De Goddelijke Harmonische Wetten voor ál het Leven

Volgens de Goddelijke Openbaringen, mijn broeders, schiep God stoffelijke en astrale wetten.
Toen de eerste openbaringen als stoffelijke verschijnselen het levenslicht ontvingen, had de Schepping Gods reeds een aanvang genomen.
Zon en Maan kregen een eigen verdichting en (zo) ontstond ons menselijke bestaan.
In korte tijd ontstond de ene wet na de andere en in de eeuwen die voorbijgingen, kregen miljoenen levensgraden betekenis, omdat wij die levensgraden als Goddelijke wetten zouden beleven en ze ons eigen maken.
Hierdoor beleefden wij de wet voor de stoffelijke en geestelijke evolutie.
Ons leven dijde uit, wij kregen bewustwording.
Allereerst beleefden wij de wetten van leven en dood.
De wet voor het betreden van de ‘wereld van het onbewuste’, want een dood is er niet!
Niettegenstaande dit, is er een stoffelijk vaarwel en treedt de ziel uit dit lichaam, dat een verrotting heeft te ondergaan.
En ook hierdoor ontstaat er een nieuw leven, waarvan wij de wetten nog moeten ontleden, doch (die) niettemin door ons leven beleefd zijn, want wij hebben de geestelijke wetten bereikt!
Wij zijn aangekomen in het leven na de stoffelijke dood, de astrale wereld.
In de eerste levensgraden voor het embryonale leven zijn wij aan het beleven van Gods wetten begonnen.
Die zijn, meester André?”
„De wetten voor de geboorte.
Die van het vader- en moederschap.
En de wedergeboorte, de wetten voor het kind en de ouders, de zuster- en broederwetten en duizenden anderen.”
„Inderdaad, duizenden andere wetten zijn er door God geschapen die wij ons eigen moeten maken, willen wij als het hoogste wezen in Gods schepping, tot God terugkeren om daar in het Goddelijke ‘AL’ Zijn wetten en Leven te vertegenwoordigen.
En dan zijn wij als God is!
Menselijke Goden!
Een wet is ook een wereld en een wereld is een Goddelijke Openbaring.
Wat zich nu door de Goddelijke Openbaringen aan ons oog gemanifesteerd heeft, konden wij ons eigen maken en daardoor kregen wij de Goddelijke wet in bezit.
Ons leven verruimde zich, doordat wij nieuw leven ontvingen.
Door het vader- en moederschap hebben wij een volgend stadium kunnen optrekken.
Door de wedergeboorte zien wij ons in staat om aan een nieuw leven te beginnen.
Door het vader- en moederschap kregen wij deze wetten weer als bezit voor ons leven gereed en ontstonden de levensgraden voor de liefde.
Elke levenswet door God geschapen is onderverdeeld door zeven graden, eerst in de hoogste graad beleven wij de wet op volle kracht en volgens de Goddelijke verschijnselen, die ons door de openbaringen zijn getoond.
Zeven levensgraden moeten wij dus volgen, willen wij de door God geschapen wet op volle kracht en volgens de natuurlijke evolutie beleven, eerst dan behoort ze ons toe.
Toen wij aan het embryonale leven begonnen, moesten wij zeven vóórstadia volgen, voordat wij embryonaal leven waren geworden.
In de zevende levensgraad had ons leven zich in zoverre verdicht, dat wij de wet voor de eigen splitsing van persoonlijkheid ondergingen.
Op dat ogenblik waren wij embryonaal leven.
Dat is een wet!
Dit ogenblik is onbegrensd, het is volgens de schepping Gods het einde van een stadium.
Hoger en lager, naar links noch rechts kan niet, dit ís de eigenlijke levensgraad.
Betreden wij het volgende stadium, dan moeten wij dit leven onherroepelijk verlaten en naderen wij een volgend stadium voor een nieuwe levensgraad, opvolgend de vorige die wij ons eigen maakten.
En deze stadia hebben wij leren kennen.
Zeven graden volgden, opnieuw staan wij voor de wetten van God, maar intussen heeft ons leven zich verdicht, is ons bewustzijn sterker geworden.
Niet alleen voor het innerlijke leven, vele andere verschijnselen zijn er reeds ontstaan.
Wij kregen door dit evolueringsproces ons licht in de ogen, wij kregen de smaak- en reukorganen en het gehoor, en wij kregen lief, het gevoel om ons leven met de andere soort die tot ons leven behoorde te verbinden, waardoor wij de wet voor de wedergeboorte schiepen.
