De Ontwakende Persoonlijkheid; de Ziel als Mens

Van de Maan af leerde de ziel.
Elke handeling gaf haar levenswijsheid.
Zij maakte zich deze wijsheid eigen en door deze ondervinding ontwaakte haar persoonlijkheid.
De ziel als mens bouwde zichzelf op en kreeg het beeld Gods, waaraan God is te herkennen.
Maar aan wat, mijn broeders?
God schiep de Mens naar Zijn beeld.
Hebt gij dit gezegde begrepen?
Op Aarde denkt men er anders over, er zijn echter maar weinig mensen die dit Goddelijke beeld begrijpen.
Zij denken een stoffelijk beeld te zien en denken tevens, dat God mens is.
Verklaar mij deze wetten, André, tracht ze voor ons te ontleden, want ik zie, dat uw leven met het beeld Gods verbonden is, waarna wij vragen kunnen stellen.”
André voelde zich één met deze wetten en zei:
„Gij hebt mij deze wetten reeds verklaard, toch is het dringend noodzakelijk er dieper op in te gaan.
Hoe is het beeld Gods?
Ik keer terug tot de Goddelijke Openbaringen.
Het beeld Gods dat de Mens zou ontvangen is ruimte, is oneindigheid.
Het zijn de werelden die zijn ontstaan.
De stoffelijke en geestelijke wetten.
Dit (is) het beeld Gods, de ziel als mens!
Hierdoor zou de Goddelijke persoonlijkheid zich stoffelijk verdichten.
Door de Goddelijke wetten voor de voortplanting en de evolutie trad het beeld Gods naar voren.
En nu heeft dit beeld als Mens het Goddelijke ‘AL’ bereikt.
De ontwakende persoonlijkheid is geboren als ’n God!
De ziel als mens overheerst die ruimten en blijft ze overheersen.
Is God als ’n Mens?
Néén!
Is de Mens als God?
Já!
Waaraan is dit vast te stellen?
Aan de werelden die door hem zijn geboren.
De werelden, die door de Mens gestalte kregen.
Kijk naar deze planeet en gij ziet de menselijke eigenschappen, gij ziet een gedeelte van deze persoonlijkheid.
Hoe diep is de menselijke persoonlijkheid?
Op deze planeet is die ziel reeds niet meer te herkennen.
Wat is het lichaam als mens voor het beeld Gods?
Waarom schiep God ’n lichaam, het menselijke wezen als Zijn beeld?
Gij kunt deze vragen beantwoorden.
Is er één mens van de Aarde ertoe in staat?
God schiep de Mens naar Zijn eigen beeld!
Nu wij ál deze ruimten hebben leren kennen, meesters, zien wij wat God en wat Christus heeft bedoeld.
En wij staan eerst aan het begin van onze tocht.
Wat dan, als wij het Goddelijke ‘AL’ hebben bereikt?
En wij daar de Goddelijke persoonlijkheid van de ziel mogen waarnemen?
God schiep hemelen én werelden.
God schiep mens en dier en de natuur.
God schiep levensgraden, bewuste en onbewuste.
Hij schiep sterren en planeten, zonnen en nevelen, licht en duisternis.
Dat is de Mens.
Dit is Gods beeld!
Met al de andere ruimten, ál de andere werelden en stelsels, werd dit geheel Gods persoonlijkheid.
En dat van de Mens!
Hoe is de persoonlijkheid van de ziel?
Hoe zal die persoonlijkheid ontwaken?
Zo-even hebben wij het liefdeleven leren kennen, daardoor ontwaakt de persoonlijkheid van de ziel.
Dit is zij als Mens.
„Mens ... Mens ... Mens!
Weet gij, wat gij en wie gij zijt?”
In één klein lichaam heeft God Zijn miljoenen stelsels vastgelegd.
Door één klein organisme schiep God Zijn Beeld!
En dat is het menselijk lichaam.
Mijn God, is dat mogelijk?
Já! Já! Já!
