Uw Inwijding voor De Eeuw van Christus
19 augustus 1945
De eerste lezing van meester Zelanus via het medium Jozef Rulof.
Hieronder is de link om door de volledige lezing (NL) te bladeren:
Hieronder vindt u de volledige tekst uit deze lezing:
“Voordat wij aan uw inwijding voor de Eeuw van Christus beginnen, wil ik u eerst het schilderij hier naast mij verklaren, dat een symboliek van meester Jongchi is.
Wat gij ziet is een levensbokaal.
Zij stelt u voor als man en vrouw.
Dit pronkjuweel van scheppingskracht heeft meester Jongchi door het leven, doordat wij spreken, geschilderd, vanuit de weelde, die uit het lichamelijke en innerlijke leven voort stamd.
Wat ge als een bokaal ziet is uw stoffelijk organisme.
Dit lichaam, ontstaan door moeder Natuur (de bloemen), heeft zichzelf als de vonk Gods opgebouwd, het wil in harmonie zijn met de oneindigheid waarin het leeft.
Erboven ziet ge het kruis van Christus.
Dat houdt echter niet in, dat dit kruis u terugvoert tot enig dogma.
Het betekent alleen: liefde.
Dit wil zeggen: de mens staat als man en vrouw voor Golgotha.
U ziet veel kruisen in de mediamieke schilderijen, die worden ontvangen, en die kruisen willen altijd zeggen: “Ga hoger en hoger, door Jeruzalem naar Golgotha, en bestijg de Calvarieberg, tot ge staat voor het kruis van Christus, Zijn leven, Zijn waarheid, Zijn kosmische afstemming op het Goddelijk principe.
Buig dan uw hoofd, want u staat hier voor de heiligheid van de ruimte, waartoe ge behoort”.
Op de bokaal, die dus het eigenlijke organisme voor u als mens voorstelt, tekent zich de slang af, waarmee Vader Jongchi de mense1ijke persoonlijkheid zichtbaar heeft gemaakt.
Nu wil dat natuurlijk niet zeggen, dat gij slangen zijt, maar wel, dat de ziel als mens toch verscheidene karaktereigenschappen bezit, die slangachtig aandoen.
Déze innerlijke persoonlijkheid wendt zich af van het kruis en bewijst daardoor: “Ik ben nog niet gereed voor de heiligheid van Golgotha; ik wil nog niets met Golgotha te maken hebben.”
En zo is het, de ziel van dit leven kiest de duisternis; zij wil haar hoofd nog niet buigen, zij wil niet neerknielen voor de weldadige eigenschappen, die Christus ons heeft gebracht.
Zij is niet in staat om lief te hebben en daarom verdwijnt zij uit deze Goddelijke levensaura.
Wanneer u de volgende maal de tegenhanger van dit schilderij moogt bewonderen, dan zult ge zien dat de ziel als mens haar hoofd heeft gebogen en in staat is onder het kruis neer te knielen.
Dit juweel is in korte tijd geschilderd.
Ik was erbij tegenwoordig in de winter van 1944 op 1945 toen de lichamelijke ellende hoogtij vierde in deze wereld, op een middag toen het vroor dat het kraakte, en er nagenoeg geen eten was.
Toen grepen wij in.
Ik spoedde mij naar meester Jongchi en zei hem: “Werk en bid, opdat het instrument, door dat wij straks de Eeuw van Christus zullen aankondigen, deze tijd zal beleven zoals wij dat willen.
Ook hij zal geslagen worden en beven onder het juk van de heidense volken, maar geef hem iets, beleef iets door hem en leg vast dat, wat wij straks door het woord zullen vertolken.”
In drieënhalf uur schiep meester Jongchi toen dit schone en veelbetekenende schilderij.
Voelt ,gij, mijn geliefden, dat dit in het normale gebeuren voor uw kunstenaar niet mogelijk is?
En niet alleen door dit wonder van scheppingskracht kunnen wij de Eeuw van Christus aantonen en verklaren, wij zullen het ook nog doen door het schrift en het woord.
Aanstonds kom ik hierop terug.
Gij zult u afvragen wat het eigenlijk zeggen wil u op te trekken in de Eeuw van Christus?
Om dit te verklaren moet ik met u terugkeren tot het ontstaan van de eerste bezieling, want de Eeuw van Christus houdt in: gij zult opgetrokken worden naar een hogere bewustzijnsgraad.
Mijn meester heeft u dit al verklaard op de allereerste avond, toen hij u door de verschillende begrippen, door de ruimte voerde naar de eigenlijke studie, die wij op aarde willen brengen en die een universiteit betekent.
Toen de mensheid begon om van zichzelf iets te maken, ontstond het begrip voelen en denken.
De eerste bezieling ligt miljoenen jaren terug, maar van dat ogenblik af is de hogere en lagere bezieling voor u als mens ontstaan.
Er zijn voordierlijke, dierlijke, grofstoffelijke, stoffelijke en geestelijke graden ontstaan, maar wij die de wetten beleefden, kennen een kosmische bezieling en wij kennen zelfs een goddelijke bezieling.
Indien gij iets van uw bijbel hebt aanvaard, zal het u duidelijk zijn dat in de eeuwen die voorbijgingen, er door u als mens een ander bewustzijn is geschapen.
De apostelen werden bezield.
Er kwamen plotseling woorden in hen, die hen overrompelden, die zij moesten verwerken en waarmee zij soms geen raad wisten.
Ik kan u zeggen, dat verschillende van hen onder deze inspiratie zijn bezweken en het uren duurde voor zij bijkwamen en een woord konden spreken.
Zij waren er niet toe in staat, omdat zij voor die hogere bewustwording nog geopend moesten worden.
Hun gevoelsleven weigerde, het zenuwstelsel kromp ineen en liet niet door wat vanuit de zonnevlecht, het centrale zenuwstelsel, ontstond en zo door de hersenen een lange weg moest volgen, hetgeen toch bliksemsnel geschiedde; eerst dan kwam het woord over hun lippen, meestal echter verfomfaaid, zodat de andere apostelen het niet konden begrijpen.
En dan kregen zij twist onder elkaar en zeiden: “Wat gij spreekt, raakt kant noch wal.
Wat gij te zeggen hebt, is een gevoelsuiting, die tot deze wereld behoort, tot dit aardse leven.
Hoe kan onze meester zo gesproken hebben?”
Wij verzekeren u, dat het toch méésters waren, die vanuit de astrale wereld naar de aarde kwamen om deze levens op te trekken, daar Christus wilde, dat Zijn woord over de aarde werd verspreid, geheel naar de bedoeling van Zijn Goddelijke zending.
Wanneer ik terugga, mijn geliefden, in de studie van uw volk en die van de gehele mensheid, dan komen wij terug in het ogenblik, dat de eerste zielen als mens hun kringloop op aarde hadden volbracht.
Ik heb u er reeds over verteld, dat de ziel als mens in de astrale wereld kwam en de ruimte ging verkennen.
Enkelen van hen kregen contact met de aardse persoonlijkheid en zij concludeerden: “Er zijn mensen zoals wij, zij bezitten licht en wanneer ik dat licht wil beleven, moet ik afdalen in hun ziel.
