

Donkere zittingen worden er gehouden, want André moet thans losgemaakt worden van de stoffelijke wetten.
Wil meester Alcar bereiken, dat hij zijn instrument met de Goddelijke ruimten kan verbinden, dan moet de ziel van Jeus oplossen in het leven van André, waardoor hij kan werken.
Door deze donkere zittingen bereikt meester Alcar, dat André ál de trancetoestanden in handen krijgt.
Wat Jeus als kind onderging, wordt thans onder handen genomen en afgemaakt.
Er liggen gaten in de trance en die moeten worden gedicht, wil meester Alcar, dat zijn instrument een kosmische ontwikkeling bereikt, doch waardoor hij als ‘astrale persoonlijkheid’ de wetten van ál het geschapen leven verklaart.
Deze donkere zittingen schenken aan André ál de fysische en psychische gaven.
De boeken ‘Een Blik in het Hiernamaals’ vertellen u over deze zo ongelooflijke ontwikkeling.
De jaren vliegen voorbij, André ís thans het instrument van de meesters, Jeus en Jozef moeten luisteren.

‘Hoger bewustzijn’

Na deze ontwikkeling zet meester Alcar de donkere zittingen stil.
Het rumoer van velen, die deze wonderbaarlijke zittingen beleefden, is groot, als André zegt, dat zijn meester verdergaat en de geestelijke, de psychische gaven, waarvan het ‘uittreden’ de allergrootste is, wil afmaken.
De mensen, de aanzittenden roepen uit: ‘Dat begrijpen wij niet, nú staat de wereld voor je open, thans kun je miljoenen mensen overtuigen van de Goddelijke wetten.
En wat doe je?
Je smijt alles zomaar weg, je weet niet meer wat je doet.
Mijn God’… kermt men, ‘hoe is het mogelijk.’
Maar André wéét wat hij doet!
Hij trad diezelfde nacht bewust uit zijn stoffelijke wereld, zijn lichaam en toefde met zijn meester in de sferen van licht.
En daar ziet hij de meesters van zíjn meester, die aan zijn leven en persoonlijkheid gestalte gaven.
André ziet nu aan gene zijde wat men van zijn leven verlangt.
De hoogste meester, de mentor Cesarino is het, die hem visioenen toont.
André ziet, dat de wereld en de mensheid niet door fysische verschijnselen te helpen is.
Duizenden wonderen, door de occulte wetten tot stand gebracht zijn er door de jaren aan de mensheid geschonken.
Maar wat is het resultaat?
De parapsychologen komen niet verder.
Wanneer deze geleerden wonderen beleefden en zij de andere dag ontwaakten, geloofden zij zichzelf niet meer.
André ziet, dat ál de fysische wonderen zijn gesmoord, doch dat híj door die wonderen het overwicht van ál de stoffelijke stelsels had overwonnen.
Hij ziet, dat hij dóór de epileptische slaap, de laagste en diepste, waarin de ziel ál de controle óp het lichaam moet loslaten, de stoffelijke wereld, waartoe hij behoort en leeft, gestalte heeft gegeven, zodat hij hierdoor de ‘Grote Vleugelen’ heeft ontvangen.
En zó is het, ziet hij, ‘ik bén thans in de Goddelijke ruimten, ik kan door mijn meester gaan waarheen ik wil.
Eerst nú kan mijn meester de Goddelijke wijsheid op aarde brengen.’
Maar hij stuurt naar de aarde, tot ál de mensen, die deze wonderbaarlijke ontwikkeling hebben gevolgd, het volgende: ‘Jullie denken, dat ik nú verkeerd ben?
Jullie denken, dat ikzélf, dat bericht doorgeef?
Jullie dénken, dat ík thans verkéérd ben?
Maar… mijn lieve mensen, wat is voor mij nu eenvoudiger?
Je zegt het zélf, de deuren op aarde staan voor mij open.
De werelden liggen en leven in mijn hand, want ik ben in jullie ogen één van de grootste mediums op aarde.
Nú kan ik reizen van stad tot stad, de wereld overtrekken, ik kan duizenden, wellicht miljoenen mensen overtuigen van een leven na de dood.
