Het Liefdeleven op de Tweede Kosmische Levensgraad

De meesters volgden de levensgraden voor de menselijke ziel en André kreeg tijd om na te denken.
Ze hadden de vijfde levensgraad juist verlaten en het stoffelijke en geestelijke leven kunnen volgen, waarvan hem de wetten waren ontleed.
Hemels was deze wijsheid.
Nimmer had hij ook maar een ogenblik kunnen denken dat zijn meester hem zo hoog zou optrekken.
Hij voelde zich zielsgelukkig.
Meester Alcar volgde met meester Zelanus de verschillende levensgraden voor de ziel.
Hij overdacht alles om zich gereed te maken voor de volgende wetten, die door één van hen ontleed zou worden, maar waarvoor de bezieling aangetrokken werd.
Om op deze wijze te mogen spreken was een openbaring.
Intussen beleefde hij elke wet en nam tegelijk de verschijnselen ervan waar, aan iets twijfelen behoefde hij niet.
De wet zou hem anders het Goddelijke halt toeroepen, wat hij in ál de werelden die waren ontstaan had beleefd.
Zonde doen, was niet mogelijk, maar dit was nog veel erger.
De ziel stond hier voor haar eigen geschapen disharmonische wetten en moest haar verkeerde handelingen herstellen of zij kon niet verder.
En zou God haar nu nog straffen?
Kon God haar thans nog eeuwig verdoemen?
Hoe arm waren toch de kerken van de Aarde!
Een God, die verdoemde en die Zijn eigen leven wilde ombrengen, die haat en verderf bracht onder Zijn kinderen, was geen Vader van liefde.
Dit, hoe ontzettend ook, was hem duizendmaal liever.
De ziel maakte alles goed, zij herstelde haar fout door het – oorzaak en gevolg – en ging nu weer aan een nieuw leven beginnen.
Zij kón geen stap verdergaan voordat zij haar disharmonische wetten had opgeruimd.
En de God van al dit leven volgde haar en schonk haar deze mogelijkheden, om weer in harmonie te komen met de levenswetten van Zijn werelden.
Dit was een God van liefde!
Hem kon men liefhebben.
God legde al Zijn scheppingen in de handen van de ziel.
De ziel kreeg door de levensgraden deze scheppingen in handen en verruimde haar stoffelijke en geestelijke leven erdoor.
Alles in de natuur behoorde haar toe.
Maar wanneer zij dit leven niet lief had, stond zij reeds voor haar duisternis, en straks voor haar bewuste leed en smart, dat tot de Aarde behoorde.
Hetgeen geschapen was, vertegenwoordigde ’n Goddelijke wet.
„Sla het (mens)dier z’n kop af, gij zult er ’n ander leven voor moeten beleven, om aan datzelfde dier een nieuw lichaam te schenken” – kwam er tot zijn leven, en voelde hij zich alweer door hogere meesters omringd.
„Bezoedel het leven van een andere levensgraad, steel de wetten of kastijd het andere leven en gij plaatst u op een hellend vlak, waarna het instorten volgt, want God heeft dit leven in liefde geschapen?
Maar wat is liefde?”
André dacht na en begreep het gekregen woord.
Hij hoorde nog:
„Wat gij ziet ís liefde!
Kind van de Aarde, hoe het leven ook is, in welke levensgraad het zich ook bevindt, door Gods Bewustzijn, Zijn Gevoelsleven, kwam het tot stand.
Dat leven is een verstoffelijkte gevoelsgraad.
Het wil zijn: liefde.
Een wet ís liefde, door dit leven is de Goddelijke liefde vertolkt.
Alles in de natuur, elke levensgraad, ook die van u als Goddelijk of voordierlijk dier, ís liefde.
Alles wat leeft, is een graad van de Goddelijke liefde.
Volg nu eens het leven van de Aarde.
Hoe heeft het bewuste mensenkind lief?
Is dat liefde?
Ga tevens deze levensgraden na en voel aan hoe het leven op Mars liefheeft en gij stelt wonderbaarlijke verschijnselen vast ten opzichte van de Goddelijke wet voor de liefde.
Gij moet dan beamen, dat dit dier natuurlijker leeft dan het kind van de Aarde, ook al heeft het de hoogste levensgraad bereikt.