Al deze wetten zijn Goddelijk bewust en Goddelijk bezield, zij wíllen volgens de Goddelijke Harmonie beleefd worden.
Ik vraag u thans reeds:
Was de ziel daartoe in staat, meester Zelanus?”
„Ja, meester.”
„Is de ziel, meester André, nog altijd in harmonie met deze wetten?”
„Zij is in niets disharmonisch.”
„Hoe is dit vast te stellen?”
„Aan de door u genoemde openbaringen, meester.”
„Dit is vanzelfsprekend en hebben wij kunnen beleven.
De menselijke ziel was hier dus niet in staat om deze wetten door God geschapen te bezoedelen, meester Zelanus?”
„Néén, mijn meester, zij was er niet toe in staat.”
„Waarom niet, André?”
„Omdat de harmonie door de Goddelijke Openbaringen aan ál deze wetten is geschonken.”
„Kunt gij mij hiervan een verklaring geven?”
„Ook dat is mogelijk, want ik ben één met de Goddelijke harmonie.
Deze wetten volgden elkaar op.
Doordat God harmonie voor ál het leven heeft geschapen, was de menselijke ziel niet in staat deze wet te bezoedelen als embryonaal bestaan.
Op de Maan hebben wij geen disharmonische wetten kunnen vaststellen en ook hier, op deze planeet, zie ik ze niet.”
„Is dit juist, meester Zelanus?”
„De verklaring voor deze vraag wordt aan mij gegeven.
Ik ben wet!
Mijn leven is in harmonie gekomen met de geestelijke levensgraad, de sfeer, waarin ik thans leef.
Hier en op de Maan zijn de natuurlijke wetten niet door de ziel te bezoedelen, noch te verbreken.
Nergens in de ruimten van God is zij ertoe in staat en toch, er zijn disharmonische wetten ontstaan.
De harmonische wetten zijn voor haar als wetten van leven en dood, die het uur van geboorte en het uur van overgaan hebben vastgesteld.
Ik zie thans op Kosmische afstemming voor ons eigen leven.”
„Er zijn dus graden ontstaan, meester André, toen God de harmonische wetten schiep?”
„Ja, meester.”
„Hoe zijn die vast te stellen?”
„Die wetten hebben de levensgraden geschapen.
Er zijn embryonale, stoffelijke en geestelijke harmonische wetten geboren.
Maar tevens de voordierlijke, dierlijke, grofstoffelijk, stoffelijke, kosmische en de Goddelijke levenswetten voor de ziel, die zij moest beleven, wilde zij tot het ‘AL’ terugkeren.
Graden dus van leven en die levensgraden zijn Goddelijke Harmonische wetten voor ál het leven in de ruimten.
Wij als menselijk wezen en als ziel maakten ze ons door de wedergeboorte eigen en kregen ze in handen, waardoor ons leven zich verruimde en de wereld ontstond.”
„Deze wetten, mijn broeders, heeft God door Zijn Openbaringen stoffelijk en geestelijk bezield, op de Maan en in de eerste levensgraden voor deze planeet beleefden wij ze volgens Gods wil, doch later schiepen wij disharmonische wetten, die ons ongeluk brachten en waardoor wij de Goddelijke Harmonische hebben verkracht.
Wij zullen ze aanstonds mogen beleven en onomstotelijk bewijzen, dat God geen disharmonische wetten geschapen heeft.
Hierdoor beleefde de ziel op deze planeet andere wetten, die haar toebehoorden en níét God geschapen heeft, maar waardoor haar leven door haat werd bezield.
En op dat ogenblik verloor zij als mens haar levensrechten, die tot haar geboorte behoorden.
Dit wil zeggen, dat de volgende levensgraad opnieuw door haar volgens de harmonische wetten beleefd zou worden, maar dat zij de bezoedelde graad zou herstellen.
Als ik spreek van levensrechten, zijn die door God geschapen en zál de menselijke ziel ze moeten beleven volgens de natuurwetten, want al deze wetten kregen door de natuur kracht en een eigen persoonlijkheid.
Het staat vast, dat op de Maan geen disharmonische wetten beleefd konden worden.
De menselijke ziel beleefde graad na graad en was niet in staat om te verkrachten, noch te bezoedelen, wat door God geschapen is.