Maar wat hebben wij moeten aanvaarden?
Zijn die miljoenen mensen door de fysische wetten, de fysische wonderen aan een ander leven begonnen?
Sensatie hebben zij beleefd, hebben zij ervan gemaakt.
Ik kán waarlijk de wereld veroveren door deze gaven, máár, als mijn meester nu eens zegt: wat wil je zonder mij beginnen?
En als ik die eer, die rijkdom, dat gereis over de aarde nu eens wilde beleven, waardoor ik schatten kan verdienen, hoe zal híj dan handelen, nú ik zie, wat de hoogste meesters met mij voor hebben, van mijn leven willen maken?
Wat is voor mij eenvoudiger, vraag ik jullie allen, ook aan u professor H. die al deze zittingen meemaakte, wat is voor mij eenvoudiger?
Ik zeg tegen jullie allen: ik sta thans voor werelden, voor ontzagwekkende gebeurtenissen, voor de hellen en de hemelen, voor de macrokosmos, voor ál de wetten en levensrechten door God voor óns mensen geschapen, die ik, luister nu goed ... als mens van de aarde, als Jeus van moeder Crisje moet overwinnen.
Ik zie, de meesters laten mij dat alles zien, dat ik voor duizenden doden sta, voor de satan, voor demonen, voor miljoenen levenswetten en levenskrachten van deze Goddelijke ruimten, die ik, als het kind van Crisje, het hoofd zal moeten bieden.
Ik zie, dat ik duizenden malen zal bezwijken.
O, mijn God, bid ik, help mij!
Ik sta voor een gigantisch leven en bewustzijn.
Híér wordt aan mij gevraagd, ‘wat wil je?’
Welke weg wilt gij bewandelen?
Die van de ‘sensatie’ of de ónze, waarvoor wij allen zijn gestorven, waarvoor wij allen ónze levens hebben ingezet?
Ik zal mijzelf duizenden malen moeten verliezen voor dit alles.
Ik zal het hoofd moeten buigen voor élke occulte wet, ik móét álles aanvaarden, wat mijn meester voor mijn leven ontvangen zal.
De hoogste meesters willen de ‘Kosmologie’ van uw leven op aarde brengen.
Ja, ik zie, en gij gelooft het nog niet, daarvoor zijt gij te arm om het te kunnen aanvaarden, ik breng door mijn leven de ‘Eeuw van Christus’ op aarde!
De hoogste meesters beginnen thans, maar dóór mij aan de nieuwe bijbel!!!
Ik weet echter, dat wat ik nu zie en mocht waarnemen straks úít mijn bewustzijn zal zijn, dat ik op aarde teruggekeerd, er niets meer van weten moet, omdat het mij nú zou breken!
Ik zou onder die berg bezwijken.
Nogmaals vraag ik u allen, wat is eenvoudiger voor mij?
Ik zie, ik ga door bezoedeling, laster, door afbraak, ellende, smart, grote vernietiging, mijn ‘ik leven’ wordt gebroken.
Ik ga door hellen van bedrog, kletspraat, afgunst, dierlijkheid, laag menselijk bewustzijn, en dát gans alléén!
Want niemand kan mij helpen.
Ik sta gans alléén voor álles!
Wat is eenvoudiger voor mij, vraag ik je weer, weelde te aanvaarden, in de grote huizen opgenomen te mogen worden, geëerd te worden, gedragen door duizenden mensen uit alle kringen van de maatschappij, geld, ander bezit; want het gaat mij en de mijnen dan wonderlijk goed, of de hellen, de smarten van satan te doorstaan, al de genoemde hatelijkheden, stoffelijke en geestelijke brandstapeling te trotseren, Christus te dienen, óf het spel voor ‘leven en dood’ door de fysische wonderen belachelijk te maken?
Wat is eenvoudiger voor mij?
Jullie weten het niet!
Ik zet de donkere zittingen, de fysische wonderen stil!
Ik volg het bevel op van mijn geliefde meester Alcar.
Ik gá door hellen, alléén, maar ik weet nu, dat miljoenen zielen mij zullen helpen dragen.
O, Crisje, wat zijn de mensen toch klein, wat weten ze nog weinig van Onze Lieve Heer af!
Hét giij dat altied gewettte?’