Is het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) zo hoog ontwikkeld, dat het Gods liefdeleven kent en ernaar leeft?
God is liefde, want God heeft geen zonde, noch fouten kunnen scheppen.
Al de natuurlijke verschijnselen zijn levensgraden voor de Goddelijke liefde.
Verbreek deze wet en gij zijt in disharmonie gekomen met het allerhoogste door God aan dit leven, Zijn verschijnselen, geschonken.
Maak van een zilverwit water ’n modderachtige toestand en gij verbreekt vele wetten, die ogenschijnlijk niets te betekenen hebben, doch niettemin doeltreffend de afbraak dienen.
Wat dan te zeggen over het doden van Gods leven?
Een van de miljoenen levensgraden die tot uw leven behoren?
Iedere voetstap moet gij in harmonie met het oneindige kunnen plaatsen en daarenboven weten dat gij Gods leven, ’n natuurlijke levensgraad, niet vertrapt, of gij zijt in disharmonie met de liefde van God, want dit leven ís liefde!
Gij denkt, dit is niet mogelijk, maar er zijn levensgraden in de natuur die u moeten dienen.
Zij verlangen ernaar om geplukt te worden, zij zijn ervoor geboren.
Wee u, indien gij een levensgraad vernietigt, die als wet een eigen wereld vertegenwoordigen moet, eerst nu kunt gij niet verder, de Goddelijke liefde van deze levensgraad roept u het halt toe!
Hoe is nu het liefdeleven van deze planeet?
Er ís geen levensgraad geboren of hij werd bezoedeld, verkracht, zoals het geschiedde tijdens dit voordierlijke bestaan.
En toch is dit leven verdergegaan.
De ziel heeft de Aarde geschapen en thans is zij het Goddelijke van haar bewustzijn ingegaan.
Hiervoor waren miljoenen levens en levensgraden te beleven.
Toch is zij zo ver gekomen.
Hier begon de ziel reeds aan het herstellen van haar fouten.
Waarom ik tot uw leven gekomen ben, mijn broeder?
Omdat wij willen, dat de mensheid van de Aarde nú de eeuwige verdoemenis vernietigt.
Deze mensheid kan het Gods gerecht niet langer aanvaarden.
God straft niet!
God is liefde!
De ziel moet tóch al haar fouten beleven.
Wij willen dat nú de aardse mensheid ontwaakt, voor Christus wil leven en sterven!
Indien ook hiervan de wetten beleefd worden is het – het betreden van het Hiernamaals, want het sterven voor de Aarde is het betreden van de astrale wereld, de liefdeafstemming voor God.
Het is een engelentoestand voor de ziel.
Vul uw leven door deze wonderen en gij zijt waard dit geluk te mogen ontvangen.
Al het leven van God kan nu tot uw bewustzijn spreken, gij zult nimmer meer alleen zijn.
Meester André, is er geluk in uw leven gekomen?
Wilt gij Gods oneindige wetten leren kennen?
Heb dan lief, wat door God en uw eigen leven geschapen is.
Leer de wetten van uw levensgraad kennen en gij komt in harmonie met het oneindige.
Eerst nu begrijpt gij wat liefde is.
De ziel als mens, mijn broeder, zal zich deze wetten eigen maken, doordat zij haar Goddelijkheid stoffelijk verdicht.
Het is het verdergaan en het tot God terugkeren.
De Kosmologie van ons bewustzijn eist van ál het leven van God deze wetten lief te hebben en ze te eerbiedigen.
Eraan ontkomen is niet mogelijk.
Doodslag van de Aarde is eigen vernietiging voor de liefdewet, het gebeuren verbindt uw leven met de disharmonische gevolgen voor uw bestaan.
Voor elk organisme zult gij moeder moeten zijn, al die zielen gingen niet te vroeg over, maar gij verbrak de hoogste levenswet voor dit bestaan en zult die door uw eigen leven moeten herstellen.
Dit is alleen door het moederschap mogelijk.
Op Aarde leert gij ál deze wetten kennen, ook wij hebben ze moeten beleven.
Thans beleven wij de hoogste liefde, wij zijn ín God gekomen!
Het licht in uw ogen is een liefdewet!