Ik daal diep in dit wezen af en als ik dan terugkeer tot het dagbewuste ik, overheers ik het leven.
Eerst dan kijk ik door hun ogen.
Ik kan dan mijn honger stillen en mijn dorst lessen als ik dat wil.”
Er geschiedde nog veel meer.
Toen deze mensen het aardse leven volkomen in bezit hadden genomen, ontstond de dierlijke en voordierlijke bezieling.
Door hen beleefde de aardse persoonlijkheid hartstocht en geweld.
Zo konden er door hen kinderen ontstaan.
Dit is een van de zeven graden voor de bezieling.
In deze tijd, ik herhaal het, leefde de menselijke persoonlijkheid in de voordierlijke en dierlijke afstemming.
Zij moest voor de hogere inspiratie nog ontwaken.
Ge voelt het zeker en ge zult het met mij en de wetten van God eens zijn, dat wij als mens in de prehistorische tijdperken van een hoger leven en bewustzijn niets afwisten.
Maar nu is er in de loop der tijd niets in uw leven, in uw denken en voelen veranderd?
Ge zult u toch niet meer vergelijken met een wezen uit het prehistorische tijdperk - en toch hebt gij als mensen van deze wereld in die tijd geleefd!
Als wij eenmaal zover zijn en aan de kosmologie van uw leven kunnen beginnen, dan krijgt ge wet na wet verklaard, voeren wij u terug naar deze stelsels.
Ge zult uzelf dan terugzien in die tijd; dit door de evolutie, waarop Gods heilige schepping is gebouwd.
Weinige eeuwen terug leefde de mensheid nog in het oerwoud in holen en krotten.
Zij maakte zich daar echter goeddeels van los.
Elke dag ontspruiten nieuwe gedachten, die zich openbaren vanuit uw menselijk bestaan, uw menselijke ziel, elk ogenblik beleeft ge nieuwe wonderen, de openbaringen voor uw eigen zijn.
Maar dit alles bracht u niet naar de hogere stadia.
Alles volgend moeten wij aanvaarden, dat vanuit een ander bestaan, uit de astrale wereld, wezens naar de aarde terugkeren om u voor die hogere bewustwording te bezielen.
Hun eerste werk was, de mensheid een beter bestaan te schenken.
De holen en krotten vervielen, er kwamen steden; er werd handelgedreven, de mens beploegde het land, hij kweekte vruchtbomen aan, de wildernis werd door het leven als ziel, door de stoffelijke persoonlijkheid gevormd.
Ik wijs u erop, dat het merendeel van deze mensen dierlijk leefde.
Het is mijn doel deze bewustzijnsfases te volgen.
Ik moet echter uiterst beknopt zijn, want als u weet dat ik daar wel tien avonden voor nodig heb, hoe zou ik dit dan in één morgen kunnen doen?
De hoogste rassoort op aarde (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) stond onmiddellijk ingesteld op de wetten van de astrale kosmos.
Op die massa werd ingewerkt van onze wereld uit.
De lagere levensgraden waren niet te bereiken.
Toch spreekt het vanzelf dat de meesters van deze zijde, die deze taak in handen namen, omdat zij voelden dat zij op die wijze het mensdom een hoger bewustzijn konden schenken, bewust en innig bezield aan hun moeilijke werk begonnen en met een voortvarendheid, die thans nog tussen hemel en aarde, tussen leven en dood aanwezig is.
De hoogste rassoort (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) werd bezield.
En nu zien wij miljoenen aardse mensen veranderen.
Ik vertelde u reeds op een van onze avonden, dat er mensen opstonden, die zeiden:
“Er is een God!”
En onmiddellijk werden deze zielen afgemaakt, want zij werden niet begrepen; zij werden als waanzinnigen beschouwd.
Men oordeelde dat deze zielen onrust stookten; zij werden voor abnormaal aangezien.
Ik ga verder en nu kom ik tot de occulte werkelijkheid voor deze rassoort (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), die de fundamenten heeft gelegd voor uw eigen tijd.
Dat was in het oude China.
U voelt zeker dat toen de mensheid zo ver kwam, dat de enkeling zich ging afzonderen en meer wilde weten van de ruimte waarin hij leefde.
Die enkeling ging vragen stellen: “Waartoe leef ik eigenlijk?
Waarom heb ik dit leven ontvangen?
En waarom moet ik slapen?
Dit is toch eigenlijk tijdverlies.
Altijd weer slaap ik in en wat geschiedt er als ik dit doe?”
Een van hen, een monnik, een priester, die de eerste magische wetten voor de mensheid heeft beleefd, ontwaakte voor een hogere bewustwording.
De man zonderde zich af, sloot zich op, eerst bij daglicht, later in het duister.
Hij legde zich neer in een hoekje van zijn kleine kerker en stelde zichzelf vragen.
“Waarom moet ik slapen?”
Wij kunnen u, nu wij bewust zijn en leven in de oneindigheid van God, zeggen: Wanneer er geen slaap was - luistert u goed, mijn zusters en broeders, luistert naar het woord, naar de wetten, die wij u willen verklaren, - wanneer er geen slaap was, was er ook geen hiernamaals en bezat u ook geen eeuwig leven!
De menselijke slaap is kosmisch en goddelijk diep.
Wanneer wij u later deze studie zullen verklaren, opdat gij uw kosmisch bewustzijn kunt bereiken, dan moeten wij door de menselijke slaap en alleen die verbindt ons met het stoffelijke en astrale, maar bovenal met het goddelijke, onzichtbare heelal.
Voelt ge, de menselijke slaap kent men niet op aarde.
De wetenschap is nog niet zo ver, dat zij de diepte van uw slaap kan peilen, en dit omdat hij u verbindt met leven en dood, omdat hij is en wil zijn een openbaring, een verzameling van krachten.
De slaap voert u tot uw onderbewustzijn, het diepe-ik van uzelf, waarin al uw levens verborgen liggen en waarin al uw denken een plaats heeft gevonden.
Merkt ge niet iedere dag dat de dingen die zich in u opgestapeld hebben, de drang in u doen opkomen te gaan slapen?
Dit is van grote betekenis.
Wanneer er geen slaap was, zoudt ge reeds binnen enkele weken instorten.
Dan drukten u het dagbewuste ik, de opgedane indrukken en ervaringen zó ontzagwekkend, dat de persoonlijkheid tenslotte moet bezwijken.
En toch, niet één, maar dan ook niet één kleine gedachte wordt u ontnomen of verliest ge.
Alles, àlles wat ge denkt en voelt, alles wat ge in daden en reageren hebt omgezet, zinkt terug in een diepe slaap.
En deze priester dan begon te denken: “Hoe kom ik van die slaap af?”
Hij concentreerde zich op de lichamelijke krachten en begreep toen, hoe de wetten van de slaap zich als het dagbewuste-ik openbaren.
Toen hij zijn hand uitstak en zich erop concentreerde, voelde hij dat het leven van die hand onverwachts in een ander stadium was teruggedreven.
Hij voelde, dat hij beter kon denken.
“Waardoor krijg ik deze gevoelens ineens?” vroeg hij zich af.
Want onmiddellijk stonden zijn stoffelijke stelsels strak en toen hij dit concentreren doorvoerde, liep de hand zelfs blauw aan: hij had er nu het leven aan ontnomen.