Fysische wonderen genezen u niet

Als André op die morgen ontwaakt, weet hij hoe te moeten handelen.
De zittingen worden stilgelegd.
Maar meester Alcar brengt hem eerst nog door een deur; een ‘dematerialisatie’ komt er tot stand bij licht; vier mensen zien het wonder geschieden en verklaren André voor een hemels wonder.
Doch de volgende dag is hij door de duivel, door satan bezeten.
Van dat machtige wonder is niets meer over; de mensen zijn er angstig voor, ze willen er niets mee te maken hebben.
‘Ziet ge’, komt er over zijn lippen, als hij aan zijn kringleden denkt, ‘moet ik daarvoor dienen?
Ik ben voor al die mensen des duivels.
Néén, duizendmaal néén, ik luister naar meester Alcar en de zijnen!
Meester Alcar begint aan de geestelijke opvoeding van André.
Zijn instrument leert de wetten van gene zijde kennen.
Bij terugkomst op aarde wordt zijn reis beschreven.
De eerste boeken komen al uit, maar zijn ontwikkeling gaat steeds verder.

Kosmisch bewustzijn

André leert nu ál de wetten van God kennen.
De eerste tien boeken bewijzen het aan uw leven.
Hellen en hemelen openen zich voor zijn persoonlijkheid.
Hij moet thans bewijzen wat hij wil!
Maar hij staat telkens wéér op, ook al vreten de occulte wetten zijn menselijke hart kapot, ook al staat hij voor de dood, voor zélfmoord en duizenden andere gevaren; hij kruipt steeds wéér, door het ‘Goddelijke oog’, het Goddelijke licht van zijn meester naar één plek op aarde, waar het álles van God, ook voor zijn leven gestorven is, Golgotha!
Hij bezwijkt elke dag minstens tienmaal, maar weet wat hem na dit afschuwelijke leven op aarde te wachten staat; hij weet wat hij door de meesters van zijn eigen leven en persoonlijkheid kan maken.
Hij gaat verder, niets houdt dit leven tegen, niets, hij dient als André, waartoe thans Dectar behoort voor het geluk, de ontwaking van deze mensheid.
Boek ná boek komt uit!
Dectar heeft zich aan zijn leven geopenbaard, het oude Egypte neemt hem op, de tempel van Isis krijgt voor zijn leven een Goddelijke persoonlijkheid; André en Dectar zien terug in het oude verleden.
Meester Alcar kan hem schenken wat hij zélf wil; de hemelen zien op zijn leven neer en André is gebleven het kind van moeder Crisje.
Van dikdoenerij, menselijke verwaandheid, eigendunk, domme ijdelheid, bleef dit leven vrij, omdat het de waarachtigheid heeft leren kennen.
Maar dit dienen is zwaar, onmenselijk eigenlijk, tóch zet hij stap voor stap, overwint hij de werelden voor het menselijke bestaan op aarde, hij maakt reizen door het universum met zijn geliefde meester Alcar, die nog steeds voor hem een vader en moeder, een zuster en broeder is, een engelenkind zal blijven.
Een hemels contact is er opgebouwd!
Als André denkt, dat hij er nu bijna is, moet hij aanvaarden, dat zijn meester eigenlijk pas begonnen is.
De macrokosmos staat voor zijn leven, de wetten van God moeten verklaard worden, de ‘Eeuw van Christus’ gaat beginnen.