Doof dit licht van een andere levensgraad en gij betreedt de disharmonie voor uw eigen bestaan.
Gij zult moeder moeten worden en aan deze ziel het stoffelijk licht schenken, opdat zij haar levensgraad kan afmaken.
Want hierdoor verkrijgt zij haar bewuste voelen en denken.
Wat door God als liefde geschapen is in een stoffelijke levensgraad, blijft liefde!
Maar gij als mens ziet deze wet voor uw leven veranderen, al het leven is uitdijend tot het eigen scheppen en baren gekomen.
Ontneem de menselijke ziel haar verkregen stoffelijke eigenschappen en gij smoort haar liefdegeluk.
Door het scheppen en baren keert zij tot het Goddelijke bestaan terug.
Wilt gij dit tegenhouden, nu gij als zij God zijt?
Wat hier leeft is voordierlijk, toch is al dit leven liefde, het vertolkt een liefdegraad voor het ‘Albewustzijn’.
Het zal u dienen, alleen dan, als uw leven het in liefde nadert.
Deze gelijke afstemmingen zingen u liefdevol toe, gij denkt dat het Kosmische evenwicht uw bewuste leven wil dragen.
En gij zweeft nu, want gij hebt door de liefde de zwaartewetten van uw stoffelijke bestaan overwonnen.
Is u dit beeld niet geschonken?
Wij zijn zo ver.
In ons leven is dit geluk gekomen.
Wij kregen de wetten van al de miljoenen levensgraden als vormen van liefde in ons Goddelijke bezit.
En dit bezit is eeuwigdurend.
Heb lief en gij staat voor de Goddelijke rechtvaardigheid.
Zij vervalt, indien uw leven disharmonisch is.
Het zijn de voor uw leven geschapen levensrechten, die door het vader- en moederschap de wedergeboorte vaststelden.
Als het leven van een plant uw Goddelijke verstoffelijking zal moeten dienen, denk dan niet aan vernietiging, maar blijf ook met deze levensgraad in harmonie.
Straks, wanneer gij met de meesters het dierenrijk betreedt, zult gij onschatbare wonderen beleven voor de levensrechten van de harmonie.
Nu is het ene dier geboren om voor de Goddelijke harmonie te waken.
Gij zult nu Goddelijke wonderen beleven, doch ze zijn tevens aan het menselijke wezen geschonken.
De ziel beleeft ze!
Is er één disharmonische wet geboren voor de schepping, dan zullen de tien harmonische waken over dit ene verstoffelijkte bestaan, omdat de menselijke God in rust en vrede zal leven.
Want de hoogste liefde waakt over uw bestaan.
Een dier – bijvoorbeeld – dat ingesteld staat op de vernietiging, de disharmonische wet, schept zélf de harmonische levensgraden, om de voortwoekering te doen stikken.
Zó wonderbaarlijk herstellen zich deze dierlijke graden.
Waardoor?
Omdat ze uit uw leven zijn geboren.
Gij zijt liefde!
Als er één vergiftig soort dier geboren is door de disharmonische wetten, zijn er vele andere soorten door ontstaan om dit natuurlijke euvel te doen oplossen.
Eerst dan, wanneer de menselijke ziel zélf de disharmonische wetten betreden heeft, heeft geschapen, kan het dier haar stoffelijke leven voor kort mismaken, zij keert immers terug naar de stoffelijke wereld.
Op Moeder Maan leefde ál het verstoffelijkte leven van God in harmonie met de oneindige godheid.
Eerst hier is de haat ontstaan.
En het volgende leven zal die haat weer doen oplossen, of gij zoudt nimmer de Aarde hebben bereikt.
Wat hier voordierlijk is, werd op Aarde menselijk.
En eerst nu is haat onfeilbaar vernietigend voor die levensgraad.
Ook de menselijke hartstocht kreeg hierdoor het bewuste willen dienen.
Wat thans uitgezonden werd, bouwde als het astrale bewustzijn zichzelf voort.
Het zijn de hellen die erdoor ontstonden.
Komt nu de ziel weer in harmonie met haar God, haar wetten voor de liefde, onttrekt zij haar krachten aan die hellen en lossen deze wangestalten natuurlijk op.
Het is het vader- en moederschap voor de ruimten als onbewuste levenswetten beleefd.