Op ditzelfde ogenblik openbaarde zich weer iets nieuws aan hem.
Hij heft zijn concentratie op en dan komt er weer beweging in zijn hand.
Deze man wordt bezield en nu reeds ontstaat de hogere bezieling, de hogere bewustwording voor de mens.
De dierlijke graad was reeds overschreden, dit denken en voelen voerde hem naar een heel andere wereld, een, die men op aarde nog niet kende.
Hij komt zo ver, dat hij het leven in zijn linkerarm tot aan zijn elleboog kan laten verdwijnen, zodat dit gedeelte niet meer functioneert.
“Merkwaardig is dit alles”, denkt hij.
“Hoe kom ik hier ineens toe?
Ik kan vaststellen, dat ik geen onwaarschijnlijkheden beleef.
Ik kan mij oriënteren.
Daar ligt mijn hand, daar mijn arm, het leven is er echter uit!”
Hij komt ook zo ver, dat hij zijn rechterarm van het eigenlijke leven kan ontdoen.
Als hij doorgaat en zijn rechterbeen wil ontlasten van de innerlijke krachten, dan voelt hij hoe de bloedsomloop zichzelf regelt en zo die stelsels in het leven houdt.
Als hij zijn rechterbeen optrekt, kan hij zich niet meer bewegen.
Nu ligt hij daar als verlamd en gaat hij zoeken naar het innerlijke been, de innerlijke arm; hij wil weten of zij hun bestaanskracht niet hebben verloren.
“Denken wil ik, denken en denken.
En ik moet natuurlijk denken, want de realiteit hiervan zie ik, ik voel dit wonder!”
Hij gaat voort en trekt nu het innerlijke been hoger en hoger op.
Plotseling krijgt hij hevige dorst, zó dat zijn lippen van droogte opengaan.
Ook heeft hij honger.
“Wat is dit?
Welk wonder beleef ik nu weer?”
Bliksemsnel laat hij dit gevoelsstadium los en zie, langzaam bewegen de benen zich weer, de hand kan hij heen en weer brengen.
Met al deze ervaringen groeit er het ware menselijke denken.
“Waardoor kreeg ik honger?
Wat heeft die dorst te betekenen?”
Hij stelt vast, dat hij in de tijd, gedurende welke hij bezig was, honger noch dorst heeft gevoeld.
“Merkwaardig!
Ik ben dus toch op de goeden weg.
Maar,” hij kijkt om zich heen, “ik voel iets.
Wat kan dat zijn?”
Hij constateert dat het innerlijk leven van zijn armen en benen de stoffelijke vorm heeft behouden en voortbestaat, zichtbaar is en leeft!
Hij voert hen door zijn concentratievermogen het dagbewuste ik door.
Hij ziet hen in de ruimte.
Wanneer hij aan hen denkt, bewegen ze reeds, gebaren en stappen ze.
Hij ziet met voldoening, dat hij iets van zichzelf in een andere, maar onbekende wereld heeft opgetrokken!
Tot zover komt hij; hij voelt zich thans vermoeid.
Hij verlaat zijn donker verblijf en vliegt naar de anderen om hun het heuglijke nieuws, de wonderen die hij heeft beleefd, te vertellen.
Voelt ge, dat op dit ogenblik een kleine tempel van mensen is ontstaan door aardse wezens, die de occulte wetenschap beleven?
Dit was de eerste magiër die op aarde heeft geleefd.
In mijn boek “Geestelijke Gaven” heb ik zijn leven en zijn ervaringen en de menselijke slaap, waardoor dit alles mogelijk is, voor u ontleed.
Ik flits deze morgen dus door alles heen om u enkele wetten en feiten te verklaren.
Hij keert terug, zondert zich opnieuw af en bereikt, dat hij zijn gehele stelsel naar die andere wereld kan brengen en doen leven.
Maar dan komt hij voor de opgave te staan, zijn hoofd over te brengen.
Als dit bereikt is, voelt hij, zal hij met zijn innerlijke lichaam in die andere niet-stoffelijke wereld kunnen leven, handelen en denken.
Hij zal los zijn van de stof en er toch mee verbonden zijn!
Maar dit was niet zo eenvoudig.
“Want,” zo zei hij in zichzelf, “als ik denk, dan voel ik dat ik zal inslapen; als ik hier denk en daar denk dan moet ik een kloof overbruggen.
Door mijzelf, door mijn denken en voelen kom ik in die andere wereld.
“Maar nu dit …”
En als hij zich nu laat gaan, zinkt hij in slaap, nog dieper gaat hij, hij staat dan op de drempel van de vierde en vijfde graad.
In die toestand zijt gij als mens onbewust van hetgeen er rondom u geschiedt, dan weet ge niet meer dat ge leeft.
Maar deze magiër bleef bewust, anders zou hij verloren zijn geweest.
Hij stelt zich nu opnieuw in op het tweede ik, de splitsing van de persoonlijkheid.
Voelt u dit?
Elke ingewijde, elke yogi en elke magiër en fakir is in staat deze wetten voor u te ontleden, hoewel ook zij de astrale hoogte - waarover ik u aanstonds zal vertellen - niet kennen.
Wie het Oosten kent, wie de tempels heeft bezocht, nu van zijn eigen bewustzijn uit, moet aanvaarden, dat er miljoenen zielen in Egypte, in Brits-Indië, Tibet, noem maar op, onnoemelijk veel hebben ingezet voor de occulte wetten en de waarachtigheid hebben moeten aanvaarden en er toch niet alles van hebben begrepen!
Uw professoren, die erheen reisden in de hoop er het antwoord te vinden, zijn teleurgesteld en ontmoedigd teruggekeerd.
Zij begrijpen de machten en krachten niet, waarin wij leven, die bestaan en niet weg te praten zijn.
Wij echter zullen het u en hun verklaren, dan zult ge ook weten, dat het heel niet vreemd is.
Het is dus niet zo vreemd, dat de magiër zich - zoals ik u vertelde - een tweede persoonlijkheid moest opbouwen voor de wereld, die hij niet kende en waarin wij nu leven.
De magiër dan was buiten zijn lichaam, wandelde wat heen en weer, ging iets verder van zijn eigenlijke stofkleed af en voelde zich gelukkig.
Het zegt hem, dat er meer is dan dit aardse leven.
“Hierin leef ik, ik kan denken en voelen, want ik was het, die het tweede ik optrok.”
Maar dan komt het ogenblik, dat hij voor deze ervaring betalen moet.
Als hij even zijn concentratie op zijn stoffelijke stelsels vergeet, zweeft er een demonische kracht in zijn organisme, ,dat als dood terneerlag.
Deze kracht, een ziel uit de hellesferen, neemt er bezit van, zodat hij zelf er niet meer in terugkeren kan.
Wie dit alles voelt, begrijpt dat op dit ogenblik de bewuste krankzinnigheid is ontstaan.
Deze occulte wetten voeren u ook naar de krankzinnigheidsgraden.
De mens moet er doorheen, hij moet deze wetten kennen en beheersen, dan kan de hoogste bezieling intreden, zoals die nu nog op aarde werkt en die door de Eeuw van Christus het menselijke wezen tot het ruimtelijke ik van God zal terugvoeren.
