De Hemelen spreken

25 juli 1945

De eerste lezing van meester Alcar via zijn medium Jozef Rulof.

Hieronder is de link om door de volledige lezing (NL) te bladeren:

Hieronder vindt u de volledige tekst uit deze lezing:

Het woord, dat tot u komt, is niet van uw wereld.
Maak u gereed voor openbaringen, ge zult profetieën beleven.
Zij, die tot u spreken, komen uit naam van God, van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest tot u, d.w.z. zij weten, waarover zij spreken.
U krijgt allereerst een inleiding voor de Eeuw van Christus.
Toen de Messias op Golgotha zijn ogen sloot, had Hij nog heel veel te zeggen.
Of denkt gij dat dit niet zo is?
Hebt gij u al eens afgevraagd, wat Christus eigenlijk de mensheid wilde schenken?
Wat Hij ons had willen brengen, Hem die men heeft veracht en bezoedeld?
Waarlijk, mijn zusters en broeders, Christus had nog heel veel te zeggen, maar tussen 32- en 33-jarige leeftijd heeft men Hem vermoord.
Toen Hij terugkeerde in Zijn Koninkrijk Gods, riep Hij de engelen uit de Hemel bijeen.
Gelooft u aan engelen?
Is u geleerd, dat er waarlijk engelen zijn tussen leven en dood, of moeten wij u daarvan overtuigen?
Christus riep Zijn engelen bijeen, Zijn afgezanten, en zei: “Ge hebt gezien, ge hebt beleefd hoe men Mij op aarde heeft ontvangen.
Heb ik dat gewild?
Waarvoor heeft God mij naar de aarde gezonden?
Waarom stuurde Mijn Vader Mij vanuit het Al tot de stoffelijke mensheid?
Wist Ik van tevoren, dat men Mij zou ombrengen en wat had Ik waarlijk willen geven aan die mensheid?
Voelt ge, dat Mijn leven is vernietigd?
Had ik meer kunnen schenken dan ik tot nu toe heb gedaan?
Ga met Mij terug naar de aarde.”
Christus keerde opnieuw terug, korte tijd slechts, om zich met de apostelen te verbinden.
Hij toonde tevens de meesters uit de hemelen aan wat er gedaan zou kunnen worden voor de aardse mensheid.
En toen dat voorbij was, keerde Hij terug naar Zijn goddelijke afstemming.
Hij keerde terug in het Al om daar met de anderen uit Zijn leven het Goddelijke werk voort te zetten.
Wat nu geschiedde, geschiedde met een vast plan, een vast doel.
De apostelen kregen verbinding met een hogere wereld.
Zij hebben stemmen horen spreken; enigen kwamen tot onbewustzijn en spraken in andere talen, of zij vertegenwoordigden een hogere wijsheid en die wijsheid zouden zij aan de mensheid schenken.
Hoe het leven van de apostelen is geweest, hebt ge leren kennen.
Een voor een hebben ze hun eigen leven moeten inzetten.
Stuk voor stuk werden zij bezoedeld en gemarteld, omdat de mensheid de hogere bewustwording van Christus niet begreep.
Ook ik leefde toen op aarde en velen van u: u zult dat aanstonds, als wij aan het boek beginnen, begrijpen.
We leefden in de tijd van Christus en hebben wellicht mee Zijn leven bezoedeld.
Toen de apostelen het aardse leven vaarwel hadden gezegd, zij de hemelen binnentraden, dachten zij hun meester voor zich te zullen zien.
Zij werden opgevangen door de engelen, door kosmisch bewuste zielen, die hun vertelden, waar hun meester eigenlijk vertoefde.
Allen zonderden zich af en gingen in meditatie.
Zij voelden, dat zij toch aanstonds hun meester zouden ontmoeten.
Mijn geliefden, het woord, dat u thans van mij zult ontvangen, behoort mij niet toe, ook al beleefde ik de hoogste regionen.
Het woord van Christus, dat ik nu zal spreken, ligt vast.
Bloemen hebben het woord door hun kleur vertolkt; de hemelen verrijkten er hun schoonheid mee, het woord is bewust gemaakt voor elkeen, die de afstemming heeft om het Koninkrijk Gods in ons leven te beleven.
Al het leven, de tempels, gebouwen, bloemen, mensen, dieren, de vogels der sferen, hebben het levenslicht moeten aanvaarden door dit woord, omdat daardoor de heiligheid van het wonder zich kon manifesteren.
Toen de apostelen dit begrepen, konden zij zich overgeven op de volle honderd procent aan hun meester, want zij wilden weten.
Een onder hen was er niet: Judas.
Geen van hen vroeg naar Judas.
Ook de apostelen dachten dat Judas eeuwig was verdoemd.
Toen het grote ogenblik kwam en zij door het leven van de natuur tot eenheid kwamen, verscheen Christus aan hen.
De apostelen knielden neer en lagen aan de voeten van hun meester.
“Meester”, zei Petrus, “kunt gij mij thans vergeven?
Nu zou ik het willen uitdragen, ik zou mijn leven opnieuw willen inzetten voor uw heiligheid!”
Johannes en de anderen traden naar voren, ze konden niets uitbrengen.
Weer zei Petrus: “Als gij de Messias zijt, kunt ge mij hiervoor toch een nieuw lichaam schenken?”
Toen sprak Christus: “Hebt gij een nieuw lichaam nodig?
Wilt ge opnieuw gemarteld worden door de demonen der hel?”
Petrus zweeg een tijd.
Toen vroeg hij: “Is het mogelijk, meester, dat wij een nieuw lichaam kunnen ontvangen, dat wij opnieuw geboren kunnen worden?”
“Ga zien”, zei Christus, “verbind u met het leven in de natuur, maak u een met de ruimte, waarin ge leeft.
Voel aan wat het zeggen wil de hemelen te betreden, die door Mijn Vader zijn geschapen, maar die ge zelf hebt verdiend.”
De apostelen keken hun meester aan en vroegen bijna tegelijk:
“Kan dat?”
Christus zei: “Ik had de mensheid met leven en dood willen verbinden.
Ik had de mensheid tot de maan gevoerd, tot al de centrale stelsels van de ruimte, die door Mijn Vader zijn geschapen.
Ik, als Gods Zoon, had de mensheid van de aarde al de wettelijke macht in handen gegeven, die in Mij is, want Ik heb haar beleefd.
Ik had de mensheid in Mij opgetrokken.
Wij hadden reizen kunnen maken door de onmetelijkheid van God, ja, Ik had de mensheid de Moeder Gods willen doen leren kennen.”
De Moeder Gods, hoort gij, mijn geliefden?
De Moeder Gods waaruit God als Vader en als Moeder zich heeft kunnen manifesteren, zich heeft kunnen openbaren, waarvan gij hier op aarde nog niets weet.
Christus had de mensheid door al de levensgraden van de ruimte willen voeren en niet alleen door die voor het uitspansel, waarin gij leeft, maar ook door de hogere kosmische graden, de vierde, de vijfde, de zesde, de zevende, door het Al, die allen zijn ontstaan door de levende God, de God van al het leven.
Christus had u de eerste openbaringen willen tonen.
Hij zei tegen Zijn apostelen: “Gaf de mensheid Mij daarvoor de gelegenheid?
Heeft de mensheid Mij aanvaard, zó dat ik dit tot stand kon brengen?
Ik wilde de mensheid, de aardse mensheid, in Mijn leven optrekken en terugvoeren tot God.
Voelt ge, mijn kinderen, dat het niet mogelijk is geweest?
Kom, gaat met Mij, ik zal u de wonderen van Mijn Vader tonen.”