Een ruimte is onbewust, als mens zijt gij bewust.
Toch leeft een ruimte en is te peilen en te ontleden door uw verkregen bezit, maar gij moet een Kosmische diepte kunnen bepalen of gij verliest uzelf in deze oneindigheid.
Licht en duisternis zijn levenswetten door u geschapen.
Dien het licht en gij weet steeds waarin gij leeft.
De hartstocht, het geweld, haat en moord, zijn de eigenschappen van deze duisternis.
Doordat ze licht, levende energie uitstralen, verdichten zich deze werelden volgens de gevoelsgraad van de ziel.
Door haar denken schept zij gestalten.
Het is hierdoor dat zij een hel bewoond ziet, vorm heeft, versiert is; het zijn haar eigen aanhangsels, haar vreselijke kracht omtrent dierlijke scheppingen, die door de disharmonische wetten tot stand kwamen.
Gij leert ál deze wetten kennen; door uw meesterschap krijgt deze mensheid de wijsheid ervan als een Goddelijk geschenk verzorgd.
Tot uw leven spreken verschillende levensgraden.
Ook het water kan u over al deze wetten vertellen hoe het ontstaan is en waardoor het de harmonische wetten van God beleven kan.
Al het leven is ertoe in staat.
En nu zijt gij in harmonie gekomen met uw godheid.
Zij zal uw leven beschermen.
Hoor nu wat al dit leven te zeggen heeft.
Het is nimmer hulpbehoevend.
Hoog boven uw eigen levensgraad zweeft de liefde als uw paradijsvogel niet kan zijn, deze is bovennatuurlijk.
De hoogste levensgraad groet u.
Wil dit angst betekenen?
Zou God angst in u hebben neergelegd, nu wij zien dat álles liefde, geluk, rust en vrede is?
Dat ál het leven u dient?
Het is het geschapen woord van een onbewuste levensgraad.
De Goddelijke Mens kent geen angst.
Hoger weten is het, bewust beleven, maar door de oneindige liefde van God, Die wil, dat wij ons leven verstoffelijken.
Ook nu zijn wij stof, ook al hebben wij de Goddelijkheid leren kennen!
Gij denkt aan de meesters, of ook zij met uw leven zijn verbonden, nu ik tot uw innerlijk spreek.
Ik zeg u, ook zij volgen ons leven en éénzijn.
Let nu goed op, ik ga tot meester Zelanus, hij zal thans het woord ontvangen en voortgaan.
Ook door zijn bewustzijn wil ik spreken, doch thans door de organen van zijn ziel.”
De meesters waren in elkaars nabijheid gekomen, direct daarna ging meester Zelanus verder en zei:
„Wat gij ziet zijn stoffelijke openbaringen van uw godheid.
Heb elk verschijnsel lief, want het behoort tot uw leven.
Hoe is dit liefdeleven?
Voor de levensgraden van deze planeet zijn ze voordierlijk.
Hoe zijn de liefdegedachten van dit voordierlijke gevoelsleven en dit bestaan?
Gaan deze gevoelens uit van het stoffelijke gewaad of van de ziel?
De persoonlijkheid?
Mijn leven is daarmee verbonden.
Ik kan u thans zeggen, mijn broeders, dat de ziel schept, baart, aangetrokken wil worden.
Wij staan voor een Goddelijke wet!
Om haar te beleven moeten wij de levenswetten voor de liefde volgen en ondergaan nu de hoogste bewustwording.
Hoe hebben deze levensgraden die kunnen beleven?
Op natuurlijke en Goddelijke afstemming.
Hier op deze planeet, nu wij weten dat dit leven voordierlijk is?
Já!
Want dit dier zóú aantrekken, móést voor zichzelf het volgende leven scheppen, of het sloot zich voor de wedergeboorte af.
Ik onderga dit liefdeleven volgens mijn eigen afstemming en kan dus een kosmische vergelijking maken.
Ik moet nu beamen dat dit dier nog steeds voor God in harmonie leeft en de natuurlijke wetten opvolgt.
Deze éénheid heeft voor de levensgraden de volgende levenswet geschapen en man en vrouw keerden als tweelingzielen terug om het stoffelijke leven voort te zetten.