De levensgraden volgden elkaar op, de ziel gaat door het vader- en het moederschap verder, naar de wedergeboorte en (zo) betreedt zij de astrale wereld.
Ook daarin beleeft zij de wet voor harmonie, het terugkeren tot het embryonale stadium, wilde zij de geboorte beleven, in niets zijn er stoornissen ontstaan.
En toch, voor het menselijke wezen van de Aarde, het hoogst bewuste kind van God en als ziel, heeft God als een Vader van Liefde, dit kind moeten straffen?
Er is voor ons leven dus toch disharmonie ontstaan?
De ziel heeft deze Goddelijke wetten kunnen omzeilen en een eigen weg mogen volgen?
Heeft God dit bedoeld en gaf zij aan ons die machten en krachten?
Wij staan reeds voor vele vragen.
Nu kan ik deze vragen opnieuw aan uw leven stellen.
Heeft God disharmonische wetten geschapen?
Het antwoord is: néén!
God was niet in staat om ze te scheppen, Zijn wetten kwamen door de Goddelijke Harmonie tot stand.
Heeft God de zonde geschapen?
Néén!
De menselijke ziel is eraan begonnen!
Zij is in botsing gekomen met ál deze wetten, zij bezoedelde Gods leven.
Zij strafte zichzelf, God heeft nimmer kunnen straffen!
Maar gij moet het de aardse mensheid bewijzen.
En dat is onze taak.
De hoogste meesters in Gods Heelal willen nu, dat wij deze wetten ontleden.
De ‘Kosmologie’ van meester André, die hem thans geschonken wordt, geeft antwoord op deze vragen.
Waar wij ons ook bevinden, in welke graad ook, zijn de Goddelijke Harmonische wetten te beleven.
Of wij op de Maan zijn, of op Aarde, of op de ‘Vierde Kosmische Levensgraad’, de geschapen wetten van God zijn tijdens de miljoenen eeuwen niet veranderd.
Immers, ook hier beleeft de ziel de wedergeboorte.
Ook hier is zij vader en moeder.
Ook op Aarde is zij zuster en broeder en beleefde zij de wedergeboorte.
Die wetten zijn niet veranderd, omdat leven en dood, het vader- en het moederschap volgens de Goddelijke Openbaringen wetten zijn, waardoor de ziel tot God zou terugkeren.
God heeft geen andere wetten geschapen!
Voor ál de ruimten van God zijn dit de wetgevende bepalingen, de realiteitswetten en (hier) kreeg het leven van God het bestaan door verzekerd.
Niet één wereld is anders geschapen.
Wij kunnen dus aanvaarden, dat de Goddelijke wetten ook hier volgens de openbaringen het levenslicht ontvingen en de ziel als mens ze had te beleven.
Dit zijn de vragen, maar de verschijnselen zijn anders.
Het eigenlijke verschijnsel bracht voort, dat de ziel deze wetten niet begreep.
God sprak in het begin van ons leven tot ál deze levenswetten en zei:
„Ga verder en evolueert.
Mijn kinderen, gij zult man en vrouw zijn.
Ik heb vele wetten geschapen.
De hoogste wet is: liefde.
Indien gij deze wet niet volgens Mijn Leven wilt beleven, zult gij in disharmonie komen volgens Mijn plannen en ziet gij uw leven verduisterd.”
Dat sprak God tegen ál Zijn Kinderen.
De liefde is het hoogste én het allerheiligste, omdat de liefde God is!
Hoe heeft de menselijke ziel de Goddelijke liefde leren kennen?
Op de Maan hebben wij de eerste liefde beleefd.
Het embryonale leven schonk ons deze liefde.
Tal van eigenschappen die vanuit de liefde het licht kregen, schiepen wij, doordat wij aan het leven waren begonnen.
De vader- en moederliefde, bijvoorbeeld, overheerste al spoedig ons leven en bestaan en (zo) leerden wij de allerhoogste Goddelijke Wet kennen, die wij ons eigen moesten maken.
Op de Maan bleven wij in harmonie, later verloren wij ons in de Schepping Gods en schiepen andere wetten, maar waardoor wij de zonde zouden leren kennen.
Op dat ogenblik is ons leven verdriet geworden, leed en smart.
Alvorens ik verderga, wij al deze wetten ontleden, vraag ik u, meester Zelanus:
„Is ons leven op de Maan door de ‘eigenliefde’ bezoedeld?”
„Neen, dat is niet mogelijk.