Zo is het!”
„Mijn broeders, God schiep ons naar Zijn Beeld.
Wat gij voor ons mocht ontvangen, meester André, is waarlijk Gods beeld.
Zó is de Mens geschapen.
Op de Maan is het begonnen.
Wij beleefden de wetten voor het embryonale leven.
Daarna die voor de visstadia.
Toen gingen wij verder en bereikten Mars.
Ook hier beleefden wij de embryonale stadia, maar wij konden op de begaanbare planeet aan onze persoonlijkheid voortbouwen.
Door de liefde kwamen wij zo ver, wij keerden steeds weer terug en beleefden het vader- en moederschap.
Wij zagen onszelf evolueren.
Hoe is ons lichaam geboren?
Onze ogen zijn ontstaan door het licht van de ruimte.
Het lichaam door de smarten van Moeder Maan en door haar eigen verdichting als Macrokosmisch lichaam.
Toen ontstonden de zintuigen, het vermogen om te voelen en te zien.
Door het vader- en moederschap groeide de persoonlijkheid, wij gingen onze omgeving zien.
Wij kwamen tot nadenken?
Dat zou nog moeten ontwaken, maar wij leefden.
Eindelijk waren wij zo ver.
Hier openbaarden zich vele verschijnselen aan ons leven en kregen wij bewustzijn.
Het menselijke bewustzijn evolueerde, een persoonlijkheid trad naar voren, de ziel manifesteerde zich als Mens!
Ruimte en tijd hebben geen betekenis meer voor de ziel, want zij zal ál die stelsels overwinnen.
Zij zal zich die stelsels, die ruimten eigen maken.
En zie, Gods Beeld als Mens is geschapen.
God heeft zichzelf als Mens geopenbaard.
In dit kleine wereldje liggen ál de stelsels van de Macrokosmos.
Héél het Universum ligt erin opgesloten.
Ziet gij de Mens, dan ziet gij God.
Kijkt gij naar Zon en Planeten, dan ziet gij uw Menselijke toestand.
Ruimte en tijd, licht en duisternis, Zon en Maan, gij vindt deze stelsels terug in de Mens!
Want de ziel als de persoonlijkheid heeft ál deze stelsels beleefd en zij maakte zich die ruimten eigen.
Als het nacht is op Aarde en gij kijkt naar het firmament, ziet gij de Mens, dé Mens door God geschapen, Gods evenbeeld.
Ook op de dag ziet gij dit evenbeeld Gods, het loopt langs de straten en het zegt iets tot uw bewustzijn.
Het is ook mogelijk, dat het u bestelen wil, het is nog in staat, dit evenbeeld van God, om te moorden en te roven, want het moet nog het geestelijke bewustzijn behalen en zich die hogere liefde en bewustwording eigen maken.
Máár, het ís het evenbeeld van God!
Als gij dit beeld toespreekt, dan spreekt gij met een bewustzijnsgraad van de Goddelijke persoonlijkheid.
Tóch heeft deze ziel ál de voorplaneten beleefd.
Eens, een korte tijd terug, leefde de ziel op Mars.
Wat zeggen miljoenen jaren voor ons eeuwigdurend leven?
Niets!
Welnu, mijn broeders, zie dit evenbeeld Gods en gij hebt dit leven lief met al uw krachten.
God schiep het menselijke wezen naar Zijn Beeld.
Is het niet wonderbaarlijk, hoe dit beeld geschapen is?
Dit kleine organisme bezit álles wat ook God bezit.
Het heeft álles, waardoor God zich heeft kunnen manifesteren.
Hier op Mars is het een voordierlijke persoonlijkheid, op Aarde kan het geestelijk zijn, en heeft de ziel haar lichaam volgens de Goddelijke wetten der natuur verfraaid.
Hier leeft deze ziel in een donker of behaard oerkleed en voelt niet, dat zij als een monster is.
En toch ís dit het evenbeeld Gods.
Ook in dit beeld leeft de Goddelijke persoonlijkheid.