De levenswetten voor de liefde, die door hen voor de uitbreiding van de levensgraden worden beleefd, zijn de door God geschapen verstoffelijkte openbaringen.
Had gij ze u anders voorgesteld?
Deze zielen worden ertoe gedwongen.
De astrale persoonlijkheid als de vonk Gods daalt in deze levens af en zie, de ziel geeft zich voor haar toestand.
De moeder ontvangt, het scheppende wezen geeft zichzelf.
Hierdoor krijgt de ziel haar wedergeboorte.
Een nieuw lichaam, zij kan haar verstoffelijkte leven voortzetten.
En nu wachten beiden af op de geboorte.
Als het dier in de natuur blijven zij één.
Deze zielen hebben het allerhoogste vertolkt, de Goddelijke liefde verstoffelijkt als een volgende levensgraad.
En die levensgraad zegent hun levens.
De handeling is liefde!
Het liefdeleven op de Tweede Kosmische Levensgraad, mijn broeders, is in niets disharmonisch.
Hoe is het liefdeleven op Aarde?
Gij zult daar de disharmonische wetten vaststellen.
Hoe ontzagwekkend deze wet de geboorte, wedergeboorte en voortgaan heeft bezoedeld, zal u daar duidelijk worden.
Het liefdeleven bezit zeven levensgraden voor elke stoffelijke graad als levende persoonlijkheid door God geschapen.
De ziel zal ze verstoffelijken.
Voor deze planeet is de ziel volgens die wetten aan haar taak begonnen.
Eerst op Aarde leren wij de geestelijke liefde kennen en staat zij voor de astrale wereld.
Het liefdeleven is het, waardoor zij haar levensrechten beleven kan.
Al deze levensvormen zijn voor de natuur onbewuste levenswetten, die voor de menselijke ziel zijn bewuste scheppingen, doordat dit geschapen leven zich doeltreffend uiten kan.
Het is het vorm geven aan iets, dat de liefde vertegenwoordigen moet voor God, om de voortplanting te dienen.
Al deze graden zorgen voor het eigen bestaan, zij scheppen en baren.
Maar de ziel als mens blijft overheersend in deze liefde.
Door de wetten van God komen wij tot het éénzijn van ziel tot ziel.
Duidelijk zult gij beleven, dat het stoffelijk gebeuren door de ziel die aangetrokken moet worden, is beïnvloed.
De handeling voor de liefde ís een wet beleven, die de hoogste harmonie aantrekt en (waardoor) de wedergeboorte zich manifesteerde.
Deze wet is voor de planeet Aarde verduisterd.
Het hoogste voor de Goddelijke manifestatie is door de waanzin gestoord.
Hierdoor zijn de geestelijke afwijkingen ontstaan, die op deze planeet geen levensvatbaarheid beleefden, omdat de ziel zich er niet voor openstelde, zij die hoogte nog niet had bereikt.
Eerst op Aarde betrad zij de bezoedeling van deze wet.
Het liefdeleven op deze planeet bleef onaangetast.
Het vader- en moederschap ontwikkelde, zodat de ziel de zeven levensgraden kon beleven.
En eindelijk staat zij voor haar Marsbewustzijn.
Nu kan zij verdergaan, een andere wereld opbouwen, de levensgraden van haar Goddelijkheid verstoffelijken om tot het Goddelijke stadium terug te keren waartoe zij behoort.
Hiervoor leefde zij!
Voor niets en niets anders!
Eerst op Aarde schiep zij haar stoffelijke wereld.
Is dit door de ziel van de Aarde begrepen?
Is het liefdeleven daar volgens de harmonische wetten beleefd?
Is de ziel in harmonie gekomen met de oneindigheid van haar godheid?
Het is mogelijk!
Die levensgraden schonk zij aan haar voortbestaan, de ‘Al-Liefde’, waarvan zij een deel is, schonk haar die mogelijkheid.
Wij zullen die wetten volgen.
Wat ik moet waarnemen is het bewustzijn van deze liefde.
Zij is voordierlijk afgestemd, maar bewust scheppend voor de levensgraden van de Tweede Kosmische Levensgraad.
Op de Derde Kosmische Levensgraad zal de ziel als mens haar leven voltooien en afmaken, en ziet zij zich geplaatst voor een hoger stadium – de Vierde Kosmische graad.