Wij zijn daar in harmonie gebleven met Gods schepping.
In niets hebben wij een disharmonisch geheel kunnen vaststellen.
In liefde gingen wij verder.
Ook al waren wij daar niet bewust wat de liefde bracht en zou betekenen, toch dreef ons gevoelsleven onze persoonlijkheid tot het andere leven en schiepen wij een nieuw organisme.
Daarin hadden wij geen bewustzijn.
Ook hier is de menselijke ziel niet in staat om haar bewustzijnsgraden te ontleden, te doorvoelen, want zij is er niet voor ontwaakt.
Zelfs op Aarde is het kind als menselijk wezen van God niet gereed om hier een antwoord op te geven.
Ook daar is de ziel nog onbewust van haar liefde.
Zij kan mij geen antwoord geven op de vraag: Bezit de liefde graden?
Kent gij uw liefde, die gij aan ál het leven van God schenkt?
Als het hoogste wezen voor deze ruimte niet in staat is deze vragen te beantwoorden, mijn broeders, wat dan wilt gij verlangen op deze planeet?
En nu op de Maan, waar wij alléén het visstadium konden beleven?
Op de Maan hebben wij ons leven niet kunnen bezoedelen, meester Alcar, maar op deze planeet, door de bewustzijnsgraden van ons leven, kregen wij die mogelijkheden in handen.
En toen zijn er disharmonische wetten ontstaan, die op Aarde het volle honderd procent konden ontvangen, omdat daar de ziel haar levensrechten volgens het verkregen bewustzijn wilde beleven.
Buiten Gods schepping om, want God heeft gezegd: Heb lief, álles wat leeft.”
Ik vraag aan mijn broeder André:
„Wat is liefde?”
„Op de Maan hebben wij de eerste menselijke liefde leren kennen.
Liefde wil zeggen: het leven van God te dienen.
Het gevoel liefde is door mijn éénzijn met het andere leven tot bewustwording gekomen.
Het omvat álles.
Het is ruimte, licht en duisternis, het is het bezit van al mijn zintuigen, liefde wil beleefd worden door de verschijnselen, maar die verschijnselen zijn de wetten, waardoor de liefde zich als gevoel kan openbaren.
Ik zou ál de Goddelijke werelden moeten verklaren en voor u moeten ontleden, wil ik u het Goddelijke gevoel als liefde ontleden, doch ik ben er hier niet toe in staat.”
„Als liefde de hoogste Goddelijke wet is, moeten wij aanvaarden, dat zij tevens de Goddelijke Harmonie vertegenwoordigen moet, maar wij die als mens zullen beleven, volgens de levenswetten, die door God zijn geschapen.
Is dit juist, meester Zelanus?”
„Ik ben daarmee verbonden, meester.
Liefde ís álles!
Maar wat is dit álles!
Gij kunt u álles van de ruimte, van de natuur, van het licht en (de) nacht, van de sterren- en planetenstelsels, ruimten als astrale werelden voorstellen en bedenken, dan raakt gij het woord liefde.
Dan betreden wij de liefde!
Dan beleven wij de liefde!
En evolueren wij om ons die liefde als levensgraden en als wetten eigen te maken.
En dat is God!
Raken wij één wet aan, beroeren wij het leven van één bloem, welke levensgraad ook, dan betreden wij de harmonische wet voor de liefde.
En zijn wij in harmonie voor dat leven, dan is ook de liefde in harmonie gekomen voor Gods schepping, zodat wij verder kunnen gaan.
Ofschoon wij dit weten, is toch de kosmische diepte voor mij wettelijk bepaald door God, en kunnen wij Zijn wetten niet ontlopen.
Niet één ziel is ertoe in staat, want de wet voor de Goddelijke liefde móét harmonisch beleefd worden.
En thans is liefde álles!
Zijn wij thans in harmonie met de miljoenen levensgraden, door God geschapen, dan maken wij ons de allerhoogste wet die de liefde is, eigen.
Zijn wij er niet toe in staat, dan hebben wij ons buiten de Goddelijke harmonische wet geplaatst.
God heeft die wet nimmer geschapen.
De Goddelijke Openbaringen schiepen liefde!
En als Goddelijk afgestemde wezens, beleefden wij die wetten.
Wat is liefde?
Evolutie.
Wat is evolutie?
Het eigen maken van de Goddelijke Openbaringswetten.
Wat waren deze openbaringswetten?
Stoffelijke en astrale verschijnselen.