Mijn geliefden, broeders en zusters van deze wereld, toen mochten de apostelen vragen stellen en ze hebben vragen gesteld, tot in het oneindige toe.
Toen zij verzadigd waren en Christus hun het laatste woord geschonken had, loste Hij voor hun ogen op.
Ik ben wachtende, hoorden zij nog, toen de verschijning van Christus voor hen was heengegaan.
“Ik ben wachtende op u in de sferen van het Goddelijke Al.
Bij God de Vader en God als Moeder zullen wij elkaar terugzien, maar vertel de mensheid, dat gij het kosmisch bewustzijn hebt ontvangen, dat gij in staat zijt haar op te trekken, doch ga zien en overtuig u of het mogelijk is, en ge weet dan waarom Ik de kruisdood ben ingegaan.”
En toen sloegen de apostelen tegen de grond, zij konden niet meer, zo ontzaglijk was de macht van dit gebeuren.
Zij gingen terug naar de aarde en moesten aanvaarden, dat deze mensheid nog niet was te bereiken.
Zij keerden terug in het verleden van de mensheid en gingen graad na graad, voetstap na voetstap na, die de mensheid in de voorbije eeuwen had afgelegd.
Petrus zei tot Johannes: “Ge ziet, toen ik op aarde leefde, zag ik in de ogen van Moeder Maan en op de dag keek ik in de ogen van mijn Vader Zon, die toch, zoals wij al hebben gevoeld, moeder is.
En nu, nu wij bezig zijn om de goddelijke wetten als levensgraden en wetten te beleven, en nu wij voor ons ruimtelijk-ik staan en de onmetelijkheid van God leren kennen, zie ik hoe onbarmhartig de mensheid het leven van God heeft bezoedeld.”
De elf apostelen togen op weg naar de Maan.
Zij moesten echter nog verder, zij keerden terug tot in de eerste Goddelijke astrale openbaringen, d.w.z. in het stadium toen God nog onzichtbaar was, want wat ge nu nog in de ruimte waarneemt zijn stoffelijke openbaringen.
Toen zij de Goddelijke Openbaringen hadden beleefd en in de ruimte van God zichzelf leerden kennen, daarin het Goddelijke woord ontvingen, toen hun levens werden opgetrokken en Johannes, Petrus en de anderen zich achtereenvolgens bezield voelden, en de anderen luisterden, dachten zij waanzinnig te zijn geworden.
De apostelen van Christus dachten, dat de waanzin van de ruimte hen was overvallen, want het woord dat tot hen kwam ging verder en verder en was in geen vergelijking meer met dat wat zij op aarde hadden mogen beleven.
Wat zij op aarde hadden beleefd was kinderspel, nu leefden zij als bewuste zielen en zweefden voort in de onmetelijkheid van God, in licht en duisternis en kleur, en voelden zich desondanks klein onder de macht van het beleefde.
De woorden van de eerste kinderen van Christus, Zijn adepten, liggen nog in de ruimte vast en wij als kosmisch bewusten kunnen hen beleven en opnieuw volgen.
Ik zal mij instellen op het woord, dat Petrus tot Johannes heeft gesproken.
Johannes is bezield.
Hij staat daar als een levende God, hij beweegt zich, betast zich en denkt waanzinnig te worden: “Zie mij aan, Petrus, voel mij aan, kunt ge mij verklaren of ik één woord verkeerd zeg.
Ben ik nog steeds bij bewustzijn?
Want hoor wat ik in mij hoor spreken, het is een stem, die sterker is dan ik.
Het is, geloof ik, de stem, die deze ruimte heeft geschapen, waarvan ik deel uitmaak.
Ik hoor haar goed, want de vonk Gods spreekt in mijn leven.
Ik ga zien, dat ik ziel ben van zijn ziel, vonk van zijn vonk, leven van zijn leven.
Nu spreek dan toch!”
Johannes laat zich gaan.
Hij stelt zich open zoals ook dit leven door dat ik thans spreek en dat zich zo-even moest openstellen voor de wetten van God.
Hij gaf zich over als een klein kind, dat nog leeft onder het hart van de moeder, want het reeds geboren kind voelt en kijkt en dit geeft bewustzijn.
Johannes zinkt weg, hij zinkt in een onverklaarbare diepte.
Hij zegt: “Ik ben onmetelijk, waaraan ik nooit heb gedacht.
Petrus, zeg mij, wie mij deze genade schenkt.
Zie en voel.
De welsprekendheid van deze ruimte is in mij gekomen.
Geef mij één woord, dat Gij het zijt, àls Ge hier zijt!
Laat ons voelen en zien, zodat wij kunnen aanvaarden.
Ik wil niet meer geloven, ik wil zien en weten!
Geloof mij, als ik dit op aarde had gekend, zou ik de mensheid overtuigd hebben van uw Goddelijkheid, van de wetten, waarin wij leven en tot bewustzijn komen.
Het Goddelijke Al spreekt in mijn ziel en zal mijn hart stuwen tot het laatste ogenblik.
En dan ben ik God, ja, dàt ben ik.
Christus is het, die mij tot rust en tot denken aanspoort.
Indien ik deze hulp niet had ontvangen, Petrus, zou mijn hart hebben gebeefd van deze heilige overtuiging.
De wetten van God drukken mij neer.
Ik zal zijn zoals Hij is en ons heeft geschapen.
Ik zal zijn een kind van Hem, vonk van Zijn vonk, vuur van Zijn vuur, wet van Zijn wet.
Ik zal zijn: offervaardigheid en dienende liefde, of ik zou wegzinken in deze onmetelijkheid, waarin ik ben, en oplossen.
Ik wil deze wetten leren kennen.
Ik wil ze mij eigen maken, want ik voel, het zijn de stoffelijke openbaringen van Hem, waar­ over onze meester heeft gesproken.”
Toen Johannes goddelijk werd aangeraakt, de stilte van de onmetelijkheid in hem kwam, toen, mijn geliefden, sprak er een stem, die zei: “Voelt gij, kinderen van de levende God, dat ge zijt opgetrokken in Zijn leven, in Zijn voelen en denken, in Zijn zien, of zijt gij angstvallig om het kleine ikje dat ge bezit, te verliezen?
Weet gij wie ik ben?
Ik ben onzichtbaar voor u en toch in u.
Ik leef in de ruimte en ge ontvangt mijn woord.
Ik ben een goddelijk bewuste.”
De stem zweeg.
Petrus zei tot Johannes: “Hij is het.
Hoort ge zijn timbre?
Als Hij diep ontroerd was en met ons over de aarde ging.
Ik heb Hem zo horen spreken als Hij Zijn wonderen deed en in de tijd, dat Hij zich ging afzonderen en ons niet meer wilde zien, toen Hij zich gereedmaakte voor de kruisdood.
Daarin lag het timbre van dit ogenblik.
Zijn ziel, Zijn persoonlijkheid, Zijn goddelijkheid manifesteerden zich voor ons leven.
Dit timbre heb ik op de Calvarieberg gevoeld.
Het was niet te spreken, ik kon het niet vertolken, het was geen verdicht geluid, dat stoffelijk was en levensvatbaarheid heeft ontvangen.
Het leefde astraal en kwam in mijn ziel.
Nu weet ik het.
Ik ben vonk van Zijn vonk, leven van Zijn leven, ziel van Zijn ziel.
Laat ons verder gaan, Johannes.”
En toen, mijn geliefden, gingen zij hand in hand verder, terug tot de Vader, tot de God van al het leven, tot de God van de stoffelijke en astrale openbaringen, tot de God van de onmetelijkheid, waarin zij waren, Die hemel en aarde, zon, maan en sterren, mens, dier en plant heeft geschapen.