Het genootschap ‘De Eeuw van Christus’

‘Mijn God, O, mijn God’, smeekt hij, ‘wat wilt gij van mijn leven?
Hij roept om Crisje, hij praat met haar vanuit de ruimte, hij staat wéér voor ’n ander bezwijken, waarvan hij de wetten en de ruimten te overwinnen heeft.
En weer maakt zijn meester hem vrij van zijn stofkleed, wéér voert men dit leven naar de allerhoogste meesters aan gene zijde, wéér buigt hij, aanvaardt hij wat men op zijn schouders wil leggen, omdat hij ziet hoe noodzakelijk het is, dat deze mensheid weet!
André gaat verder, maar de oorlog nadert.
Wij werken nu aan de ‘Volkeren der Aarde’ en … aan de ‘Kosmologie’ van uw leven.
André maakt tijdens uw laatste oorlog duizenden uittredingen voor deze boeken, voordat meester Alcar eigenlijk eerst aan de uitwerking, de waarachtige reis met zijn instrument kan beginnen.
Maar wanneer André ook daarvoor gereed is, verlaten wij, meester Alcar en André, en uw dienaar Zelanus...
de aarde om ál de Goddelijke wetten, ál de scheppingen Gods tot ontleding te brengen.
In de Kosmologie leest u over al deze heilige zaken.
Maar tijdens dit werk krijgt hij de gegevens om het ‘Genootschap de Eeuw van Christus’ op te richten.
Hij kán alles alléén niet meer aan, er is hulp nodig van anderen, willen de meesters hun leer opbouwen, willen zij de volken der aarde met hun universele levens verbinden.
Het werk vlot, wij sturen de helpers tot hem; André aanvaardt ze één voor één.
Allen hebben contact met Gene Zijde.
Allen hebben door hun vorige levens verbinding gekregen met de meesters, waarvan de inspirators aan deze zijde leven.
Elkéén krijgt een eigen taak toebedeeld.
De Tempel, de ‘Universiteit van Christus’ is het doel van de meesters; vanuit deze Tempel zullen de volken der aarde voedsel ontvangen.
André krijgt bericht, dat zijn éigen volk het is, zijn eigen landje het zal zijn, dat dit Goddelijke geschenk zal bezitten!
De verkregen stof gaat over álles, wat de aarde tot nu ontvangen heeft.
André dringt door zijn contact dieper in het leven, de occulte wetten dan er één occultist heeft bereikt.
De boeken, ‘Geestelijke Gaven’ die inmiddels werden beleefd en geschreven, tonen dat aan.
Maar nog is het niet voldoende, het Goddelijke werk, waarvoor hij staat, moet nog beleefd, ontvangen, geschreven worden.
Dát is de ‘Kosmologie’ voor uw leven!

De Kosmologie voor uw leven

De oorlog gaat voorbij, de helpers zijn verrukt over de gang van zaken.
Maar nu moet hij reeds vaststellen, dat de ‘eigen persoonlijkheidjes’ steeds overheersen.
Hij stelt vast dat al die mensen geen begrip hebben om het hoofd te buigen; hij moet aanvaarden, dat zij eerst zichzelf zoeken, voordat zij zich wíllen en kúnnen geven om zichzelf te kraken, te martelen voor dit heilige contact, voor dit ónmenselijke dienen!
Maar dát wordt verlangd van deze levens, niets voor iets, álles moeten zij van zichzelf willen inzetten, of zij vallen vroeg of laat.
Zij krijgen hun mogelijkheid, omdat aan gene zijde hun inspirators leven, die állen leerlingen zijn van meester Alcar!
Waarheen wilt gij gaan?
Wat is de bedoeling van de meesters?
Dacht gij, dat het zó moet?
Ik voorspel: eer de haan zal kraaien zult gij mij driemaal verloochenen!
De één na de ander valt!
Een enkeling blijft er over en deze begint met zijn lezingen; hij spreekt over het leven van André.
U kent dat alles.
Vanuit ónze wereld dank voor die gevoelens, die arbeid.

