Vragen over de ziel

1 december 1946

Artikel in het veertiendaags tijdschrift Evolutie van Stichting De Eeuw van Christus editie 1 december 1946.

Hoe komt het, dat de ziel, die een nieuw stoffelijk bestaan ontvangt, zich niets van haar vorige levens herinnert?
Gij zult deze vraag zelf kunnen beantwoorden, wanneer gij eens terugkijkt in de jaren, die gij in dit leven doormaakte.
Hoe machtig veel beleefde u niet, wat maakten velen van u niet aan verschrikkingen door, hoevele indrukken poogt gij niet te vergeten om maar onder de druk er van weg te komen.
En denkt u nu eens in, dat al dat leed, al die zorgen, al die strijd ook in een volgend bestaan weer in heel hun martelende zwaarte op u zouden vallen – waar wilt ge de kracht, de moed, de frisheid en de spontaniteit vandaan halen om de moeilijkheden, die zich dan weer aanmelden, het hoofd te bieden?
Dank God ervoor, dat Hij u in Zijn wijsheid die in de meeste gevallen afschuwelijke herinneringen bespaart.
Immers, hieraan moet ge in dit verband ook nog denken: hoe beleefde ge tot nu toe uw levens?
Overtradt ge niet in de meeste Gods harmonische wetten door in moord, roof en hartstocht onder te gaan?
Gij zoudt in het nieuwe bestaan geen stap meer durven zetten, besmeurd als ge u voelde door de wandaden, die gij eens door uw onverstand beging.
Nu zult u beseffen, hoe wijs en goed het is, dat dit alles veilig in uw onderbewustzijn verzegeld ligt.
Straks, als ge in de sferen van het licht leeft, zult ge opnieuw en opnieuw in die ellende mogen afdalen om dan u zelf geheel te leren kennen.
Nu, in déze staat van uw ontwikkeling, zou het u breken!
Vanwaar komt de ziel, die een nieuw leven ontvangt?
Wanneer gij André’s boeken gelezen hebt, had gij het moeten weten.
‘De Kringloop der Ziel’, de boeken over ‘Het Ontstaan van het Heelal’ en ‘De Volkeren der Aarde’ schenken u deze wijsheid.
Het is in de ‘Wereld van het Onbewuste’, dat de ziel zich voor de nieuwe geboorte gereedmaakt.
Hier leeft zij in een stilte, die God voor haar opbouwde, en komt zij tot zichzelf.
Zij gaat, geholpen door haar Schepper, na, wat in het vorige bestaan aan goed en kwaad beleefd werd.
Hier leeft zij weer in het eerste ogenblik, dat God haar schiep en zij als embryonaal leven, als cel, haar evolutie begon.
Om haar heen zijn de miljoenen vonken van de zielen, die als zij wachten op de terugkeer naar Moeder Aarde.
Zij kunnen zich niet met elkaar verbinden, ieder beleeft een eigen wet.
Boven, achter, voor haar, in haar hoort en voelt de ziel de stem van haar Schepper, die haar toeroept: ‘Kom tot Mij, bewust in al uw eigenschappen.
Ik wacht u.
U leeft in een oneindigheid en toch in het tijdelijke, want straks gaat u opnieuw naar de werelden, waar u leven moet om Mij en uzelf beter te leren kennen.
Het gaat, zoals Ik dat heb gewild.
Gij zult graad na graad beleven, de ene wereld na de andere overwinnen en zo zult gij eens de onmetelijkheid van uw wezen leren kennen.
Werk aan uzelf, Mijn kind, opdat gij door uw verworven liefde Mij zult bezitten!’
Dan zakt alles in de ziel weg en daalt zij eindelijk als cel in de tempel van de stoffelijke moeder af om haar nieuwe bestaan, haar volgende leerschool te aanvaarden.
Heilig, heilig is dit verblijf in de ‘Wereld van het Onbewuste’, waar de ziel met haar Vader in gesprek komt en nieuwe krachten opdoet om haar komende taak te kunnen vervullen.
Hoe komt de ziel er toe een volgend bestaan op aarde te aanvaarden?