Wat heeft dus God gewild, meester Zelanus?”
„God heeft zich door het menselijke wezen stoffelijk willen verdichten.
Waar wij ons ook bevinden, het doet er niet toe, de levensgraad voor de ziel waarvoor wij staan, is het evenbeeld Gods, omdat de ziel als Mens die ruimte heeft kunnen beleven en zich mocht eigen maken.
Is het geen openbaring?
Ruimte, Zon, Maan, Aarde, de Vierde, Vijfde, Zesde en Zevende Kosmische Levensgraad zullen ín dit kleine lichaam verdwijnen, want dit organisme ís zo diep.
Het kan als ziel deze lichamen verbergen.
In de Mens leven deze werelden.
De ziel maakte zich deze werelden eigen.
Héél dit Universum leeft in mijn ziel, want ik heb die ruimte overwonnen.
Mijn meester, mijn broeder André, zie mij en gij ziet Gods evenbeeld.
Ik ben als God.
Maar ook dit monster hier voor mij, ís God!
Kijk, hoe het dier ingepakt is voor deze koude, dit onuitstaanbare klimaat, zodat men op Aarde denkt, dat er geen leven op Mars is.
Toch is dit leven als God is en is in staat de wetten van God als natuurkrachten te beleven en ze zich eigen te maken, want eerst dan komt de ziel verder en hoger.
Nu treedt de persoonlijkheid naar voren en leren wij de ziel als mens kennen.”
„Mens, Mens, gij zijt als God is!”
Ik zou dit de mensheid van de Aarde willen toeroepen.
Hoe wonderbaarlijk heeft God Zichzelf gemanifesteerd?
Door dit kleine lichaam openbaarde Hij zich.
Is dit niet waar?
Waren wij niet in het ‘AL’?
En nog zullen wij daar komen.
Nu bevinden wij ons op Mars, straks op Aarde en iets later op de Vierde Kosmische Levensgraad.
Tot in het ‘AL’ gaan wij voort.
En eerst dan hebben wij de Mens als God is waargenomen.
Dan beleven wij de God-mens!
Die persoonlijkheid is als God!
Dit is Godsschepping, mijn vrienden.
God legde in een klein nietig lichaam, Zijn Schepping vast.
En dat lichaam kan nog sterven, kan verdwijnen, de ziel gaat verder, Zij is níét tegen te houden.
Haar kan men niet vernietigen.
Die persoonlijkheid is groeiend en bloeiend.
Zij zal als het Goddelijke ‘Beeld’ ontwaken!
„God, mijn God, ik heb u lief.”
Waar leeft mijn tweelingziel?
Zij met mij, ik en haar, wij zijn dat Goddelijke Beeld.
Wij beiden vertegenwoordigen het God-Zíjn!
Wij dragen al die ruimten.
Wat gij in mij niet ziet, vindt gij in haar terug.
Wij vullen elkaar aan.
Indien zij lichtend moet zijn, ben ik duisternis.
Is zij scheppend, dan ben ik barend.
Leeft zij op Aarde, ben ik er ook of ik ben op komst.
Is zij gereed en met haar wetten in harmonie, zal ook ik het zijn, omdat wij als vader en als moeder God zullen vertegenwoordigen.
Betreedt de sferen van licht en gij ziet mij en haar, gij ziet onze beelden, wij zijn bezig, onze Goddelijkheid te verstoffelijken.
God schiep de Mens naar Zijn beeld.
Is het menselijke beeld anders dan God het heeft willen scheppen?
Néén!
Maar ziet het menselijke wezen van de Aarde Gods beeld zoals God het wil?
Néén!
Wij zijn bezig Gods leven te ontsluieren.
Door de hoogste meesters zijn wij bezield.
Ik dank God voor deze heilige genade.
Ook al is dit leven voordierlijk, ik zie Gods beeld voor mij.
Mijn broeders, dit moet toch het menselijke wezen van de Aarde verheugen.