Het stoffelijk organisme van de magiër wordt nu door de demon bestuurd.
De leerlingen begrijpen niets van zijn wild gedrag.
Wat bezielt hun meester?
Hij staat voor hen en zegt: “Wat wilt ge van mij?
Ik wil leven; ik heb dorst en honger; geeft mij te eten.”
Zij brengen het hem.
Dan vraagt hij: “Waar zijn de vrouwtjes?
Zijn er hier prinsessen?”
“Maar meester, wilt ge terug in de voordierlijke afstemming?
Hebben wij dáárvoor gebeden en gewerkt om de wetten, die voor dit menselijke leven geschapen zijn, te leren kennen?
Wat wilt ge?”
De meester gaat heen.
Zij kennen hem niet meer terug.
Een andere persoonlijkheid is het, die door zijn lichaam spreekt en handelt.
Wat later, mijn geliefden, komt er voor de mensheid een ander bewustzijn, vertegenwoordigd door de wijsgeren.
Onder de hoogste rassoorten (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) leven verschillende graden van zielen.
De een zoekt de voordierlijke graad of de dierlijke, de grofstoffelijke, maar er zijn ook mensen onder die tot een hoger bewustzijn willen geraken en tot vragen komen als: “Wie of wat in mij komt tot een handeling?
Wie tot willen?
Als ik wandel en ik kom iets tegen dat ik mooi vind, wie in mij vindt dit dan mooi?
Ben ik dit?
Maar wat is dit voor een kracht?”
Door hun vorsen later openbaart zich voor de stoffelijke mensheid een wijsgerig stelsel, waardoor de mensheid een hogere bewustwording verkrijgt.
Socrates, Plato, Aristoteles, om niet eens van de ouderen uit de voorstadia te spreken, gaven de mensheid het hogere denken en voelen.
Wanneer wij straks aan deze studie beginnen, dan is het onze medewerker Mr. Sandberg, die u zal inleiden in deze wijsgerige stelsels.
Hij wil u duidelijk maken, dat de ziel een persoonlijkheid is, want hij kan dit door de boeken, welke meester Alcar aan de mensheid schonk.
Dit is mogelijk, doordat de vierde dimensionale toestand voor u openligt, ook voor hem, omdat hij een ernstig denkend en voelend mens is en voor eeuwen terug de wetten van een Aristoteles, Plato en Socrates heeft gevolgd.
In die tijd heeft hij zijn studie niet kunnen afmaken, zo min als Dectar dit heeft kunnen doen in Egypte, waar hij leefde als een vleugellamme priester.
Toen was het Venry, die de Grote Vleugelen bezat.
Nu is hij het en dat zullen wij u verklaren en bewijzen, want de leer die op aarde geboren zal worden, overheerst al de stelsels die tot nu toe door het menselijk wezen zijn ontstaan.
Met de andere medewerker, die wij hebben - Leo Uittenbogaard -, schrijven en spreken wij voor de Eeuw van Christus.
Wij en zij zullen u overtuigen van de waarheden, die in de eeuwen tussen leven en dood zijn geopenbaard.
Mr. Sandberg voert u dus terug tot de wijsgerige stelsels van Socrates en vele anderen en zo tot de astrale wijsheid.
U zult zijn boeken ontvangen.
Leo Uittenbogaard voert u door zijn romans tot de kosmologie, tot ons.
En indien gij de wetten wilt aanvaarden, hun lezingen kunt beluisteren, dan verzekeren wij u, dat wij van u kosmisch bewusten zullen maken, dat wij in vijf jaar tijds van u zullen maken mensen, die gereed zijn om het Koninkrijk Gods bewust te bezitten.
Gij zult dan geen angst meer hebben voor uw dood, integendeel, gij zult ziende zijn en welvoelend, gereed om de heiligheid van Christus in u op te nemen.
De wijsgeren zijn het dus, die het menselijk wezen, dat deel uitmaakte van de hoogste rassoort (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), naar een hoger begrip voerde en hun levens daarvoor inzetten.
Hoe werden zij ervoor beloond?
Socrates moest er de gifbeker voor aanvaarden.
En wanneer wij verder gaan en tot het leven van Christus komen, Hem en de apostelen voor ons zien, dan staan wij meteen opnieuw voor wanbegrip en marteling.
De hoogste bezieling werd nog steeds niet begrepen.
En in al die volgende eeuwen is dat hetzelfde gebleven; in al die eeuwen heeft de lagere rassoort (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) de hogere gekraakt.
De lagere bezieling maakte de hogere bewustwording af.
De lagere instincten wierpen zich woedend op de stelsels, die door God, door de liefde van Zijn bestaan, in de ruimtelijke diepte van de kosmos zijn opgetrokken.
D.w.z. de Godsvonk zou ontwaken, de Goddelijke vonk, die de ziel als mens in zich draagt, was te allen tijde te bereiken, maar het leven op aarde moest zelf fundamenten leggen; de mens wordt geen voetstap geschonken.
God gaf ons alles, maar wij als mens moeten de Goddelijke wetten leren kennen en beleven om haar ons zo eigen te maken.
Een voorbeeld van die strijd geven de wijsgeren te zien.
Velen van hen zagen zich hun leven ontnomen.
Door hun strijd hebben zij echter mee de fundamenten gelegd voor de hogere bewustwording van de mensheid.
Na de wijsgeren komen de bewust bezielde mensen, die als Mozes gingen waarnemen en zien en die direct stonden ingesteld op het stoffelijke en het goddelijke gebeuren, het gebeuren van de ruimte.
Langzaamaan zien wij dat de mensheid naar een hoger stadium wordt opgetrokken.
Eeuw na eeuw schept nieuw leven, geeft nieuwe harmonie, voelen en denken, begrijpen.
Iets dat vandaag is geschapen, wordt morgen weer veranderd.
De mens voelt en ziet dat er meer te maken is van het aardse bestaan.
Het leven op aarde moet verfraaid worden, zoals ook moeder Aarde dat doet.
Want moeder Aarde gaat verder om het juweel van scheppingskracht, de mens, te voltooien.
En naarmate het lichaam mooier en schoner wordt, verandert ook het innerlijke leven van de mens.
Hoe verging het intussen de magiër?
De demon in zijn lichaam leeft zich uit en hij, door het fluïdekoord ermee verbonden, moet mee.
Hij zint op middelen dit gedwongen samenzijn te verbreken en los te komen van deze satanische invloed.
Toen zij een wandeling maakten in de natuur, voelde hij dat er water in zijn omgeving was.
“Nu moet ik zo ver komen, dat ik een sprong kan maken,” overlegt hij, “dan zal mijn leven zich van deze demon splitsen.
Wel verdrink ik, maar ik zal dan loskomen van deze wereld.”
Hij flitst plotseling door tot het dagbewuste-ik, hij kijkt door de tralies van zijn huis en ziet het water.
Hij neemt een sprong en hoort een geweldig gebrul, want het dier-mens in hem voelt dat het feest eindigt.
Het fluïdekoord breekt, het stoflichaam is dood en zonder bezieling.
Maar de magiër is vrij.
In de astrale wereld valt hij in slaap.