Stof en ziel.
Vonken.
Levengevende atomen, wolken, lichtafscheiding, een embryonaal bezield vonkstadium, door het vader- en moederschap tot het leven gekomen.
Dat te dienen is tevens: liefde geven aan het leven van God.
(Door) die wetten te beleven, scheppen wij ons als mensen werelden.
In harmonie te zijn met die werelden volgens de liefde van Hem, die in Zijn Scheppingen de Goddelijke rechtvaardigheid legde.
Duizenden eigenschappen zijn er ontstaan, die echter dóór het gevoelsleven tot stand kwamen, van het gevoel uit zouden dienen en zie, de eerste levensgraad voor de liefde werd geboren.
En op dat ogenblik hadden man en vrouw, kind en ouders elkaar lief.
Zij leefden op Moeder Maan in harmonie, niets verstoorde deze harmonische wetten, totdat zij hier kwamen en aan een ander leven begonnen.”
„God is liefde!
Deze wetten, mijn broeders, zijn waarlijk Goddelijk bewust.
Wat gij hebt mogen zien, meester Zelanus, verbindt mij met de Goddelijke wetten op volle kracht.
Dit wil dus zeggen, indien wij ze niet op honderd procent beleven, de disharmonie tot ons komt.
En meteen staan wij in het bewuste leven.
Ook al is dit leven embryonaal bewust, of voordierlijk, (dat) heeft niets te betekenen volgens de Goddelijke liefde, wij moeten deze Goddelijke geschapen wetten in harmonie beleven.
En hieraan konden wij niet ontkomen, omdat graad na graad ons ertoe dwong!
Aan de stoffelijke organismen heeft God deze wetten geschonken.
Door het menselijke lichaam betreden wij de natuur en ondergaan wij ál de bestaande wetten, als hoogste – de liefde!
Géén organisme heeft ons ertoe gedwongen andere wetten te beleven, want dat is niet mogelijk.
De ziel als mens daarentegen zou eens overheersen.
Waar is dit overheersen van het stoffelijke bestaan begonnen, meester André?”
„In het allereerste ogenblik, meester, de embryonale levenswet.
Toen ik daarin leefde, trok ik het stoffelijke celletje voort.
Dat organisme moest naar mij luisteren.
Ik leefde en niet het organisme.
Kwam mijn einde voor de stoffelijke wereld, beleefde de stof geen verrotting, maar de eigenlijke bezieling als innerlijk leven, dat was ik.
Waarheen ging ik?
Naar de astrale wereld, de wereld van het onbewuste.
Ik maakte mij gereed voor de volgende, nieuwe geboorte.
En opnieuw kwam ik tot het embryonale bewustzijn en overheerste dit kleine leven, het bestaan, dat mij was geschonken, maar mij alléén toebehoorde.
Wie zou het mij willen ontnemen?
Niemand was ertoe in staat.”
„Aldus, meester Zelanus, nimmer was er op de Maan disharmonie voor de menselijke ziel als stoffelijk wezen?”
„Zeer juist, meester Alcar.
Ik heb daar geen stoffelijke stoornissen mogen beleven, want ze waren er niet.”
„Dit zegt onherroepelijk dat de ziel haar einde beleefde volgens de Goddelijke wetten?”
„Inderdaad, die wetten liggen aan haar leven vast en zij zou ze beleven, of er waren kosmische stoornissen ontstaan.”
„Die zijn, André?”
„Hierdoor was het ene leven vroeger dan het andere geboren.
En waardoor zijn wij tweelingzielen?
Hoe had ik mijn levensharmonie willen beleven?
Had ik jaren later geboren moeten worden?
Op de Maan zijn nimmer deze wetten geboren, want wij waren in harmonie, het éne leven trok het andere tot zich.
Vele andere stoornissen zouden er zijn ontstaan, doch God schiep op Maan en Mars Harmonische wetten en (die) zouden wij beleven.
Op de Maan beleefden wij deze wetten volgens de ruimtelijke harmonie, in niets waren ze te storen, totdat wij een ander bewustzijn kregen.
Op dat ogenblik leerden wij de disharmonische wetten kennen en gaven er ons aan over.
God eiste echter dat wij Zijn leven zouden liefhebben.
Door de Goddelijke liefde, als ziel van Zijn ziel en vonk van Zijn vonk, als Leven van Zijn Leven, waren wij liefde!