Amerika

Het Genootschap ‘De Eeuw van Christus’ bloeit, groeit.
Amerika wacht.
André vertrekt, de meesters willen de volken der aarde in hun hemels bewustzijn optrekken.
André legt daar zijn eerste fundamenten.
De meesters zien waarheen de ‘Eeuw van Christus’ zal gaan; maar de geestelijke inspirators hebben te aanvaarden, dat hun adepten zichzelf gaan zoeken, de zwaarte van hun leer niet langer kunnen dragen.
André ziet dat eveneens, hij weet reeds, straks sta ik alléén.
Maar hij is nu sterk en bewust, géén occulte wet kan hem breken.
De ‘macrokosmos’ heeft hij overwonnen.
De ‘Geestelijke Innerlijke Tempel’ heeft hij reeds ontvangen.
De laatste maanden van uw oorlog beleefde hij de eerste zes boeken van de Kosmologie, die 100.000 boeken omvat.
Vanzelfsprekend kunnen de meesters dat gigantische werk door zijn leven niet afmaken.
Maar wanneer u de ‘Volkeren der Aarde’ hebt gelezen, weet u, dat wij straks technische instrumenten bezitten, waardoor het wel mogelijk is de leer op aarde te brengen en ook dan door André én met hem zijn volgelingen zal worden verzorgd.
Met andere woorden zíjn taak ligt reeds vast, ook van hen, die nú hun levens durven in te zetten voor dit machtige werk.
Vanuit het leven ná de dood zal André straks, na 2000 … zijn boeken en zijn leer aan onze volgelingen dicteren!

De Universiteit van Christus

‘Dat is de ‘Universiteit van Christus’, uw en óns Genootschap, en door de meesters werd opgericht.
Dít Genootschap blijft thans in handen van André Dectar.
Wij hebben gezien en moesten aanvaarden dat géén van u in staat is om dit leven te dragen, te vertegenwoordigen, omdat gij tóch telkens weer in uw eigen gevoel terugzinkt.
Gij hebt steeds wéér eigen gedachten en gij zúlt niet zélf denken, omdat gij er niet toe in staat zijt; de occulte wetten breken u.
Gij hebt álles te aanvaarden wat de meesters u brengen!
Indien gij dat niet kunt, uw ‘waaroms’ de ruimte in slingert, het gevraag en gezoek begint, staat gij en met u de uwen die ú weer volgen voor het loskomen, het ineenzinken, dat vóór u, op kosmische kracht en gevoeligheid door André voor ál de werelden door God geschapen aanvaard werd!
Maar gij, als zijn volgelingen zijt er niet toe in staat, gij bezwijkt door uw gezoek en getwijfel, gij zijt nu niet meer te helpen!
Dát is alles, schreef ik in mijn vorig artikel, álles, maar het plaatst André voor de werkelijkheid.
Wij zeggen u, allen, die hun krachten schonken voor de opbouw van het ‘Genootschap’: bedenkt, André is het niet, die door uw leven gediend werd, deze mensheid is het!
Gij hebt uw taken in eigen handen gekregen.
Gij allen zijt opgenomen, opgetrokken in de ‘Eeuw van Christus’.
Wíj zeggen u, roepen u toe, gij hebt óngelijk; gij dient óns niet, maar úzelf!
Wíj roepen u geen halt toe, gij deed dat voor uzélf!
Wij verjagen geen mens van zijn plaats, gij doet dat zélf!
Velen gingen, gaven blijk de krachten voor dit werk niet te bezitten, velen volgden een héél andere weg.
Een éígen, maar doodlopende weg, een weg, die de ónze niet kan zijn!
En denken zij dat zij goeddoen, de reeds gelegde fundamenten door hun kleinmenselijk inzicht op te breken?
Kénnen zij André’s strijd niet, zijn hulp niet, zíjn hoofdbuigen voor hellen en hemelen, voor ál de wetten van uw leven?
Wat willen zij thans van hun levens maken?
Dachten zij, dat het Genootschap op aarde lééft?
Vanuit de allerhoogste hemelen wordt uw en óns Genootschap, de ‘Eeuw van Christus’ bestuurd.
Ook André is slechts ’n leerling, al mocht hij voor zichzelf het ‘Kosmische meesterschap’ behalen!
Nú spreken de meesters vanuit hun hemelen, hun werelden tot uw leven.
Zij tonen u aan, dat zij verdergaan, doch dóór hun instrument André Dectar.
Buigen zult gij u voor deze wetten, als kinderen zult gij dienen, óf wij kunnen u niet bereiken.
Wéét wat u te wachten staat … aan dit alles kunt gij uw ‘vorige ik’ toetsen, uw eigen wetten verklaren, máár zie Golgotha!
Eens, over ’n tijd, is dít het Genootschap dat uw wereld te vertegenwoordigen heeft, maar door de ónze!
Straks zult gij zien, dat miljoenen kinderen van God hun levens willen inzetten voor deze bron, dit contact, omdat er ‘universele eenheid’ komt op aarde, waartoe alléén de ‘Universiteit van Christus’ in staat is!
Zegt het u niets?
Wilt gij, ondanks ál de heilige contacten tóch verdergaan?
Wilt gij, mens der aarde, uw Goddelijk verkregen contact door ónwetendheid, uw menselijk denken en voelen, verbreken?
Wilt gij, de door óns gelegde contacten volgens uw aardse weten en mogelijkheden tot geestelijke ontwaking voeren?
Zo já, ga dan uw eigen weg, aanvaard echter thans, gij staat nú op eigen benen!
Aan u om van úw leven alles te maken!
Ik zeg ú, wij blijven waken, wij móéten blijven bezielen, ook ú, of gij zinkt terug vanwaar gij gekomen zijt.
Dáárheen voert gij uzelf, tot het ‘niets’ terug, tot de armoede van geest.