Krijgt zij daartoe opdracht en zo ja, van wie?
Dwingen bepaalde wetten haar ertoe of is het haar eigen wil?
Als ge het ‘waarom’ van de reïncarnatie kent en aanvaardt, bezit ge ook het antwoord op uw vraag.
God toch wil, dat wij, Zijn Kinderen, Hem in al Zijn graden en eigenschappen bewust vertegenwoordigen.
Dit kan onmogelijk in één leven geschieden, al is dat het armzalige, uitzichtloze geloof van talrijke dogmatische mensen.
Hij schenkt ons derhalve miljoenen levens om ons tot die verheven staat op te werken.
We stonden en staan voor een ontzaglijke opdracht, die we nochtans door de aanwezigheid van Zijn leven in ons eens vervullen zullen.
Het eigen maken van de kleinste wet kostte ons al bloed en zweet, telkens en telkens begingen we nieuwe fouten die we dan weer moesten rechtzetten, zolang tot de wet beleefd was en we rijker en bewuster verder konden gaan.
Onder de fouten die we begingen, waren ook moorden.
Deze karmische wetten roepen ons in elk geval naar de aarde terug, waar we dan de zielen, die we het leven ontnamen, een nieuw leven moeten teruggeven.
In het kort: we zullen zolang naar de aarde afdalen tot we alle graden en alle toestanden, die tot die planeet behoren, hebben overwonnen.
We hebben dus niet zelf te kiezen en ontvangen geen opdracht, we gáán, aangetrokken door de wetten, die we te beleven hebben.
Pas wanneer wij de sferen van licht als bezit in ons hebben en op honderd procent het verlangen in ons is om op aarde een taak te verrichten, die de mensheid geestelijk vooruit kan helpen, pas dán krijgt de eigen wil geldigheid van bestaan.
Nu bidden wij God om een nieuw stoflichaam en Hij schenkt het ons, wanneer ons gebed, ons verlangen volkomen bewust is.
Ge ziet uit dit alles, welk een doeltreffend gezag ons leven overheerst.
We ontvangen al of niet met onze instemming altijd juist dát, wat we voor onze evolutie naar God van node hebben!
Hoe verklaart u de overeenkomst in karakters, die zo vaak bestaat tussen kinderen, ouders en grootouders?
Deze overeenkomst kan optreden, doordat we in de meeste gevallen aangetrokken worden door zielen van onze eigen graad.
Zo is het te verklaren, dat ouders, die bijvoorbeeld aan de drank verslaafd zijn, kinderen aantrekken, die al spoedig tot hetzelfde kwaad vervallen.
Dit is niet een kwestie van erfelijkheid, want de ziel is niet, zoals het lichaam, erfelijk te besmetten.
Het is het gevolg van het feit, dat deze zielen door hun kwade instincten in de verschillende levens tot elkander werden gevoerd en in dit dierlijke contact tot fouten vervielen, die hen in volgende levens wéér bijeenbrengen, zólang tot de onderlinge schulden vereffend zijn.
Hier geldt dus het kernachtige en veelzeggende spreekwoord: soort zoekt soort!
Gij moogt hier echter, zomin als bij een andere wet, generaliseren.
Het kan bijvoorbeeld gebeuren, dat karaktervaste, brave ouders slechtgeaarde kinderen bezitten.
Nu trok de hogere graad de lagere aan.
Dit is dan het gevolg van de schuld, die deze ouders eens, in vorige levens, op zich laadden, toen zij dit wezen op de een of andere wijze te kort deden.
God schenkt ons niets, noch laat Hij zich paaien door goede bedoelingen, gebeden of beloften: zélf zullen wij door eigen kracht de fouten herstellen, die we begingen, met als winst, dat wij en het leven, aan hetwelk we goedmaken, rijper onze nieuwe taken kunnen aanvaarden!
Meester Zelanus