De wereld van het onbewuste trekt deze ziel aan.
Na korte tijd beleeft hij de wedergeboorte.
Hem wordt een nieuw leven geschonken.
Hij komt terug op aarde.
De ziel ontwaakt daar.
Zij beleeft het groeiingsproces van het stoffelijke kleed.
Maar al op zesjarige leeftijd voelt dit kind dat er meer in zijn leven aanwezig is dan het van vader en moeder heeft ontvangen.
Als hij met zijn vriendjes speelt, zegt hij:
“Kunt ge dat ook?
Ik kan het gevoel uit mijn arm wegnemen.
Dan kan ik mij doorsteken en ik zie geen bloed.
Ge kunt mijn been afhakken, pijn heb ik niet.
Knijp me maar, ik voel het niet.”
En de kinderen knijpen hem.
Hij zegt plots, dat hij een “gaing” is.
“Ja ik ben een “gaing”.
Ik ben daar en ik ben hier.
Ge zult zien, dat de meesters uit de tempel mij komen halen, want zij weten dat ik op aarde ben.”
Na korte tijd geschiedt dit wonder.
De priesters van zijn eigen tempel komen hun meester opzoeken.
Het kind wordt meegenomen en krijgt een priesterlijke opvoeding.
En reeds op vijftienjarige leeftijd is hij weer bewust in zijn vorig leven.
Hij kan zichzelf uitschakelen en zich tot de diepe trance voeren.
Men weet: de meester is teruggekeerd!
Hij zet het proces voort en hij komt zo ver, na tien, vijftien jaar, dat hij zich vrij beweegt in de astrale wereld.
Hij is los, bewust, maar nu heeft hij een pantser om zijn organisme gelegd, opdat de astrale wereld hem niet weer zal kunnen vernietigen.
Als hij zo ver is, spreekt hij vanuit zijn diepe-ik tot zijn volgelingen en adepten en zegt: “Weet gij waarin ik leef?
Is het niet machtig?
Ik lig in slaap en toch hoort ge mij spreken.”
“Meester, waar zijt gij?”
“Ik leef op de drempel tussen leven en dood.
Wanneer ik mijn gedachten concentreer en verder wil gaan, dan betreed ik een andere wereld.
De wereld van mijn ziel, waarin ik denk en voel, die is zoals ik ben.
Heilig is deze wereld.
Het is de wereld van mijn innerlijke stelsels.
Deze wereld is als mijn geest, want zij is onzichtbaar - en toch, als ik bij u ben in uw stoffelijke leven, kan ik die wereld waarnemen.
Dan is zij zichtbaar, maar gij moet haar dan zien van uw innerlijke leven uit.
Ik zal nu dieper gaan en dan zult ge zien dat mijn lichaam verandert.”
En zij beleven, dat de meester zich terugtrekt tot de zevende graad van slaap.
Hij laat hun zien dat de epileptische slaap intreedt.
“Hier is het leven, hier is de dood.”
Hij laat hun voelen en zien, dat een stoornis voor hem de stoffelijke dood kan betekenen.
Hij laat hun voelen, dat, wanneer zij niet over zijn stelsels kunnen waken, zij hem opnieuw kunnen terugsturen tot die wereld, waaruit hij is aangevallen, die wereld, welke hem krankzinnig heeft gemaakt.
“Ik was mijzelf niet meer, ik leefde onder deze bewuste wetten, die sloegen mij terug in de kerker van mijn eigen bestaan, zodat mijn lichaam een gevangenis werd voor het voelen en denken, voor het dagbewuste ik.
Dat wezen overheerste mij, niet ik dit wezen.”
Hij beleefde hierna het begraven zijn in de grond, wat enkelen in het Oosten nog kunnen.
De schrijvers van uw wereld zullen u daarover vertellen.
Hij keerde terug tot de diepe levensgraad voor de stoffelijke stelsels.
Nu wilde hij beleven, dat hij in die andere wereld normaal kon blijven denken.
Hij wilde zich eigen maken, dat hij heer en meester over zijn stoffelijk organisme bleef.
Hij zegt tot zichzelf: “Zoveel procent wil ik achterlaten voor mijn lichaam.
Ik wil waken over mijzelf.
Wat ik in het vorig leven heb beleefd, moet ik mij nu eigen maken en dat kan.”
Hij gaat uit zijn lichaam.
Hij spreekt tot de anderen, ook al is het timbre zwak en horen zij een vaag gefluister: “Ik voel het, ik ben nog steeds bewust.
Waak over mijn lichaam.”
“Wat doet gij, meester?” vragen zij in spanning.
“Ik wandel hier.
Ik kan u vertellen, wat ge doet.
Doe iets.
Ik zal het zien door mijn lichaam, dat hier neerligt in de epileptische slaap en het u meedelen.”
Ze doen iets en hij zegt precies, wat ze deden.
Hij maakt hun duidelijk, waardoor deze wetten tot stand komen, waardoor hij ziet, waardoor hij door de stoffelijke stelsels heen kan waarnemen.
“Want,” zo zegt hij, “ik ben een tweede persoonlijkheid.
Ik voel mijzelf, ik heb mijn leven gesplitst.”
Hoe voelt uw psycholoog dit?
Als ge de geestelijke wetenschap volgt, hoort men altijd weer over de splitsing van persoonlijkheid spreken.
Als uw psychiater en psycholoog de werkelijkheid zouden kunnen aanvaarden van het eeuwigdurend ik dat in u leeft, wanneer zij konden aanvaarden dat de ziel miljoenen malen op aarde heeft geleefd voor slechts één toestand - alleen al om vanuit de voordierlijke naar de dierlijke graad te gaan heeft de ziel duizenden levens nodig - als die geleerden dat zouden kunnen aanvaarden en niet volhielden: “De ziel is voor het eerst op aarde, de ziel kent geen wedergeboorte”, dan eerst zou het ganse universum zich in zijn volle diepte voor hen openen.
Wij kunnen u verklaren dat de ziel een astrale persoonlijkheid is, want aan elke gedachte of handeling is dat vast te stellen.
Als uw baby u bijvoorbeeld toelacht, kunt ge reeds aanvaarden, dat hij put uit het verleden, dat hij put uit het leven, waarin hij eens was, want op dat ogenblik ontwaakt de ziel voor het stoffelijke stelsel en put zij uit het leven, waarin zij de bewuste ontwaking heeft moeten ondergaan.
En als het kind ouder wordt en op vier-, vijfjarige leeftijd, soms vroeger al, naar een vleugel loopt en daarop speelt, dan vraagt men zich af: “Hoe komt het kind op deze gedachte?
Het is een wonderkind.”
Maar wij zeggen u dan dat deze er niet zijn.
Het is niets wonderlijks dat dit kind piano speelt, zijn ziel heeft zich dit gevoel in vorige levens eigen gemaakt.
Dit zijn wetten waaraan niemand ontkomt.
De ziel is een eeuwigdurende persoonlijkheid.
Zij maakt deel uit van de goddelijke stelsels.
Zij is ruimtelijk diep en goddelijk.
Voelt u de bekrompenheid, de graad van leven, die de geleerden nog bezitten, als zij de ziel het product van één leven noemen?