De hoogste mentaliteit is ons door de Goddelijke Openbaringen geschonken.
Indien wij ons leven daaraan kunnen geven, wij het leven in ál deze graden willen dienen, afblijven van de hogere levenswetten, die ons nog niet toebehoren, omdat wij een andere en wel lagere levensgraad vertegenwoordigen, zullen er zich geen fouten voordoen en blijven wij in harmonie met God.
Niets kan ons verdergaan storen, wij zijn Goddelijk en zullen ons dat bewustzijn eigen maken.
Die mogelijkheden schiep God door de levenswetten.
Wij kregen het bestaan, doordat God zichzelf voor ons splitste.
Deze wet volgden wij op.
Ook ons leven gaf zich aan het andere, wij werden vader en moeder én tweelingzielen.
Onze liefde ontwaakte.
Toen gingen wij verder.
In al de volgende stadia bleven wij in harmonie met God.
De levens, die door ons werden beleefd, maakten wij in harmonie met de ruimte, met de oneindigheid van God, af.
Er kwamen geen stoornissen, telkens weer kregen wij nieuwe lichamen, omdat wij ze voor onszelf schiepen.
Zo behaalden wij het uiteindelijke stadium van Moeder Maan.
Nu konden wij verdergaan en ook nu zien wij de Goddelijke Harmonische wetten gereed.
De volgende planeet trekt ons aan, deze Macrokosmische gevoelsgraad is met ons leven in harmonie.
Wij beleven dus de kosmische levensgraden door de wedergeboorte.
De planeet komt tot verdichting, wij beleven opnieuw het embryonale leven, de verdere vóórplaneten en kwamen toen op Mars.
Wij bleven vader en moeder, moeder en vader, kind, zuster en broeder.
Of wij dit beseften, heeft niets met de stoffelijke harmonische wetten en die voor de geestelijke persoonlijkheid uit te staan.
Dat bewustzijn was voor deze wereld nog niet noodzakelijk, maar ín ons leefde de Goddelijke harmonie waardoor wij waren bezield en tot het leven kwamen.
Hadden wij deze wetten volgens God kunnen blijven beleven, was er nimmer één zonde ontstaan.
Wij kunnen dus beamen dat God géén wet geschapen heeft, die ons leven buiten deze Harmonie voerde.
Géén wet is er door God geschapen, die buiten de natuurlijke wetten om, een eigen wereld vertegenwoordigde.
Dit zijn de Goddelijke wetten!
En wij als ziel zouden ze ons eigen maken.”
„Waren wij daartoe in staat, meester André?”
„Ja, meester.”
„Heeft God dan de zonde geschapen, meester Zelanus?”
„Néén, meester Alcar.”
„Hoe is het dan mogelijk, dat men op Aarde zegt, dat er zonde is?”
„Op Aarde is de zonde geboren, meester.”
„Ik bedoel, meester Zelanus, of wij schuld hebben aan onze fouten en zonden?”
„Ja, wij zijn nu in disharmonie volgens de Harmonische wetten.”
„Maar kan God ons straffen?”
„Nimmer, mijn meester.”
„Wat is dus een zonde, meester André?”
„Het betreden van de eigenliefde.
Het willen bezitten van iets dat niet tot mijn eigen levensgraad behoort.”
„Gaat dit op in alle ruimten, voor alle lichamelijke en geestelijke wetten, meester Zelanus, en moeten wij deze verschijnselen aanvaarden?”
„Indien wij onze liefde in harmonie beleven, het bezit dat ons toebehoort van de eigen levensgraad, volgens de Goddelijke Openbaringen ondergaan, op honderd procent, ook al zijn wij voordierlijk onbewust, eigen maken, dan blijven wij volgens de Goddelijke liefde evolueren of ons leven staat vroeg of laat stil.
Want in Gods ruimten is er géén ten achter zijn.
Mijn broeder André stelde deze wetten zo-even vast.
God kent geen zonde!
God heeft nimmer zonde geschapen!
Fouten kent God niet!
In Gods natuurlijke rechtvaardigheid, is niets disharmonisch.
Ik zie deze wetten, mijn meester.”
„Luister nu wat ik zal zeggen, mijn broeders.
En toch ... het éne leven vreet het andere op.
Het ene leven doodt het andere.
Haat en verschrikking zijn er ontstaan.
Heeft God deze natuurlijke ellende geschapen?
Neen!
Maar wat dan?
Hoe is dit alles te verklaren?