En toen, toen sloten zij hun ogen en werd het duister.
Petrus ging verder.
Hij verplaatste zich miljoenen jaren verder en keerde tot de aarde terug.
Er is geen einde, zegt hij, “Johannes, er is geen einde in deze ruimte te beleven.
De God van al het leven is oneindig en ik ben vonk van Zijn vonk, leven van Zijn leven, ziel van Zijn ziel.
Hadden wij dit op aarde mogen bereiken, dan zouden wij de gehele mensheid hebben mogen overtuigen en bezielen van de God als een Vader en Moeder van Liefde.”
Toen gingen zij verder tot in de moeder Gods, waarover ik vanavond niet kan spreken, want de meester, die het werk “De Volkeren der Aarde” heeft vastgelegd, heeft deze heiligheid door de meesters uit de hoogste hemelen ontvangen en zal het woord aan u doorgeven.
Petrus en de anderen keerden terug naar Moeder Maan.
Zij hadden meegemaakt, dat het universum zich ging verdichten.
Zij beleefden de astrale Goddelijke Openbaringen, die zich hebben verstoffelijkt, en eindelijk het ogenblik, dat het universum van de drie levensgraden uiteenspatte in myriaden vonken en dat ook die vonken het evolutieproces van God voortzetten.
Zij volgden zon en maan en bleven in de drie kosmische levensgraden, het uitspansel waarin u leeft en waartoe Zon, Maan en Mars behoren, die hun levensvatbaarheid hebben gekregen als levengevende lichamen, waardoor u als mens zijt geschapen.
Hoort gij?
Is er in u geweest een minderwaardigheidscomplex?
Is er in de jaren, die voorbij zijn gegaan, op uw leven geslagen en zijn er mensen daaraan ten onder gegaan, dan kan ik u verzekeren, dat gij Goden zijt, want Christus had de mensheid het godenrijk willen schenken.
Christus had de mensheid met Mozes en de eerste profeten willen verbinden.
Hij had de mensheid het kosmisch bewustzijn willen schenken, zodat de enkeling, de massa en de mensheid een hogere bewustwording hadden ontvangen.
Dat hebben de apostelen in het leven na de dood moeten aanvaarden, en toen zij daarmee gereed waren en zij de aardse wetten, de stoffelijke levensgraden, door Moeder Aarde geschapen, zich hadden eigen gemaakt, zij het vader- en moederschap voor plant, dier en mens ruimtelijk konden vaststellen en zij beleefden dat zon, maan en sterren hun toebehoorden, toen zij alle levenswetten van Moeder Aarde hadden beleefd, keerden zij tot hun hemel terug.
Christus openbaarde zich opnieuw.
Hij manifesteerde zich aan hun levens, maar intussen waren er zeven eeuwen voorbijgegaan.
Zeven eeuwen lang waren de apostelen op reis geweest, en met hen miljoenen andere zielen, om zich de wetten van God eigen te maken, om het hogere bewustzijn te verdienen door het leven te aanvaarden, te beleven, want graad na graad, wet na wet werd hun geopenbaard door de stoffelijke en astrale openbaringen, die door God als een Vader van Liefde zijn geschapen.
Toen eerst begrepen zij dat zij niets voor deze mensheid hadden kunnen doen, niets!
Maar zij begrepen nu wie tot Mozes heeft gesproken.
Zij wisten nu hoe de eerste mensheid, het eerste leven op aarde als mens, een geloof heeft ontvangen.
Zij begrepen nu de stoffelijke openbaringen op Moeder Maan en ook waarom de maan reeds stervende is.
Het universele begrip was hun geschonken, de heilige waarheid van God, de heiligste openbaringen van het zijn en niet zijn.
Zij echter konden het bewust beleven, want zij maakten deel uit van deze oneindigheid.
Zo gingen zij verder, volgden de mensheid op aarde en zagen hoe de hemelen inwerkten, hoe de hemelen bezig waren het menselijk peil op aarde op te voeren.
Zij begonnen aan hun eigen taak, beleefden de aardse mensheid, daalden af, opnieuw in het vader- en moederschap, en zagen waardoor het kind geboren werd in de moeder, hoe deze wetten zich verstoffelijkten en vergeestelijkten, die door de ziel waren beleefd, als mens, maar vanuit een embryonale toestand.
Toen zij dat hadden beleefd, keerden zij terug naar de zevende hemel in ons bestaan, van waaruit wij tot u spreken, om zich gereed te maken voor het volgende stadium, de vierde kosmische levensgraad, een planetenstelsel dat onzichtbaar is voor u en de geleerden van de aarde, maar niettemin bewust wordt beleefd door het menselijk wezen als man en vrouw, die bezig zijn terug te keren tot God en over miljoenen jaren het Al zullen bevolken om Christus dàn eerst te leren kennen.
Toen, mijn geliefden, u voelt het zeker wel, maakten miljoenen zielen zich gereed om de mensheid tot een hoger bewustwording te brengen.
De mensheid kreeg het stoffelijke bewustzijn.
Christus was op aarde vergeten, aan Hem dacht men niet meer.
Het Joodse volk leefde zich uit, voor hen zou de Messias nog komen, en de kinderen van Christus op aarde beleefden zichzelf, de heidenen overheersten op deze wereld.
De enkelen, die God hadden leren kennen, maakten zich los van de massa en zouden eens hun einde op Moeder Aarde beleven om in de astrale wereld het leven voort te zetten.
Er zijn in die jaren wonderen op aarde geboren, stoffelijke tekenen; de aardse geleerden werden bezield.
Zij stonden plotseling voor het ogenblik, dat zij niet verder konden, maar ineens wisten zij, of, zoals zij zeiden: “Ik legde mij neer en ging slapen en toen was het alsof ik droomde.
Ik werd wakker en toen had ik het beeld ontvangen van wat ik moest doen.”
Toen een groot uitvinder het licht op aarde deed geboren worden, was hij in ons leven opgetrokken en werd hij bezield door de engelen uit de hoogste sferen.
Toen sprak de hemel tot zijn persoonlijkheid.
Er is geen uitvinding in stoffelijke toestand geboren of het werd u door de astrale wereld geschonken, door de engelen van Christus.
De aardse wijsheid, vertegenwoordigd door uw Plato, Socrates, Aristoteles en vele anderen, door Boeddha, Mohammed, Ramakrishna en hen, die thans nog bij u zijn, zij zijn allen bezield door een andere sekte, door de bron, waaruit wij putten, door de orde, waaraan ook ik ben verbonden.
Wij hier hebben steen op steen gelegd om de mensheid naar een hoger stadium op te voeren, wij kregen wijsheid en schonken die aan de aardse mensheid.
Uw grote denkers gaven door wat zij voelden en bewust beleefden, maar toch kwamen zij tot nu toe nog niet tot de astrale geestelijke hoogte, en dat was ook niet mogelijk, want wie enigszins de geschiedenis kent, weet dat voor korte tijd een bewuste op de brandstapel werd gelegd om te worden vernietigd, andere kinderen van Christus moesten in de leeuwenkuil afdalen en werden een prooi voor de wilde dieren.
De mystiek aangelegden werden gekist of levend verbrand; en dat door een kerk die zei de kerk van Christus te zijn.
Christus bracht het heilig Evangelie en de liefde, de Goddelijke Liefde, en Hij moest nu aanvaarden, dat men Zijn leer niet had begrepen.
En toch, Hij is de meester die al die miljoenen zielen heeft bezield, de wetenschap heeft opgevoerd, die maakte dat de zeeën konden worden bevaren, die het bewustzijn van de mensheid heeft opgevoerd en heeft gemaakt dat steen op steen werd gelegd om die hoogste geestelijke bewustwording te verkrijgen.