Hoe zal zich dit openbaren voltrekken?
Zij zal er komen.
Niets houdt haar leven tegen.
Het vader- en het moederschap zijn de wetten ervoor.
Graad na graad zal de ziel beleven en haar leven afstemming geven op de hoogste wet, die der liefde.
En intussen haar omgeving versieren, om haar verkregen geluk te vergroten.
Zie nu naar deze omgeving, mijn broeders, en gij voelt de Macrokosmische afstemming van al deze levensgraden.
Ik ben genoodzaakt u het huidige stadium te tonen, wilt gij gevolgtrekkingen kunnen maken.
Thans, nu de planeet stervende is, de atmosfeer verstijft, het leven de kilte voelt van het rottingsproces dat het lijk te aanschouwen krijgt, is die liefde uiteindelijk.
Het wil zeggen, dat dit leven verder is gegaan, dat de planeet haar taak heeft verricht.
Zegt dit niet, dat de ziel haar liefdeleven volgens de wetten heeft kunnen ontvangen?
Dat God géén disharmonische wetten geschapen heeft?
Door deze stuwing heeft ál het leven zich verdicht.
Niettemin moeten wij de onfeilbare levensgraad aanvaarden voor deze afstemming, die onder die van de Aarde ligt.
Ik moet u aantonen, dat de ziel hier natuurlijker voor de liefde heeft kunnen leven, dan de ziel van de Aarde.
Nog is hierin harmonie, voor het dier voor de eigen levenskern en waren tweelingzielen één.
De wetten werden op Macrokosmische wijze beleefd.
Op de Aarde rukte de ziel zich los uit deze heiligheid, maar heeft toen moeten aanvaarden dat zij ellende schiep.
Het liefdeleven van deze wezens in welke graad het dier zich ook bevindt, is voor de hoogste wet volkomen harmonisch.
Hier zijn dus geen harmonische wetten gestoord en kunnen wij aanvaarden dat er geen hellen zijn ontstaan, die de ziel van de Aarde geschapen heeft.
Voor het liefdeleven was er geen duisternis, op Aarde is er duisternis geboren en verloor de ziel voor korte tijd haar kosmologie.
Als op de Maan volgt zij haar tweelingziel.
Zij krijgt liefde.
Zij voelt, dat zij scheppen zal.
Die levenswetten zijn overheersend voor al de levensgraden, als mens en als ruimtelijk bewustzijn.
De ziel zal ze verstoffelijken, aan haar bewustzijn méér ruimte schenken.
Voelt gij, dat het liefdeleven het állesoverheersende is voor ál de ruimten van God?
Dat wij hierdoor de wetten van ons leven leren kennen?
Ziet gij, hoe dit bewustzijn zichzelf evolueert?
En neemt gij waar, dat de ziel als mens door het scheppen en baren haar wereld verrijkt?
Wat wij op de Maan hebben beleefd, is ook hier in niets veranderd.
Die levenswetten zijn echter verstoffelijkt.
Wat wij daar beleefden voor het embryonale bestaan, is hier het verkregen deel van ons leven, dat het scheppingsplan vertegenwoordigen moet.
De innerlijke organen hebben zich erdoor geschapen, zij kregen de uiterlijke vormen en eerst toen beleefden wij de waarnemende hartstocht voor de Aarde.
Door het zien en beleven van deze organen ontplooide ons leven zich en kreeg de ziel haar baringsweeën bewust te aanvaarden.
Het liefdeleven van deze planeet, mijn broeders, is in niets veranderd en zal ook voor de Aarde deze wetten beleven.
Alleen het organisme is thans schoner geworden en de ziel bewuster.
Is zij in harmonie gebleven voor het baren en scheppen?
Ging zij door deze wetten tot de hoogste liefde of bezweek zij eronder?
Duizenden eigenschappen zijn er ontstaan voor de ziel, die zij disharmonisch onderging en haar harmonie voor de Goddelijke schepping door verloor.
Zoals het dier in de natuur de levenswetten beleeft, is voor deze levensgraad de ziel als mens tot bewustzijn gekomen.
Eerst op Aarde heeft zij deze levensgraad verlaten.