God is liefde!
Houd dit vast en gij staat voor de eeuwige verdoemdheid.
Wat is Gods bedoeling geweest?
Waarom schiep Hij de Mens niet naar Zijn beeld?
Elk gelovig mens weet, dat God de mens naar Zijn beeld geschapen heeft.
Maar op Mars zijn er tegenstrijdige wetten ontstaan.
Het ene leven maakte het andere af en vervloekte zichzelf erdoor.
Heeft God dit geweten?
Kan dit Gods bedoeling zijn?
Wij moeten deze wetten vaststellen en ze voor héél de mensheid ontleden, wil die verschrikkelijke verdoemdheid van de Aarde verdwijnen.
Hier is het menselijke wezen onbewust, het weet niet eens dat het leeft.
En toch doet het zonden?
Ik vraag u, uw leven in te stellen op de Harmonisch wetten van God en de disharmonische, die door ons mensen zijn geschapen.
En daarna komen wij tot de Goddelijke Openbaringen terug.
Mijn leven beleeft deze wetten, zoals ze zijn geschapen.
Maar wat heeft God bedoeld?
Wij zullen allereerst de levensrechten voor de menselijke (ziel) volgen.
Welke levensrechten heeft God voor de ziel geschapen?
In de allereerste plaats het: vader- en moederschap.
Door het vader- en moederschap kreeg de ziel de wedergeboorte in handen.
Dit levensrecht stelt vast dat ál het leven van God gelijke rechten beleven kan.
Ook de ziel als mens.
Hierdoor kan zij evolueren.
God heeft deze wetten als wetgevende macht ingesteld.
Niets kan deze wetten ongedaan maken.
Deze wetten bepalen de duur van een levensgraad.
Wie zich thans vergrijpt aan deze wetten, zal andere wetten scheppen.
Wat zal er dan geschieden?
Om dit vast te stellen, zullen wij de derde en vierde levensgraad volgen.
Geef uw leven aan deze wetten over, want mijn verbinding is verbroken.”
André voelde zich opnieuw tot bezieling komen en ging verder:
„God schiep tweelingzielen.
Twee vonken van God uit één toestand.
De vonk Gods splitste zich, het vader en het moederschap is erdoor ontstaan en de wedergeboorte.
Ik zie deze zielen.
Man en vrouw zijn één.
Maar dit stadium is omringd door vele andere, de levensgraden, die door het evolueringsproces zijn ontstaan.
Had de ziel de Gods wetten op de wijze zoals zich de openbaringen hebben getoond kunnen beleven, dan waren hier geen disharmonische wetten ontstaan.
Ik zie thans dat deze wezens elkaar aanvallen.
Een worsteling ontstaat, het scheppende dier sterft.
De ziel betreedt de astrale wereld.
Wat nu?
Het moederdier, dat tot dit leven behoort, blijft achter met het jong dat geboren is.
Hier is inmiddels de haat geboren.
De duisternis en het licht.
Een disharmonische wet.
Immers, indien deze ziel volgens de wetten van God had geleefd, was er geen einde gekomen aan dit stoffelijke leven.
Dit leven gaat te vroeg over?
Komt hierdoor, dat deze levens nu reeds uit elkaar zijn gerukt?
Dit leven zocht voedsel en het vond voedsel, maar werd door het andere leven aangevallen.
Door honger ertoe gedreven, maakt het ene leven het andere af.
U ziet dat deze verschijnselen geschieden.
Is dit ’n zonde?
Kan dit leven té vroeg sterven, te vroeg overgaan naar de astrale wereld?
Zijn de levensrechten van dit leven door het andere vernietigd?
Hoe willen deze zielen op gelijke kracht voortgaan?
Komt dit moederdier niet verder, nu wij weten, dat het stoffelijke leven de ervaring aan de ziel schenkt?
Gij ziet het, wij staan voor onoverkomelijke wetten.
Maar ze zijn niet door God geschapen.
Op Aarde, mijn meesters, kreeg de menselijke ziel de Tien Geboden, door Mozes zijn ze aan de mensheid geschonken.
Gij zult niet doden.
Hier wordt er gedood.
Is dit leven in strijd met de Harmonische wetten Gods en voor het eigen bestaan?
Duizenden problemen dringen zich aan mijn bewustzijn op, allen vragen om ontleed te worden.
De mensheid verlangt antwoord op al deze vragen.
De hoogste meesters volgen ons, gij moet u hierop instellen.