Ik wil niet lang meer stilstaan bij de eerste magiër, de mij toegemeten tijd is beperkt en ik zei u al, mijn boek “Geestelijke Gaven”, dat u straks zult ontvangen, vertelt u uitvoerig over hem.
Van belang is nu, dat hij zo ver komt, dat hij een tweede persoonlijkheid kan opbouwen, die in de astrale wereld denkt en handelt en hem tevens toestaat zijn indrukken en ervaringen daar via zijn stoflichaam aan zijn leerlingen door te geven.
We zien hem terug in het oude Egypte.
Daar brengt hij zijn grote wijsheid en men vereert hem als een God.
Deze Otaem, zoals hij daar heette, was de eerste Gevleugelde, de eerste ziel, die de wetten van leven en dood overwon en als stoffelijk mens bewust in de astrale werelden was.
Andere priesters bouwen voort op de door hem verworven occulte kennis.
Ook zij zetten alles van zichzelf in en zoeken contact met het leven na de dood, waar zij weten dat het antwoord is op al hun vragen.
Het oude Egypte, ja, het hele Oosten gelooft heilig in dit contact.
Alleen het Westen kan er nog maar niet in geloven.
Wij, uit de astrale werelden, uit de hemelen Gods, zullen alles doen, om u van de mogelijkheid van zulk een contact te overtuigen en onze wijsheid aan u door te geven.
Het is de wil van Christus!
De priesters in het oude Egypte waren dankbaar toen zij begrepen dat het leven eeuwigdurend is.
Talloze offers had deze nieuwe wijsheid hun gekost.
Velen verloren er hun leven door of werden krankzinnig.
Veel speelde zich af bij een uittreding.
Als het instrument in die tijd loskwam van zijn stoffelijke stelsels, de eeuwige ruimte koos en daarin ging waarnemen om de massa tot een hoger leven op te trekken, vloeide het bloed uit zijn neus, mond en oren.
Elke aanzittende priester dacht dat de dood reeds was ingetreden.
De astrale meester was aansprakelijk voor dit gebeuren, hij wilde deze stoffelijke stelsels voor honderd procent overwinnen.
Toen de geweldige bezieling vanuit de ruimte in dit leven afdaalde, moest het zenuwstelsel worden opgetrokken in de eeuwigdurende concentratie van de astrale persoonlijkheid, van de ziel die eens op aarde had geleefd, maar thans een geestelijke persoonlijkheid was.
Toen die meesters nu voelden, dat zij vanuit de stoffelijke de geestelijke graad konden binnentreden, zetten zij alles op alles.
Hierdoor zonk het medium ineen en leek het alsof het door onzichtbare krachten was aangevallen en verwond.
Toch was dit niet waar.
Even later kwam het geruststellende woord.
De meester in de astrale ruimte zei:
“Heb geen angst voor dit leven, want wij waken!
Houd op en mediteer, want wij waken over de tempel en het instrument.”
Mijn geliefden, in het oude Egypte was men al ver.
Diep was de wijsheid, die men toen al uit de astrale werelden ontving.
Maar àlles vertellen was toen nog niet mogelijk.
Het bewustzijn was nog niet hoog genoeg ontwikkeld, ook hier moest door de astrale meesters laag op laag worden gelegd.
Daarenboven was het contact niet volkomen, telkenmale ontstonden stoornissen.
Zo kon het gebeuren, dat er in het Egypte van toen duizenden Goden zijn ontstaan: een stuk steen, licht en duister, zon, maan en sterren, de slang en het wilde dier, alles werd een godheid.
De God van al het leven moesten zij nog leren kennen.
Toen brak er een donkere tijd voor Egypte aan.
Vele van de priesters benutten de nieuw ontdekte krachten voor hun eigen duistere doeleinden.
Zij beoefenden de zwarte magie en mismaakten daarmee het leven van God, alleen om hun macht en hun gemene verlangens te dienen.
De witte en de zwarte magie, welk een ontelbare wetten hangen met die woorden samen.
Konden uw parapsychologen, uw psychiaters en uw psychologen deze wetten door hun studie beleven?
Hoe wankel en onzeker voelt uw geleerde zich niet op het geestelijke terrein?
Met welk een vreemde en onverklaarbare toestanden komen zij bij hun onderzoekingen in aanraking.
Hoofdschuddend gaan zij heen, zeggend: “Waarvoor leef ik, studeer ik nog?
Wanneer zal ook ik iets van die wetten begrijpen?”
Nooit ofte nimmer, zeggen wij hun.
Nooit ofte nimmer wanneer zij blijven aanvaarden, dat de ziel voor het eerst op aarde is!
De ziel als mens is goddelijk en ruimtelijk diep.
Zij vertegenwoordigt leven en dood en geeft u ... (Hier kwam een woord niet gaaf door, wat wees op een stoornis.)
... Als er in het oude Egypte een dergelijke stoornis optrad, kon men het medium begraven.
Nu vangen wij deze wetten op.
Ik kan er thans niet op doorgaan, omdat ik uw inwijding wil afmaken, maar later als wij elkaar beter hebben leren kennen en ge uw harten voor mij hebt geopend, er eenheid is tussen ons, zal het mogelijk zijn dat wij deze tempel betreden als zielen van één kleur om de realiteit van God en van de astrale wetten samen te behandelen en u aldus in een hogere graad van leven op te trekken.
Alles zet het bewuste astrale wezen in, om de aardse mens naar de hogere, astrale bewustwording te voeren.
Daalde daartoe niet ook Christus naar uw aarde af?
Hij sprak over de enige God, de Vader van Liefde voor àl het leven in Zijn Ruimten en zo hielp Hij eraan mee de mens te doen ophouden een steen, een dier of een planeet als een godheid lief te hebben.
Langzaam maar zeker wint de astrale mens terrein.
Onder de massa zijn er telkens zielen, die dieper en dieper de levenssappen inzuigen van het heilige-ik van de ruimte en al doende komen tot het hogere geestelijke bewustzijn.
De wijsheid van ons leven dringt door, het aardse bestaan verandert ten goede door de directe bezieling van het astrale ik.
Bewust weten dit de occultisten van het Oosten, zij getuigen er openlijk van dat zij worden bezield.
Zij zien de astrale wezens, die tot hen komen, zij bespreken met hen hun levensarbeid en brengen het zo ver, dat zij van gevoel tot gevoel één worden en uit hun stoflichaam kunnen gaan om bewust als ziel, als geestelijke persoonlijkheid de astrale werelden te verkennen.
Dit Oosterse kind voelt en beleeft de machtige krachten van het astrale wezen, de ruimte in diens bestaan, de macht van diens weten, en het wil dit alles kennen en zich eigen maken.
En als het zich rein en onzelfzuchtig instelt, ontvangt het van de astrale meester wijsheid, al naar het bewustzijn van het dienende kind strekt.
De aardse ziel die dienen wil, ontvangt.
Sprak Boeddha niet over een hogere ontwaking?
Deed Mohammed niet aldus?
Velen zijn het, die leven en sterven voor de ontwaking van de menselijke ziel.
Ramakrishna sprak met de Moeder Gods en getuigt ervan.
Rudolf Steiner stelt zich open voor de astrale wijsheid.