Toen haar bewuste menselijke leven tot het dagbewuste ik sprak, kreeg zij die verschijnselen lief.
Nu ontstond de hartstocht.
Hoe ver ging zij?
De hellen ontstonden, haat en verschrikking.
Duizenden eigenschappen voor de disharmonische wetten.
Miljoenen malen heeft zij thans het moederschap te beleven, wil zij weer in harmonie zijn met het oneindige dat haar toebehoort.
Zal zij daarin slagen?
De sferen van licht zijn ontstaan, dus het is mogelijk en het ‘AL’ ís bewoond.
Tussen de planeet Aarde en deze wereld zijn de disharmonische wetten ontstaan.
Juist door het menselijke bewustzijn, kreeg de ziel het voelen voor haar eigen ruimte, en ál haar ontstane verschijnselen.
Zij wilde liefhebben.
Het hoogste goed door haar geschapen werd verwaarloosd.
Niet God strafte haar, doch zij strafte zichzelf.
Door het liefdeleven ontzonk haar de begaanbare planeet en verwaasde haar levenslicht.
Het is hiervoor, dat Christus de hoogste liefde tot haar bracht.
Hij wist, dat zij haar liefdeleven had bezoedeld.
De andere graden voor de liefde in stoffelijke en geestelijke toestand, zouden daardoor de harmonische wetten ontvangen.
Welke zijn deze verschijnselen?
Héél de natuur is het.
Bloem en plant, ál het leven door ons ontstaan, behoort ertoe.
Die levensgraden moeten wij liefhebben of wij versperren dit leven de weg om hoger te gaan, om zich door onze liefde te kunnen manifesteren.
Het zijn de bewuste en onbewuste levensgraden voor de liefde, die wij als hoogste verschijning door ons scheppen en baren het leven schonken.
Daarmee in harmonie te zijn is het bezit van de Goddelijke Mens, het bezit van een oneindige.
Wij hebben die werelden mogen aanschouwen, bewust mogen beleven, wij weten, er zijn Zeven Kosmische Graden ontstaan.
Het is dus mogelijk om in harmonie te komen met God.
Door het beleven van de liefde voor ál het leven komen wij zo ver, want ook hier hebben wij als ziel deze wetten geschapen.
Indien wij als ziel nieuw leven scheppen, zijn wij door de ziel die wij moeten aantrekken bezield.
Willen wij zélf scheppen, dan betreden wij de disharmonische wetten en staan dan voor de hartstocht.
Op deze planeet hebben wij die hartstocht niet gekend, eerst op Aarde leerden wij die gevoelens bewust te beleven.
Het is daardoor, dat wij hier geen waanzin ontmoeten, dat toch op Aarde mogelijk is.
De ziel als mens bleef hier in haar harmonie voortleven en maakte haar bewustzijn af.
Het Marsbewustzijn kreeg zij erdoor in handen.
Daarna kon zij zich gereedmaken voor haar verdergaan en waren ook de voorplaneten van de Aarde gereed.
Door haar liefdeleven, haar scheppen en baren, ontwaakte zij voor haar werelden.
Wat de Zon als het licht aan Moeder Maan geschonken heeft, zijn voor de ziel als scheppende macht de organen om te scheppen.
Gij ziet nu, dat ruimte en tijd voor het liefdeleven van deze planeet als voor de Macrokosmos is.
Volgt deze wetten en gij ziet uw eigen levensgraad.”
Meester Alcar ging verder en zei:
„Het is dus duidelijk, dat het liefdeleven voor héél de ruimte naar de eigen levensgraad beleefd wordt.
Volgt de ziel de wetten van de natuur op, dan is zij in harmonie met de schepping.
En deze wetten zijn op Aarde bezoedeld.
Hierdoor zijn er stoornissen tussen leven en dood ontstaan, d.w.z. tussen het aardse en het geestelijke leven.
Nu wachten duizenden zielen op één organisme, wat op deze planeet nimmer is beleefd.
Aan die verschijnselen is vast te stellen, dat de ziel aan haar tijdelijk ondergaan is begonnen, en (wat) toch niet door God is gewild!
Komende tot de Macrokosmos, dan zien wij dat de planeet deze eigenschappen zou bezitten, want het zieleleven van de mens was niet verder.