Miljoenen afgezanten van Hem kregen een eigen taak toegewezen.
En ge kunt zelf nagaan hoe van Mozes af het leven op aarde is veranderd.
Er zijn technische wonderen geboren - voor wat?
Er is intuïtie geschonken - voor wie?
Welke mensen zijn het, die deze intuïtie hebben begrepen?
Het boek “De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien” wil u al deze wetten verklaren, want het is door Christus, dat wij dit boekwerk aan uw aardse mensheid mochten schenken.
Als ik dan het verleden even loslaat en mij begeef naar het huidige stadium, dan moet ik mij wel afvragen, ook al zie ik uw verhoogde persoonlijkheid en de afstemming van uw eigen leven, hoe er toch miljoenen mensen zijn geweest, die aan een God van Liefde hebben getwijfeld, hebben getwijfeld aan het Goddelijke woord!
Daarnaast hebben miljoenen zielen gebeden, dat de mensheid vrij zou mogen blijven van haat en geweld; maar niets, niets heeft geholpen.
Waarom heeft de mensheid deze ellende beleefd?
Waarom moest de mensheid door al die narigheid, door de martelingen van de demonen der hel?
Is dat noodzakelijk geweest?
Waarom kon God niet ingrijpen?
Waarom heeft God Christus niet gestuurd?
Hebt gij niet één ogenblik getwijfeld?
Is niet in u opgekomen het gevoel: wij zijn alleen gelaten?
Hoe kan God één mens de macht en kracht geven om heel de mensheid in de ellende te storten?
Toen een van hen dacht het zwarte kind in het oerwoud te kunnen vernietigen alleen om een stuk grond te bemachtigen, om “levensruimte” te bezitten, bad heel de mensheid, dat dit niet zou geschieden.
En toch, deze eenling, hij ging.
Hij brak af wàt door anderen was opgebouwd.
Hij stenigde opnieuw het leven van Christus.’
Waarom riep God hem geen halt toe?
Waar zijn de sferen van licht en de engelen, waarover Christus heeft gesproken?
Waar zijn de apostelen, die toch met ons moesten leven en zeker niet kunnen goedvinden, dat heel de mensheid vernietigd wordt?
Hoe kan God goedvinden, dat vrouwen en kinderen, ja, vooral het kind, uit het leven worden gerukt?
Hoe kan een God van Liefde dit goedvinden?
“Waarom,” zo heeft de mensheid geroepen en gebeden, “laat God ons alleen?”
Het Joodse volk keek intussen naar de wolken en vroeg zich af: Waar blijft de Messias?
Had het gelijk?
Waar leeft Caiphas?
Waar is Judas?
Waar leeft hij, die Gods kind in het gelaat heeft gespuwd en Hem vernederde?
En zijn zoon, die riep: “Kruisig Hem!” en die maakte dat die kinderen, die onbewusten, zichzelf zo konden vergeten.
Waar is Pilatus, die zijn handen heeft gewassen in onschuld?
Waar zijn die mensen, die zielen, die kinderen van God, die het hebben aangedurfd Gods Zoon bewust te vernietigen?
Mijn zusters en broeders, zij leven nog, enkelen van hen maken deel uit van de oneindigheid, levenswaarheden in de kosmos, en anderen van het leven op aarde.
Hoort gij?
Ik verbind u onmiddellijk met de wedergeboorte.
Ik moet u zeggen, dat gij als vader en moeder naar de aarde kunt terugkeren.
Indien dat niet mogelijk was geweest, leefden wij allen nog op Moeder Maan, dan waren er geen evoluties geweest in stoffelijke noch in geestelijke toestand; maar het leven van God zet het evolutieproces voort, niet alleen stoffelijk, maar ook geestelijk.
Ik zeg u: door de hemelen zult ge het kosmisch bewustzijn ontvangen.
Ge zult niet meer behoeven te geloven, maar ge zult weten.
De Eeuw van Christus neemt een aanvang.
Wat Christus u had willen vertellen, wat Christus aan de mensheid had willen schenken, brengen wij u thans; nu ontvangt ge het werkelijke weten.
Wij zullen u met Moeder Maan en Mars, met alle stelsels in de ruimte, die zijn ontstaan, verbinden.
Wij zullen nu komen en u mogen vertellen in naam van Christus, dat gij de aarde hebt geschapen, dat gij de maan hebt geschapen; wij zullen u vertellen van Mars, verder en dieper in de ruimte gaan, waarvan men op aarde nog niets weet.
Verklaar mij een waanzinnige, maar wij zullen u wet na wet ontleden, want Christus gaf ons die macht.
Het is het woord dat Hij aan de mensheid had willen geven, maar waarvoor de mensheid nog geen bewustzijn bezat.
Dat hebben de apostelen moeten aanvaarden en de engelen in de hemel mogen zien.
Nu, nu de heidenen zijn overwonnen en de volkeren van (het Huis) Israël bewust zijn geworden van het goede, nu uit de astrale werelden het woord tot u komt, verenig u, maak u een, verbind u, volkeren, en heb lief, breek af wat de demonen der hel u hebben willen schenken.
Ge zult ziende zijn.
Ge zult mogen weten wat u het leven heeft geschonken.
Ge zult nu, door de Eeuw van Christus mogen weten.
Wij zullen u terugvoeren naar Moeder Maan en daar zult ge, zoals Petrus en Johannes, moeten aanvaarden, dat waarlijk de God van al het leven, die alleen liefde is, tot Moeder Maan heeft gesproken.
Wij breken alle fundamenten af, die de ziel dwingen het omlaaghalende ik-zijn van de eigen persoonlijkheid te dienen.
Wij bouwen op, wat diep in u leeft en wat een stimulans zal zijn voor het uur voor de geestelijke en goddelijke ontwaking.
Ge zult u zelf als vader en als moeder leren kennen.
Ge zult het leven zien van uw kind als een vooreeuwse persoonlijkheid.
Wij voeren u terug tot de tempels van Ra, Re en Isis, want wij hebben de macht en de kracht in handen gekregen, die eens aan de mensheid beloofd was.
Mijn zusters en broeders, ik spreek tot uw menselijke intellectualiteit, tot uw soort, tot uw eigen woord, tot hetgeen gij van de mensheid en de aarde hebt gemaakt; en dan staan wij voor uw eigen bewustwording.
Dan staat gij voor uw persoonlijkheid.
Dan staan wij voor uw dokter, als hij zich het halt voelt toegeroepen en het hem toevertrouwde verliest ondanks zijn kunde en ervaring.
Leven en dood beslissen.
Maar een dood is er niet!
Wat gij dood noemt, is het verdergaan naar een andere wereld, naar andere ruimte van God, want gij zijt goden.
De Eeuw van Christus wil u overtuigen.
Zij wil u bezielen en schenken hetgeen Christus nog te schenken had.
De Eeuw van Christus voert u tot de onmetelijkheid van God, maar tevens tot het heilige leven, dat u als man en vrouw, vader en moeder kunt beleven, als hemel en aarde elkaar raken.
Ik wilde u verbinden met het verleden van uw leven.
Hebt gij niet gevoeld, heeft de menselijke geschiedenis u niet aangetoond, dat er altijd, altijd ingegrepen werd door de hogere machten, die toch niet werden gekend.
Als er iets op aarde geschiedde met een catastrofale betekenis voor de mensheid, dan leefde naast het kwaad ook het goede.
Maar het goede blijft onzichtbaar, het was niet aan te voelen, en toch stond er plotseling een mens op, die als een Godsgeschenk was neergedaald en tot taak had de aardse mensheid op te vangen.