Al deze zielen leven naast ons, ze zijn verbonden aan de orde, waarvoor ook ik naar de aarde kom en spreek.
Zij zijn zielen als gij zijt.
Zielen van één kleur, die bewust meewerkten aan de geestelijke bewustwording van de mensheid.
Als ge straks de boeken van de kosmologie ontvangt, zult ge hun leven, het uwe en het onze begrijpen.
Ge zult dan de heiligheid van uw bestaan als mens voelen en weten dat ge goden zijt.
Tussen leven en dood, op Golgotha, zag het leven, door dat ik thans spreek, in de ogen van Ramakrishna, hij zag er Rudolf Steiner, Mohammed, Boeddha en Socrates, hij zag de wijsgeren van de wereld.
Hij leerde hun voelen en denken kennen, de kracht van hun persoonlijkheid, de graad van hun bewustzijn; toén kon hij die in onze astrale wijsheid leeft, vergelijkingen maken.
Hij mocht aanvaarden dat hij over hen heengaat.
Hij zal en móet ook verder gaan, want de Eeuw van Christus begint en hij dient deze Eeuw.
Tussen leven en dood is hij gereed gemaakt en ingezegend.
Dit leven zal over dat van uw aardse geleerden gaan, maar wij, kosmisch bewusten, spreken erdoor en wij brengen u de geestelijke universiteit.
Hij en wij dienen voor uw Koninkrijk Gods op Aarde en in de sferen.
Hij en wij dienen al het leven in ruimte en tijd.
Veel, machtig veel, zal hij u door ons verkondigen.
Geen wet, geen toestand, geen graad of wij zullen u de ontleding kunnen schenken.
Hij zal u verkondigen, dat er geen vier doch zéven dimensionale toestanden zijn.
Door hem zullen uw parapsychologen hun geestelijke graad voor de kosmische ruimte kunnen behalen.
Als zij wetend willen zijn, zullen wij hun college geven.
Denk niet, dat ik profaneer of overdrijf.
Voel, dat er in mij heilige ernst leeft, dat in mij het Goddelijke bewustzijn ontwaakt is.
Nu de heidenen overwonnen zijn en de macht van het kwaad verbrijzeld is, waarover ik u op onze avondzittingen sprak, nu spreekt het eeuwige woord tot uw ziel, nu spreekt Gods leven tot uw dagbewuste ik en zult gij uw slaap, uw leven na de dood leren kennen.
Ge zult door het woord van uw wijsgeren gaan en de eeuwige ruimte in het onze ontdekken.
Ge zult angst noch beven voelen voor hetgeen komt, wetend dat dit behoort tot uw astrale en stoffelijke evolutie.
Ge zult de liefde leren kennen.
Ge zult uw vader en moeder beminnen en hen die om u leven.
Ge zult het kind aanvaarden als een diepe persoonlijkheid.
Ge zult weten, vanwaar dit leven tot u kwam.
Er zal wijsheid in u zijn en hierdoor zult ge de wetten van leven en dood aankunnen.
Als de moeder voor haar kind staat en het aanziet, zal het zeggen: “Ik heb een wonder gebaard, mijn God.”
En als het haar door de wetten ontnomen wordt, zal zij bewust zijn in die zware toestand.
En dan zal zij in haar de woorden horen komen van het kind, dat zij sterven zag: “Ik kwam tot u, om de levenswetten te leren kennen en in ontwikkeling te stijgen.
Nu ga ik terug tot vanwaar ik kwam.
Straks, als gij ook daar komt, mijn moeder, zult ge mij er zien als een bewuste persoonlijkheid.
Ik ben dan wellicht uw vader of moeder uit vorige levens.
Ik kan ook zijn uw gids voor de astrale ruimten, we zullen dan onmiddellijk een reis maken, één, die eeuwenlang duurt en waarop we planeet na planeet zullen bezoeken.
Dan zullen we het Goddelijke “Ik” beleven, door dat wij tot leven en ontwaking kwamen.”
Dit is het doel van de meesters: u op te trekken in de ruimte van de nieuwe tijd, het Koninkrijk Gods op Aarde.
Daarachter leeft het Duizendjarige Rijk, niet dat, van een der uwen, Adolf Hitler.
Ook hij wilde een duizendjarig rijk scheppen en, wanneer wij straks zijn leven volgen, zult gij voelen, dat deze ziel niet alléén het dierlijke heeft beleefd, maar dat hij in de nieuwe tijd heeft gevoeld. Want ook het kwaad kan schone dingen zeggen, wanneer het tenminste wordt bezield door gevoelens van onze mentaliteit.
Dan spreekt het wezen dingen die het zelf niet kent of doorvoelt, en dan merkt ge in zijn woorden een ándere voorzienigheid, een andere welvarendheid, een hoger begrip, een diepe liefde, kortom al datgene, wat tot de geestelijke bewustzijnsgraad behoort.
In de komende tijd, in Christus’ Eeuw, willen wij u de wetten verklaren, u bezielen zoals de astrale wereld dat tot nu toe steeds gedaan heeft.
Wanneer wij straks aan de ontleding van de “kosmologie” beginnen, mijn geliefden, dan voeren wij u terug tot God.
Dan moeten wij gezamenlijk miljoenen wetten beleven.
Die kunnen wij alle voor u ontleden, doordat wij zelf zichtbare wetten zijn geworden.
Wij kennen de diepte van de ziel.
Wij kennen uw stoffelijke stelsels.
Wij voeren u tussen leven en dood, opdat ge bewust zult zijn op al de paden die dat gebied doorkruisen.
En dit is dan het geschenk, het machtige geschenk van Christus, want hiervoor heeft Hij Zijn leven beleefd, hiervoor heeft Hij het kruis op Golgotha moeten aanvaarden.
En als ge dan zo ver zijt gekomen, zult gij het hoofd buigen voor deze wetten.
Als de geleerde deze wetten wil aanvaarden, zijn hoofd kan buigen voor de astrale wijsheid, dan moet het hem duidelijk zijn, dat het kind van deze wereld al deze wijsheid niet kan vertegenwoordigen.
Dan voelt hij als psycholoog, dat een andere persoonlijkheid tot dit leven spreekt, en wij zeggen dan: “Gij hebt goed gevoeld, deze wijsheid behoort u niet toe.
Het woord, dat u geschonken wordt, komt vanuit een andere wereld tot de aarde.”·
Eerst als wij elkaar vijf jaar kennen, zult ge kritiek mogen uitoefenen op hetgeen wij u te zeggen hebben.
Ge moet ons de tijd geven onze wijsheid in woord en schrift om te zetten.
Maar ik zeg u: “Zomin als ge een speld tussen de wetten van meester Alcar kunt steken, zomin ge hem op zijn vingers kunt tikken, zo min zult ge mij op fouten kunnen betrappen.
Wanneer ge mij van profanatie kunt betichten, doe het.
Maar wanneer ge voelt, dat er nog steeds bewustzijn is en niet de waanzinnigheid over ons kwam, heb dan lief alles wat leeft, heb dan lief het woord dat u geschonken wordt.
Want waarlijk, mijn geliefden, wij hebben u lief; daarom zijn wij gekomen om u de ruimte te schenken; wij zullen u brengen tussen leven en dood en dan ontnemen wij u allen angst en beven, al uw ziekten en narigheid.