De omvang van de planeet, haar plaats in het Universum, schiep dit gigantische lichaam.
Toen de zeven levensgraden waren ontstaan, de ziel van hier aan de Aarde was begonnen, al de andere komische graden tot stand kwamen en zij het Goddelijke ‘AL’ betrad, maakte ook Mars zich reeds gereed om aan het oplossen te beginnen.
Het leven dat nog in het huidige stadium aanwezig is, zal spoedig de planeet verlaten en (dan) kan zij als Moeder Maan tot haar God terugkeren.
De klimatologische wetten wijzen erop, dat de eerste fases tevoorschijn treden en dat het leven op haar niet meer te beleven is, hoewel dit organisme in harmonie is met de natuur.
Dit monster kan tegen elk klimaat, maar de hoogste levensgraad niet meer en is gereed om naar de Aarde te vertrekken, om althans haar bijplaneten te beleven.
Wat leert ons het liefdeleven van deze levensgraden?
Dat de ziel hierin zichzelf gebleven is en dat zij eerst op Aarde aan de disharmonische wetten is begonnen.
Ook het oerwoudstadium van de Aarde leeft op deze afstemming.
Maar dalen wij dieper in deze afstemmingen af, dan beleven wij meteen de onbewuste en bewuste levensgraden voor de liefde.
Wij zien nu dat elke levensgraad de eigen intuïtie bezit, bezieling geeft naar vermogen, zoals het organisme zich eigen heeft kunnen maken.
Ziel en stof zijn één, de persoonlijkheid overheerst.
En dat zal zij blijven doen tot in het Goddelijke ‘AL’.
De liefde is het hoogste door God geschapen, elke handeling móét liefde zijn, willen wij als mensen op Hem afstemming bezitten.
Maar door het vader- en moederschap beleven wij de hoogste graad voor de liefde, want nu dienen wij de Goddelijke EVOLUTIE!
Die drang is in al het leven aanwezig.
Héél de natuur schept!
Wij weten thans, dat al die levens bezig zijn om voor zichzelf een nieuw lichaam te scheppen, om het leven naar de hoogste graden te kunnen voortzetten.
Door die levensgraden te beleven kreeg de menselijke ziel het Marsbewustzijn in bezit.
Zie naar deze stadia en gij hebt heilig ontzag voor al deze wetten als stoffelijke organismen.
Miljoenen levens gingen van de Maan weg en kwamen hier aan.
Door lichaam na lichaam te beleven betrad de ziel het Marsbewustzijn.
Door leven na leven te beleven verruimde zich haar toestand.
Eerst leefde zij onder de grond, thans als een grote kudde bijeen en op het land.
Zij is bezig haar leven aangenaam te maken, ook al duurt het nog duizenden eeuwen voordat zij het menselijke bewustzijn bezit.
Maar ook dat is voor haar te bereiken.
Hoe moeten wij God danken, nu wij mogen aanvaarden, dat er een verder en hoger gaan is.
Hoe moeten wij ons hoofd buigen, nu wij waarnemen, dat het Licht van de Zon zich al scheppend verdicht heeft als stoffelijke organen, waardoor het scheppende wezen de voortplantingswetten betreedt.
God heeft dit alles overzien!
Hij legde hierdoor Zijn Schepping in onze handen.
Is het dan niet noodzakelijk, dat wij voor het geluk van de ziel op Aarde vechten?
Dat wij haar verdoemdheid vernietigen?
Vele andere wetten zal zij moeten aanvaarden.
Zij staat tóch voor haar disharmonische wet.
God heeft haar niets te vergeven, zij móét haar liefdeleven zélf ordenen, zij moet paal en perk stellen aan disharmonische gevoelens en ál het leven van God liefhebben.
Eraan ontkomen is niet mogelijk!
Op Aarde zullen wij die wetten beleven en zien wij, hoe de hellen zijn ontstaan.
Wat hier vóórplaneten zijn, zijn voor de Vierde Kosmische Levensgraad sferen voor de ziel.
Zij gaat dus steeds hoger en verstoffelijkt haar liefde als werelden.
Totdat zij haar Goddelijke toestand heeft bereikt en weer ‘ALZIEL’ is!
Daar zullen wij haar terugzien.
 
o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o