Dit te mogen weten is het machtigste, dat gij het leven als mens van de Aarde kunt schenken.
Zie naar die ruimten en werelden en heb er heilig ontzag voor, gij ziet God.
Ook al heeft het u bestolen, bedenk toch, straks komt de ziel weer in harmonie en brengt het u terug!
In gedachten was ik reeds op Aarde.
Ook daar zullen wij deze persoonlijkheid leren kennen, wij zullen de ziel als Mens zien ontwaken.
God schiep de Mens naar Zijn Beeld.
Is dit duidelijk?
Héél het Universum is God en is Mens, omdat de ziel die ruimten en wetten zal overwinnen.
Hoog boven alles verheven staat de menselijke ziel.
Zij is als een krachtige persoonlijkheid, want zij ís als God!
Is dit te aanvaarden?
De ‘Kosmologie’ zal het u zeggen.
God schiep de Mens naar Zijn beeld, omdat het Universum zich stoffelijk verdichtte en daarna het stoffelijke embryonale leven een aanvang nam.
Deze Goddelijke én Menselijke evolutie was voor de ziel.
Hierdoor ontwaakte haar persoonlijkheid en werd zij Mens!
Deze boodschap willen wij aan de mensheid schenken.
Op Aarde zullen wij verdergaan om dit beeld van God te ontleden.
Mijn broeders, wij nemen weer afscheid van Moeder Mars, André moet weer naar zijn eigen beeld Gods, en zijn stoffelijk leven vertegenwoordigen.
Voorlopig komen wij hier niet terug, want wij gaan verder en zullen het Goddelijke ‘AL’ moeten betreden, om vast te stellen, hoe de ziel als Mens haar persoonlijkheid heeft gekregen op Goddelijke afstemming.
Ik maak mij los van deze planeet.
Wilt gij mij volgen?
Mijn broeder André, spoedig zullen wij verdergaan.
Maar ook spoedig is het oorlogsgeweld ten einde en kunnen wij aan de opbouw van de ‘Eeuw van Christus’ beginnen.
Rust nu wat uit, gij hebt bewezen een meester te zijn, en wel in de hoogste betekenis van het woord.
Ik dank u uit naam van mijn meesters.
Indien gij wat uitgerust zijt, kan meester Zelanus deze reis vastleggen.
Bedenk dat gij nimmer meer alleen zult zijn.
Ik ben steeds met uw leven één.
Ik hunker ernaar om de mensheid van de Aarde te mogen toespreken.
Moge Gods zegen op ons werk en ons leven rusten.”
André boog zijn hoofd voor meester Alcar.
Hij doorflitste de ruimte en keerde terug naar zijn Goddelijk beeld, dat bewust was voor de Aarde.
Toen nam hij afscheid van meester Alcar en meester Zelanus.
Hij voelde zich weer tot het lichaam terugkeren en wakker worden.
Hij was nu stof, ziel en geest.
En voor al deze ruimten bewust.
Hoe machtig was de ziel als Mens!
„Vaarwel, mijn broeders?
Spoedig wil ik weer werken.”
Zijn persoonlijkheid was duizenden eeuwen ouder geworden, zijn ziel was ontwaakt en als mens van de Aarde voelde hij zich in álles gelukkig, want hij wist, dat God hem liefhad, dat hij Zijn Beeld vertegenwoordigde en dat er aan zijn leven nimmer een einde zou komen.
„Dag, mijn meesters?
Hoe heb ik u lief!
Nimmer zult gij met een ondankbare te doen hebben, want ik dank God voor al deze heiligheid.
Kan ik met mijn leven en bewustzijn nog méér dienen?
Ik buig mijn hoofd voor álles!
Leer mij lief te hebben, gij, die de sferen van licht reeds hebt bereikt.
Toen sloten zijn innerlijke ogen zich en sliep hij ook stoffelijk in.
Rust, rust nu, God wil dat gij nu rust, André.
 
Einde, Vijfde Deel.
o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o
(21 maart ‚45)