Christus maakte ons bewust.
Hij heeft ons leven aangeraakt.
Wij bogen ons hoofd.
Wij lagen neergeknield voor de voeten van onze meester.
Wij hebben de astrale en stoffelijke wetten moeten aanvaarden, die waarin ook gij leeft en die ook gij voelt en waarin ge zijt teruggekeerd om het verdere stadium voor uw ik -zijn te beleven.
Wij zijn zonder meer in staat om de geleerden van uw wereld van alle faculteiten - voor zover zij een geestelijke graad hebben bereikt - uit te dagen!
Hoort ge het?
Kom en ge ontvangt uw kosmische psychologie.
Elke faculteit kan onderricht worden door de meesters, die zullen spreken voor dé Eeuw van Christus!
Ook uw rechter zal hier de wijsheid ontvangen die voert naar de geestelijke rechtspraak.
Of wilt ge getuigen dat uw rechtspraak af is?
Is uw rechtspraak doeltreffend gericht op de geestelijke bewustwording van de ziel.
Wanneer er bij u recht gesproken wordt, voelt het andere leven zich geslagen …
Deze begrippen en stelsels zullen u worden bijgebracht door onze medewerkers.
Zij maken u klaar voor de kosmologie van uw eigen leven.
En eerst dan komen de meesters uit de ruimte en zullen Halve Maan, Damascus, Ubronus, Cesarino tot u spreken en u de hoogste geestelijke graad schenken.
En dit door het leven van André en Dectar, door het leven van Jeus, over wie ge aanstonds zult lezen in het boek dat binnen korte tijd zal verschijnen.
Hij zal u met de kosmos verbinden, hij die in een dorpje geboren is, die alleen plat kende en nooit een boek over dergelijke wijsheden in handen heeft gehad.
“Ik gao boeke schrieve,” heeft hij als kind gezegd en hij zou woord houden.
Door zijn leven kunnen wij u overtuigen van de kosmische wetten.
Wij hebben dit leven de geestelijke graad geschonken, wat geschieden kon, doordat het zich geheel inzette en alles offerde, wat voor dit machtige geschenk nodig is.
Spreek ik wartaal, geestelijke of stoffelijke onzin?
Geef ons de gelegenheid, mijn geliefden, u aan te tonen dat wij bewust zijn in God.
Aanvaard momenteel dat de Eeuw van Christus voor een kosmisch bewuste heeft gezorgd.
Voel aan wat dit zeggen wil, want in heel het Oosten kunt ge hen niet vinden.
Het Oosten, de yogi’s en de ingewijden beleven zichzelf.
Zij willen bezitten wat zij voelen.
Zij laten zich evenwel niet leiden, ze kunnen niet volstrekt dienen.
Het Westen, het kind van het Westen, is daartoe wel in staat.
Nu komt het Westen naar het Oosten.
Waarom moet het Westen deze wijsheid bezitten?
Waarom zal het Westen deze bewustwording beleven?
Voelt ge het niet?
Kunt ge u met het Oosten vergelijken.
Is uw maatschappij niet duizendmaal verder dan die van het Oosten?
Uw maatschappij komt het eerst tot een hogere bewustwording en dit door de studie, door de geestelijke wetenschap voor de Eeuw van Christus, door de universiteit die wij willen optrekken en waarin ge allen uw geestelijke graad moogt behalen.
Daarin zullen wij spreken voor geleerden en voor ongeletterden, voor arm en rijk, voor elkeen.
Door het leven, door dat ik ook thans tot u spreek.
Daarom brachten wij hem tot uw leven.
Daarom haalden wij hem weg van moeder Crisje en voerden hem naar uw stad.
En dit door geen aardse wijsheid bezoedelde kind spreekt over kosmologie, over sterren en planeten, over de wijsheid, die ver over die van de aarde gaat.
Dit kleine kind van Crisje kent uw ziel en de stelsels van uw lichaam.
Dit kind is met alle planetenstelsels verbonden.
Dit kind - schrik niet - heeft driemaal met Christus mogen spreken.
Het eerst op vijfjarige leeftijd.
Wij zullen u ook hierover vertellen.
Heb slechts geduld.
Alles werd deze ziel geschonken, leed en smart, geluk en vreugde, om haar tot het hoogste bewustzijn voor deze tijd te doen geraken, het voelen om levende geestelijke wijsheid op aarde te doen brengen, om hem dat te laten oprichten wat geen ziel heeft gekund: de tempel van de Eeuw van Christus!
Jeus is ertoe in staat.
Alle eigenschappen van deze ziel zult ge spoedig leren kennen en dan hopen wij, mijn geliefden, dat wij in elkander kunnen overgaan, dat uw harten voor ons geopend zullen zijn en gij allen zult voelen dat wij alleen liefde willen brengen.
Ook ik ben slechts een kind van de meesters.
Als Lantos Dumonché had ik slechts mijn naakte ik.
Als meester Zelanus is mij het voorrecht verleend u door Jozef Rulof terug te voeren tot het kosmische-ik, dat dag en nacht met God in verbinding is.
Eerst dan gaat ge zeggen: “Nu begrijp ik wat liefde is.
Nu ga ik mijzelf kennen en mijn vrouw.
Nu zie ik de waarachtige kracht van haar persoonlijkheid, vooral dan, wanneer zij het nieuwe leven ontvangt, dat tot ons komt wellicht om deze u gegeven wijsheid voort te stuwen.”
Wij willen maken dat de grond waarop u loopt te zwaar en te hard is.
Wij willen u geven de heiligheid van het hogere ik, de bewustwording van de astrale persoonlijkheid.
En dat doen wij door het schilderen, door het schrijven en door het spreken.
Ik vraag u: zou Jeus dat kunnen?
Is Jozef Rulof, zoals men hem hier noemt, in staat om al die gaven op eigen kracht te vertegenwoordigen, u dit machtige te schenken?
Als u ons de genade schenkt toe te staan dat wij de oneindige ruimten Gods in uw hart leggen, dan zult ge aanvaarden dat ge ingewijd zijt, dat ge opgenomen zijt in uw Koninkrijk Gods, voor hier en voor hierna.
En als ge dan uw ogen sluit, dan verzeker ik u, dat uw eigen levensgraad naast u staat, u zal opnemen en tot u zal zeggen: “Mijn liefde, kom tot mijn hart.
Hoort ge het gesjilp van de vogels?
Voelt ge hun zacht gefluister tot u komen?
Dan voelt ge Mij, zegt God, want Ik gaf hun het leven.
Heb angst noch beven.
Want zelfs als ge uw ogen sluit, ziet ge de heiligheid van Hem, wie ge toebehoort.”
Mijn geliefden, tot onze volgende zitting.
Weet dat ik uw broeder en zuster, uw vader en moeder ben.
Ik wil u alles van mijzelf schenken.
Ik wil u geven het betere-ik, dat ook ik mij door mijn leed en smart mocht eigen maken.
Ik wil u schenken, wat bij u behoort: de bewustwording voor uw geestelijk koninkrijk!
Ik dank u.”
Zondagmorgen, 19 Augustus 1945
Meester Zelanus