Voor alle tijden heeft het leven van God tot het uwe gesproken.
Of dacht gij dat het voor de ruimte mogelijk was, dat het goede het zou moeten verliezen tegenover het kwade en het evenwicht tussen kwaad en goed onherstelbaar kan worden verbroken.
Hebt ook gij in deze tijd niet gedacht, dat het kwaad zou overwinnen?
Velen onder u hebben het moeten aanvaarden, hun geloof was niet sterk genoeg en toch - hebben de profetieën het u niet verteld?
Is er niet gezegd, dat het dier met al zijn koppen toch zou worden vernietigd?
Wij gaven dit aan het leven, waardoor wij spreken, door - ook al zouden de sprinkhanen uit het Oosten het moeten doen, dan nog zou en moest uw beul verliezen, want Christus leeft.
Wij hebben voorspeld dat gij zou hongeren en dat gij geen hout meer zou hebben om uw lijken te begraven.
Wij hebben voorzien en voorspeld hoe het eens zou gaan en schreven daarvoor het boek “De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien”.
Zegt het u niets?
Om dat te kunnen, mijn zusters en broeders, is er in de hemel een groot plan opgemaakt.
Het leven, dat ik u nu heb bezield, dat onbewust en bewust is, leefde als ziel in ons leven.
De medewerkers van ons hebben het u reeds verteld.
Maar zij, die het niet weten, kunnen aanvaarden, dat ook wij steen op steen hebben gelegd om dit leven voor zijn taak te kunnen ontwikkelen en het gereed te maken voor de massa, voor de mensheid, opdat, als het grote ogenblik zou komen, wij konden ingrijpen.
En weer, weer mijn geliefden, daalde Christus naar het nietige, kleine, slapende kind af en trok dat leven in zich op.
Een bewuste intellectualiteit kan hiervoor niet dienen, die kan zich niet geven, want dan is daar als rem het bewuste voelen van hetgeen zij zich heeft eigen gemaakt.
Hiervoor is nodig het kind, het nietige kind van Moeder Aarde; hiervoor is alleen gevoel nodig.
Wij hebben u mogen voorbereiden.
De boeken, die hij mocht ontvangen en aan u heeft doorgegeven, schenken u een beeld hoe wij hebben mogen en moeten handelen.
Wij zijn begonnen met de eenvoudigste wet te verklaren: dat er geen dood is.
Wij zijn verder gegaan en voerden ons instrument terug naar de hellen, maar daarvoor hebben wij eerst alle levensgraden in de ruimte moeten beleven.
De ziel van dit leven, deze persoonlijkheid, die voor u staat, die een stoffelijk mens is, hebben wij teruggevoerd naar zijn vele levens, die in het verleden een hogere en lagere mentaliteit hadden behaald, die is afgebroken en geklommen tot grote hoogte, maar die ook zichzelf heeft vernietigd.
Dit leven voerden wij terug tot in alle graden van de ruimte om het gevoelsleven te openen voor de machtigste wetten van God, die deel uitmaken van de stoffelijke stelsels en tot het universum of de macrokosmos behoren.
Die ziel heeft zich deze wetten mogen eigen maken, doordat zij vele tempels had beleefd.
Dit alles was te volgen, want wij in de hemel bezitten de magische krachten daartoe.
Doordat de eerste magiër voor de aarde, die wijsheid reeds aan de aarde en wel voor het bewustzijn van het oude Egypte had doorgegeven, konden wij deze ziel verbinden met leven en dood.
Er liggen duizenden levens hiervoor, toen deze ziel als mens op aarde kwam en het verlangen kreeg om meer te weten van haar God, van Zon, Maan en sterren.
Het (zielenleven als mens) begon zich af te vragen: “Waartoe is deze ruimte geschapen?
En waarom ga ik slapen?
Waarom moet ik inslapen en kan ik niet steeds wakker blijven?”
De ziel als mens zocht leven na leven naar het antwoord op deze vragen.
Toen haar kringloop was volbracht, de karmische wetten waren goedgemaakt en het oorzaak en gevolg was opgelost, kon de ziel verder gaan naar de astrale wereld.
Hoort ge?
Dit woord is niet van uw wereld.
Het zegt u dat er geen dood is.
Het zal u bewijzen, dat er ook geen verdoemenis is.
Wij zullen u de geestelijke wetenschap van de ruimte verklaren.
Toen het leven waardoor ik spreek gereed was, konden wij aan die taak beginnen.
Het kon opnieuw op aarde worden geboren.
In de moeder, in een stille omgeving werd het wakker.
Ook de boeken, waarin het ontwaken van deze ziel beschreven is, zijn doorgegeven en ge zult hen straks mogen ontvangen.
Daarna gingen wij verder, tot het ogenblik kwam, dat wij konden ingrijpen en wij het leven konden losmaken van de stoffelijke wet, het organisme.
Wij brachten de ziel tussen leven en dood.
De hellen en hemelen werden beleefd.
Wij gingen verder terug naar de Maan.
Wij beleefden op aarde de krankzinnige levensgraden, de psychopathische levensgraden om los te komen van de astrale kosmos, zodat we eindelijk de verstoffelijking van Moeder Maan voor ons zagen.
Toen werd de opgedane wijsheid vastgelegd.
Al die boeken hebt ge ontvangen.
Onze leer zegt u, dat ge u moet losmaken van uzelf, maar dat ge niettemin, indien ge dat wilt, uw kerk kunt beleven, want wij willen niet, dat iets verbreekt voor gij de nieuwe leer hebt ontvangen.
Integendeel, wij willen opbouwen en voortgaan u de hogere bewustwording te schenken.
Ik verbind u thans opnieuw met de tijden, die op aarde zijn beleefd, de tijd van Napoleon, en met de jaren 1914-1918, waarin de mensheid zo ernstig is geslagen.
Nog is het ogenblik niet gekomen, dat de hemelen kunnen spreken.
Nog is het niet zo ver, dat wij bewust kunnen ingrijpen, maar het ogenblik komt, omdat de volkeren der aarde al in die tijd naar eenheid verlangden.
Als Napoleon over Europa jaagt en waar hij komt leed en smart brengt, weten wij al, dat straks, indien deze oorlogen voorbij zijn, er een hogere bewustwording zal kunnen worden betreden.
Er zal echter nog een verantwoordelijke tijd komen.
In de hemelen is dat waargenomen.
Hoe wij dat hebben beleefd, wordt u verteld door het werk, dat u zal worden voorgedragen.
Luister dan goed.
Om u dat te kunnen schenken, ik herhaal het, moet gij aanvaarden, dat Christus u nimmer alleen gelaten heeft.
Hij heeft bewust ingewerkt om de mensheid te kunnen opvangen.
Hij heeft ingewerkt tussen leven en dood.
Hij heeft ingewerkt op uw levende hart, want Hij heeft Zijn helpers naar de aarde teruggestuurd om de mensheid te stuwen en te bezielen.
Wat gij beleven zult, mijn zusters en broeders, wordt u door Christus geschonken.
Het is thans mogelijk om de aarde en haar wetten te ontleden, om u, als mens van de aarde af met de ruimten die zijn ontstaan, te verbinden.
Het is mogelijk om met u te gaan naar de maan en vele andere planeten, die hebben gemaakt, dat Moeder Aarde zich heeft verdicht, die hebben gemaakt, dat zij kon worden overwonnen en dat gij als mens uw levensrechten als bepaalde wetten hebt mogen ontvangen.
Christus is het, Die wil spreken.
De tijd die voorbijging, de eeuwen die achter u liggen, zijn eigenlijk één toestand.