Wanneer het menselijke hart spreekt

Lezers van ‘Evolutie’ - wij hebben de geestelijke, evoluerende contacten voor uw levens gelegd, maar wij roepen u toe, verbreek ze niet!
Wij brachten u en de uwen tot hoger weten, wij legden de vonk Gods open en brachten het leven tot ontwaking.
Dacht gij, mens der aarde, dat wij die contacten door u zouden verliezen?
Een nieuw leven zal tot ontwaking komen, tot het dienen worden gebracht.
Anderen zullen straks, wanneer André’s stoffelijke leven eindigt, zijn taak voortzetten om deze mensheid te kunnen opvangen, totdat wij het ‘Goddelijke instrument’, het ‘directe stem-apparaat’ op aarde hebben gebracht.
Het bloed van uw bloed is het, dat de hemelen vertegenwoordigen moet.
Maar gij allen zijt één; God kent alléén ‘ZIJN’ leven!
Lét op die ontwikkeling, pás op … het eerste woord werd reeds gesproken!
Hemelse contacten brachten uw leven tot evolutie en ontwaking, maar gij zélf zijt het, die afbreekt wat door miljoenen zielen, kinderen van God opgetrokken werd, waarvoor zij hun brandstapels moesten aanvaarden!
Gij plaatst uzélf voor de ‘universele’ weegschaal, ziet nú hoe er gewogen wordt, wéét echter, wíj hebben part noch deel aan uw ondergang!
Lezers van ‘Evolutie’, Jeus van moeder Crisje is het die uw levens voor óns leven opende!
Wilt gij dit alles begrijpen, daal dan af in uw leven, ga nú dieper, volg óns; ook wij gingen naar Golgotha!
Zie naar hen, die door de hemelen werden aangeraakt.
Tháns beweegt zich de ‘wieg’ van Onze Lieve Heer, maar uzélf ligt erin!
Kent gij deze wetten?
Bloed van mijn leven, herkent gij mij?
Ziel van míjn ziel, ik ben bij u.
Ik blijf waken, ook al lééf ik aan gene zijde.
Straks zijn wij weer één.
Ook gij hebt dan uw taak volbracht.
Is het uiteindelijke niet als het begin van ons leven?
Wáár wij ook toefden, telkens weer stonden wij voor het hoofdbuigen, het aanvaarden, het begrijpen.
André leerde het u en de uwen!
Nu zegt God tegen uw leven als mens: Ga gerust verder, gij hebt ál Mijn kinderen lief, doch weet, ‘IK’ heb nog groter geluk voor u geschapen.
Daarvoor zult gij álles van uzelf moeten inzetten.
‘Maar dan zijt gij als ‘IK’ ben, ‘eeuwigdurende liefde!’
Zó werd ook mijn leven dienende, werd ook ik een leerling van de meesters …
uw meester Zelanus.