Toen Christus op Golgotha Zijn ogen sloot, en dit einde van uw laatste en meest afschuwelijke oorlog, is één gebeurtenis - met dat verschil, dat de mensheid in die tweeduizend jaar een hogere bewustwording heeft gekregen in stoffelijke toestand, wat al een enorme vooruitgang is, daar de mensheid vóór tweeduizend jaar nog in een voordierlijke graad leefde.
Wat is er al niet geschied.
Nu de volkeren der aarde tot eenheid komen en er gesproken wordt van elkaar lief te hebben, kunnen de hemelen inwerken en dat zal thans geschieden.
De werken, die wij reeds op aarde hebben gebracht, voeren u terug tot hetgeen eeuwen, eeuwen terug aan de mensheid werd geschonken.
Wat een Boeddha heeft mogen geven voor het Oosten, wat Mohammed beleefde en vele anderen, dat zal u thans in een westerse toestand worden geschonken, omdat van het Westen uit het levenslicht naar heel de mensheid zal uitstralen.
Ge zult hierdoor uw eigen volk als vonk van God leren kennen.
Ge zult beleven, dat uw kleine volk een voelhoorn is voor de mensheid en dat uw volk begenadigd is door een kosmisch bewuste.
Uw kleine volk staat bijna voor de poorten van de lichtende hemelen, waarvan andere volken zichzelf nog moeten overtuigen, ja, die ze zelfs niet willen aanvaarden.
Gij, als de hoogste soort voor deze ruimte, hebt die levensbewustwording beleefd.
Gij zult zien, dat elk woord, dat ge ontvangen zal, boven uw menselijk vermogen gaat, dat gij een taal zult horen, die niet van u is, maar toch eenvoudig en kinderlijk, opdat de levensruimte tot uw eigen gevoelsleven zal spreken.
En daartoe gaat de Eeuw van Christus met u hand in hand.
Zij voert u tot de oneindigheid van God over de aarde heen en betreedt met u de astrale hemelen.
Uw kleine volk zal deze bewijzen mogen schenken.
Ge zult het zien en beleven en dan zult ge moeten aanvaarden, dat de hemelen voor u geopend zijn.
Ge hebt niet behoeven te wanhopen, ook al is uw leven geslagen, ook al zijn velen van u gemarteld, zo erg dat het sterven volgde.
Maar ik zeg u: niet één van hen is gestorven, want een dood is er niet!
Dat heeft Christus in Zijn Heilig Evangelie al vastgelegd.
Een dood is er niet en wanneer wij straks “De Volkeren der Aarde” tot u brengen, dan zult ge beleven, dat er ook geen oorlog is geweest en dat er geen zonde is beleefd, maar dan gaan wij met u in tot het kosmisch heelal; dan betreden wij met u de wetten van God in stoffelijke en geestelijke toestand, dan gaan wij in in de waarachtigheid van Hem, Die niets anders geschapen heeft dan stoffelijke en geestelijke evolutie.
Ge zult dan beleven, dat ge goden zijt.
Ge zult beleven, dat ge als ziel uw leven hebt verstoffelijkt, maar dat ge daardoor bezig zijt het Goddelijke Al te verstoffelijken en eens die ruimte zult bevolken en bij Christus zult zijn.
Niets moet er meer in u zijn, dat zal twijfelen, want het boek “De Volkeren der Aarde”, dat u straks gegeven zal worden en waarover wij spreken, draagt in zich de onmetelijkheid van God, want het begint bij het ontstaan van de eerste Goddelijke Openbaringen en het eindigt bij het einde der aarde als de laatste ziel als mens dan Moeder Aarde heeft verlaten.
Dit beschrijvend beleven wij intussen myriaden levensdraden, niet alleen in de ruimte, doch vooral hier op aarde.
Wij beleven daardoor uw eigen levensrecht als man en vrouw en dat van uw kind.
Wij gaan door het oerwoud naar het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl).
Het verklaart u waarom er nog donkere rassoorten (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) zijn en waarom gij tot het blanke rassoort behoort.
Of denkt ge waarlijk dat God onrechtvaardig is?
Waarom heeft de een alles ontvangen en de ander niets?
Waarom is de een in staat te studeren en zich gereed te maken voor de massa, terwijl de ander in het krankzinnigengesticht wordt gestopt?
Waarom beleeft de een ellende en de ander rijkdom, zodat er wel van onrechtvaardigheid sprake moet zijn?
U voelt, wanneer wij de levenswetten van een ziel als mens gaan beleven en ontleden, komen wij tot de persoonlijkheid en het waarachtige ik van de ruimte!
Het is aan ons u één te maken met het leven.
Ge zult niet alleen het verleden zien, maar ook het huidige stadium zal verdicht worden, tot elke levensgraad wordt verklaard.
Adolf Hitler, die u niet zult hebben begrepen, zal voor u staan in zijn naakte ik.
Ge zult door hem heen zien, want het licht van de Eeuw van Christus zal hem doorstralen.
En dan, wanneer wij voor de karmische wetten van deze tijd staan, voor het ontwaken van de Drievuldigheid, hetgeen wil zeggen voor de heiligheid van God, Gods Zoon en Gods Geest, die, verpersoonlijkt door uw eigen bewustzijn, een vonk zijn van God, dan kunt ge aanvaarden, dat ondanks alles de hemelen voor u openstaan, dat ondanks alles de engelen u hebben geholpen, dat de meesters, die het leven op aarde aan Gene Zijde hebben voortgezet, u hebben opgetrokken in uw leven.
Wij, als bewusten, zullen u met uw toekomst verbinden en ge zult zien wat er is geboren, waarom er zoveel is geleden en waarom momenteel het woord gesproken kan worden.
U zult beleven, dat God tot u is afgedaald en zegt: “Zie hier, Mijn leven, heb lief, Ik ben uw vader en moeder, maar gij maakt deel uit van Mijn onmetelijkheid.
Gij zijt bezig als ziel van Mijn ziel uw leven te verstoffelijken en te vergeestelijken.
Ge zult terugkeren tot de miljoenen wetten en levensgraden, die ik voor u heb geschapen; ge zult terugkeren tot Mijn Ik-zijn, tot Mij, Die de God ben van al het leven.”
Dan gaan wij u met uw toekomstige tijd verbinden.
Wij gaan over vele levens heen en brengen u naar het Koninkrijk Gods op aarde.
Wij voeren u binnen in de Eeuw van Christus en doen de poorten open van het Koninkrijk Gods, waarover de Bijbel heeft gesproken, waarvoor vele profeten hun leven gaven en waarvoor zoveel anderen hun ziel en lichaam hebben ingezet, waardoor de ruimte is ontwaakt, waardoor het leven en uw maatschappij op aarde veranderen, waardoor gij de technische wonderen hebt gekregen en waarom de volkeren thans als kinderen van (het Huis) Israël tot eenheid willen komen.
Voelt ge, dat wij het onbegrijpelijke waarover ik spreek, dicht bij u willen brengen.
Wij zullen het verstoffelijken.
Als er mensen onder u zijn die wanhopen en niet kunnen geloven, dat het waarachtige-ik tot hen spreekt, zeg ik, dat zij zullen moeten wachten totdat zij zover zijn.
Als er onder u zijn, die de mensheid vertegenwoordigen door hun pen, zou ik tot hen willen zeggen: voel eerst aan, want er is meermalen op aarde gesproken en toch stortte later die heiligheid in.
Wij voorspellen u, dat ge nimmer een streep behoeft te zetten onder hetgeen ge van ons zult vastleggen.
Wij voorspellen u, dat ge nimmer spijt zult hebben van het woord, dat ge hebt gekregen, dat ge hebt uitgezonden.
Gij zult zien en bewust worden, want wij schenken u het kosmische ik.
Van nu af aan begint de Eeuw van Christus voor de aarde.
Als gij mij hebt gevolgd, moet het u duidelijk zijn, dat gij allen de Calvarieberg zult betreden.
Maar ook moet u duidelijk zijn, dat Christus nimmer het bewuste intellectualiteitsleven kon aanvaarden, want voor onze wereld kan alleen het kind dienen, het onschuldige kind, het waarachtige leven dat wij kunnen bespelen, omdat wij met dat leven verbonden zijn.
Ook wij zijn thans ziel van deze ziel, vonk van deze vonk, leven van dit leven.
Ik ben één met Boeddha, met Mohammed, met Ramakrishna.
Ik ben één met de Calvarieberg en ik lig neergeknield, zoals Judas het heeft moeten doen, toen hij in zijn latere levens in Jeruzalem terugkeerde.
Ik lig neergeknield aan de voeten van mijn meester.
Want ik wil dienen.
Ik wil u geven wat ik mij mocht eigen maken, wat Moeder Maan mij als embryonaal leven gaf.
Ik wil u geven wat de moederplaneet mij zond in stoffelijke toestand.
Maar ik wil u eveneens tonen hoe de hellen en de hemelen zijn ontstaan.
Mijn zusters en broeders, mijn geliefden, het doel van de Eeuw van Christus is u te verbinden met uw eigen levensgraad, u te doen ontwaken voor uw eigen Goddelijkheid.
En dat zijn miljoenen levensgraden, die ge hebt beleefd en nog beleven zult.
Wij gaan u voor.
Als wij straks aan de kosmologie van uw leven gaan beginnen en ge met ons waarlijk bewust de hemelen zult betreden, wij u voeren door de duistere werelden, de hellen, en verder gaan totdat de poorten van licht, de sferen, zich voor u openen, als ge uw vader en moeder, uw broeder, uw vrienden terugziet en ge hen tot u hoort spreken, als wij doorgaan tot aan de mentale gebieden en een ander planetenstelsel ons opvangt, moet het u duidelijk worden, dat wij u geen waanzin willen verkondigen, maar ge moet dan ruiterlijk aanvaarden en erkennen, dat de wijsheid boven het menselijk vermogen ligt en dat nog geen uwer haar heeft gekend, dat uw wijsgeer noch uw ziener deze bewustzijnsfases heeft kunnen vaststellen.
Maar voor uw leven en uw tijd is dit de eerste manifestatie.
Het stelt voor u vast, dat de Eeuw van Christus is begonnen.
Het wil voor u zijn: het eeuwige leven.
Het wil voor u zijn: het hoger gaan in de geest; het zal worden het terugkeren tot God.
Als ik u zei, dat er geen zonde is, als ik u zei, dat er geen oorlogen waren en als ik u zeg, dat er geen verdoemenis is, kunt ge mij dan aanvaarden?
Nu het leven u geslagen heeft, gelooft ge de waanzin in deze woorden te bespeuren.
Maar voelt ge dan niet, ziel van God, leven van Christus, dat het hogere bewustzijn tot u gekomen is en u allen wil doen ontwaken?
Want God schiep alleen evolutie.
God heeft zich door u willen openbaren.
Gij zijt goden.
Ge zijt nu reeds op aarde, maar op andere planeten zijn mensen, die de aarde nog moeten bereiken.
Ge zijt voortgegaan in deze oneindige kosmos; gij zijt het, die de aarde hebt verdicht.
De maan is stervend, zij gaf u de ziel voor uw leven.
Moeder Maan is ver van u weg, maar zij zal tot uw leven terugkeren, opdat ge haar zult leren kennen.
Zij zal tot u zeggen:
“Ziel van mijn ziel, leven van mijn leven, wie gaf u al deze heiligheid?
Ik zal u zeggen waardoor gij uw zintuigen hebt gekregen, waardoor uw gevoel is ontwaakt en waardoor ge mens zijt geworden.”
Gij, mijn geliefden, zult de tijdperken beleven, die achter liggen.
Wij gaan met u door de prehistorische tijdperken.
Wij gaan tevens met u vanuit de hellen naar de hemelen en laten die achter om de vierde, vijfde, zesde en zevende levensgraad te betreden.
En dan staan wij voor Hem, Wiens eeuw thans een aanvang heeft genomen.
Aan mij is de genade geschonken u met de Eeuw van Christus te verbinden.
Ik was uitvoerig en herhaalde vaak en toch, en toch gaf ik u slechts een flits van de oneindigheid van uw bestaan.
In de onmetelijkheid, waarin ge leeft, zijn myriaden levenswetten ontstaan, die ge u als mens hebt eigen gemaakt.
De Eeuw van Christus wil u zeggen, dat ge Moeder Natuur, bloemen, planten en het dier hebt geschapen.
En dan zijn er nog myriaden levenswetten, die thans nog onverklaarbaar voor u zijn en die toch uit u zijn geboren, omdat gij als levende wezens de goddelijke vonk hebt ontvangen.
Moeder-zijn betekent: ontwaking.
Het scheppend gevoel van uw leven, dat is afgedaald in het mannelijk organisme, is als de zon in de ruimte.
Ook die levenswet willen wij u verklaren, ook die levenswet zal zich voor uw bewustzijn openbaren.
Zij zal u voeren tot het Vaderhuis, waarin ge een plaats vindt om uit te rusten, maar waarna ge verder gaat om u gereed te maken voor hogere bestaanswerelden in deze ruimte, om opnieuw vader en moeder te worden.
Ik heb u verbonden, even slechts, met enkele taferelen, die wij elkaar kunnen schenken, omdat wij deze wetten hebben beleefd, die wij voor u als stof tot zichtbare manifestatie brengen, die gegeven zijn door Christus, omdat Hij vanuit het heelal tot u kwam en de Calvarieberg besteeg.
Op het ogenblik, dat Hij zou hebben gezegd: “Mijn God, mijn God, hebt ge mij verlaten?” scheurde opnieuw de ruimte uiteen en loste de duisternis op.
Ziet ge, deze levenswaarheid is opgetekend door uw sterren en planeten; deze levenswaarheid brengt het kind van u mee als het door de moeder wordt geboren.
Als de ogen opengaan en de zevende dag het levenslicht in die ogen ontwaakt, kunt ge weten, dat zon, maan en sterren tot u spreken.
Wanneer wij, mijn geliefden, zo ver zijn gekomen, zei ik u, betreden wij met u het Koninkrijk Gods op aarde.
Maar daarachter ligt het Duizendjarige aardse rijk in de geest.
Op aarde heeft men al eens een Duizendjarig Rijk willen bouwen, doch door de demonen der hel.
Nu krijgt het woord van Christus betekenis; nu zult ge Mozes voor u zien.
Ge zult er ook Caiphas en diens zoon leren kennen en hem, die heeft gewild, dat men de Christus vermoordde.
Het Joodse ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) zal moeten aanvaarden, dat de Messias al op aarde heeft geleefd.
Wij willen u schenken hetgeen wij bezitten.
Wij willen u liefhebben in de ware betekenis van het woord.
Heel ons leven willen wij u schenken, als ge kunt afwachten tot ge weet hoe de hemelen zich hebben verdicht, hoe de God van al het leven zich heeft geopenbaard, hoe het astrale leven zich heeft verstoffelijkt en hoe ge als mens van de maan af zijt gekomen, eerst dan kunt ge vragen stellen voor de verdere ontwikkeling van uw persoonlijkheid en de verdieping van uw bewustzijn.
Dan kunt ge de vraag beantwoorden, die ook Petrus en Johannes hebben gesteld: “Ben ik één met de ruimte van God, ben ik waarachtig vonk van Zijn leven, zal ik ingaan in Zijn heiligheid, in Zijn oppermacht?
Ben ik onmetelijkheid?
Zal ik eens zweven in de ruimte van Hem en gaan van zon naar maan, van planeet naar planeet?
Moet ik aanvaarden het kosmisch bewustzijn van hen, die zijn gestorven?
Is er een voortgaan en is er een dood?
Kan God mijn leven verdoemen?
Als God liefde is, waartoe heeft dan God als een God van wraak tot Mozes gesproken?
Ge zult weten, ge moet nu weten.
Ge behoeft niet meer te geloven.
Het woord, dat u geschonken zal worden, draagt voor u het uiteindelijke ik.
Ge zult het godenrijk moeten aanvaarden gelijk de sferen van licht.
Maar wij gaan door de duisternis naar het Koninkrijk Gods, door de duistere werelden van uw bestaan, de disharmonische wetten naar de harmonische werelden van God, die voor u zijn geschapen, maar die ge niet hebt begrepen.
Dat is het doel van ons leven, waarom wij thans voor u willen spreken; dàt wil Christus.
Dit is de inleiding voor het boek “De Volkeren der Aarde van Gene Zijde bezien”, en voor de Eeuw van Christus.
Deze inleiding komt niet in het eigenlijke werk voor, want wij beginnen daar onmiddellijk bij het ontstaan der mensheid.
En toch, zij, die het werk reeds hadden gelezen, vroegen aan het instrument, waardoor wij spreken, of daar niet een soort verduidelijking bij gegeven kon worden.
Mijn geliefden, dat is niet nodig.
De meester, die het werk aan u heeft doorgegeven, voert u door deze wetten.
Hij moet beginnen bij het ontstaan van de mensheid, van uw eigen leven op Moeder Maan, om u deze oorlog te kunnen verklaren, want hij moet u aantonen, dat God nimmer oorlogen heeft gevoerd.
Hij moet u aantonen, dat de meesters, de engelen, als afgezanten tot Mozes hebben gesproken en zeiden goden te zijn, wat zij ook mochten zeggen.
De meester zal het u verklaren.
En eerst dan weet ge, dat God steeds en eeuwigdurend liefde is geweest.
De verkeerde fundamenten, waarop het beeld van de mensheid is opgericht, breken wij af.
Het wordt tijd dat ge weet, dat God niet in zeven dagen de wereld en de mensheid kon scheppen.
Als wij dat hoofdstuk behandelen en er staat “de geest Gods zweefde over de wateren” dan was die geest reeds miljoenen jaren oud; en als wij komen tot het ontstaan van de hellen, dan moet ge aanvaarden, dat er nog geen leven daar aanwezig was, en dat de ziel zelf hen schiep.
Wij moeten u verklaren hoe de maan zich heeft verstoffelijkt.
Wij moeten terugkeren tot de astrale persoonlijkheid van Moeder Maan toen zij aan haar verdichtingsproces kon beginnen en Vader Zon vanuit de ruimte haar toescheen.
Wij moeten terugkeren tot het ogenblik, dat Moeder Maan stillekens haar lichaam toonde aan de scheppende kracht uit het levende universum.
En ge zult leren kennen, mijn vrienden, waarom de maan haar omwentelingen heeft moeten maken.
Ge zult leren, dat God de aarde heeft afgekoeld, omdat anders de aarde uw leven had laten verbranden.
Ik kan telkens terugkeren in de ontwikkeling van ons bestaan, uw levensgraden belevend als man en vrouw, omdat de Eeuw van Christus tot uw bewustzijn zal spreken.
Gevend wat u nodig hebt, daal ik af of trek ik mij terug.
Gevend het eigenlijke woord, de bezieling van ons bestaan, is het ogenblik voor mij aangebroken om mij terug te trekken uit dit leven, het aardse bewustzijn los te laten en mij te voegen bij hen, die gereed zijn om tot u te komen.
Ik zeg u en ik zou u willen smeken: maak u gereed voor hetgeen ge zult ontvangen.
Stel u open voor de heiligheid van uw eigen ik, maar stel u vooral open voor de ruimte, waarin ge leeft en wacht dan af of ge ons op stoffelijke, kosmische en astrale fouten kunt betrappen, of dat ge ons voor leugen en bedrog kunt stellen.
Wij willen met u bewandelen de ruimte, die door God is geschapen en waarvan uw leven deel uitmaakt.
Zachtkens en gerust, schrede voor schrede gaan wij verder en tezamen zullen we het einde van de aarde en de mensheid beleven, hetgeen niettemin nog biljoenen eeuwen zal duren.
En wilt ge de hogere bewustwording van uw innerlijke persoonlijkheid zien, dan moet ge de sferen van het licht, de hemelen, kunnen beleven, dan moeten wij graad na graad volgen en steen op steen leggen om haar in u te kunnen optrekken.
En dat zal geschieden door het boek “De Volkeren der Aarde”.
Dan gaan wij door het verleden, door het heden en de toekomst.
Wij volgen hen, die uw geliefden hebben verscheurd, maar ge komt ook tot Hem terug, Die gemarteld is en geslagen door het onbewuste ik, dat dit heeft gezocht en gewild, doordat het de tien geboden van Mozes niet heeft willen begrijpen.
Of is het niet waar, dat er staat geschreven “Ge zult niet doden”?
Heeft Christus niet gezegd: “Neemt het zwaard niet op, want ge zult erdoor vergaan?”
Geliefden der aarde, wij voeren u door de stoffelijke maatschappij.
Wij verbinden u met alle volkeren der aarde, maar vooral met het leven van (het Huis) Israël, de eigenlijke stam Mozes, die met alle andere stammen, zelfs die, welke nog niet zo ver waren, de heidenen heeft overwonnen.
Wij brengen u een geestelijke politiek, die niets meer wil zijn dan een geestelijke bewustwording.
Wij zullen u aantonen de mentaliteit van uw eigen volk en voor u alle andere volkeren der aarde ontleden en u aantonen welke afstemming zij bezitten.
Ge zult Caiphas en Judas leren kennen; ge zult weten waar zij leven en waar zij nu zijn.
Ge zult ziende zijn en ook de wetten van hun levens voor u zien.
Geve God u de kracht en het gevoel uw leven te kunnen openen.
Moge de heilige levensfluïde van Christus u omstralen; moge dit woord uw vader- en moederschap bezielen.
Moge God u schenken de bewustwording voor uw eigen persoonlijkheid.
Wij zeggen u: de hemelen zullen tot uw leven spreken; de poorten der hemelen staan voor u open.
Ge zult nu ziende zijn.
Het woord, dat u gegeven is, was niet van uw wereld.
Christus wil, dat de schaal voor het goed en het kwaad naar het goed doorslaat.
Uw doden zullen leven, uw geliefden zullen tot u terugkeren, want er is geen dood, er is alleen leven.
Alles wat in ons is willen wij voor uw leven inzetten, opdat de goddelijkheid in u ontwaakt.
Wie het eeuwig leven voelt, zal zich veilig voelen.
Ik zeg u: heb geen angst voor uw dood, want het eeuwige leven is in u.
En als u denkt dat uw “doden” ver weg zijn van u, dan bezielen zij u juist en beschermen ze u voor veel onheil.
Ziel van mijn ziel, leven van mijn leven, vonk van mijn vonk, kunt ge mij aanvaarden?
Moge de God van al het leven u zegenen!
Ik dank u.
Meester Alcar
Woensdagavond, 25 Juli 1945.