God schiep wetten voor het:
Vader- en moederschap.
Voor de Liefde.
Het zuster- en broederschap.
Voor de wereld waarop de ziel afstemming heeft.
Ook voor de dierenwereld.
Daarbij voor de Ruimte.
Zelfs voor de slaap.
Voor het eten en drinken.
Voor al de Levensgraden, de bewuste en onbewuste.
Voor het stoffelijke en geestelijke leven.
Voor Zon en Maan.
Maar God schiep geen disharmonische wetten.
Goed en kwaad is door God geschapen?
Alléén het goede, omdat het goede afstemming heeft op de liefde.
God schiep de harmonische wetten voor deze tweelingzielen, maar het ene leven ging door een andere levensgraad over en betrad de astrale wereld.
De duizenden bewuste en onbewuste eigenschappen, die wij op Aarde als mens bezitten, heeft de ziel zich eerst daar eigen gemaakt.
God eiste van ál Zijn leven en vooral van ons mensen, in harmonie te leven met Zijn Schepping.
Hierdoor openbaarden zich al deze wetten en kon de ziel als mens aan het eigen leven beginnen.
De meesters willen, dat ik u de volgende vragen stel:
Hoe had God zich moeten openbaren?
Had God door Zijn openbaringen het menselijke wezen op dat zélfde ogenblik kunnen scheppen?
De Bijbel zegt dat God dit heeft gekund.
Gij moet thans aanvaarden, dat dit niet zo is.
De Bijbel is geschreven op het ogenblik, dat Gods Schepping reeds miljoenen jaren oud was.
Daarin is beschreven, dat God haat en verdoemt.
Niet één woord is ervan waar!
God ís Liefde!
God heeft zich nimmer vergeten.
Hoe is dit te verklaren?
Wij hebben de Goddelijke Openbaringen leren kennen.
Wij hebben het ontstaan van de Goddelijke ruimten mogen beleven.
Doordat God zichzelf splitste, ontstonden die werelden.
Op dat ogenblik kreeg de menselijke ziel haar eigen levensrechten in handen, levensrechten, die de liefde van God vertegenwoordigden.
Al deze levensrechten hebben afstemming op de Goddelijke liefde.
Niet één levenswet is door God geschapen als een disharmonische levensgraad voor de ziel en het leven dat uit ons tevoorschijn trad.
God schiep het vader- en het moederschap.
Indien de ziel als mens de Goddelijke rechtvaardigheid wil beleven en hierdoor tot God wil terugkeren, moet zij door de liefde van God deze wetten ondergaan en kan zij daarin hogere levensgraden ontvangen.
Het vader- en moederschap is aan de menselijke ziel op Goddelijke kracht geschonken.
Op het ogenblik dat deze menselijke wetten, als het vader- en moederschap, het scheppend en barend vermogen, zich voor de mens manifesteerden, beleefde de ziel ze volgens de Goddelijke liefde.
Er waren hierin geen stoornissen.
Op de Maan zijn er geen geboren.
De menselijke ziel ging verder, evolueerde en betrad opnieuw de ruimte van God.
Op dat ogenblik had de ziel het eerste stoffelijke leven verlaten.
Wat nu?
De wedergeboorte is in aantocht.
De ziel kan verder, zij wordt door haar eigen leven aangetrokken en krijgt hierdoor haar volgende levensgraad.
Ik vraag u nogmaals: had God een andere schepping kunnen beleven, dan deze, die wij hebben leren kennen?
Néén! – is het antwoord.
God openbaarde zich door het embryonale leven, de levensgraden, zoals héél de ruimte kreeg door Zijn splitsing van persoonlijkheid.
Volgens de openbaringen kregen wij als ziel die levensrechten in handen, God schonk aan ons Zijn wetten.
Door het evolutieproces heeft zich ons leven verdicht en konden wij tot God terugkeren.
Op de Maan hebben wij duizenden wetten leren kennen en ze ons eigen mogen maken.
Maar wij gingen verder.
Wij waren nog steeds in harmonie, totdat wij de begaanbare verdichte planeet hier beleefden en wij wetten schiepen, die ons tegenover God en Zijn schepping hebben geplaatst.
Wij gingen té vroeg over.
Maar ís er een te vroeg overgaan naar de astrale wereld, voor God en de ‘Kosmologie’?
Gij zult deze mogelijkheden moeten vaststellen.
Mij zegt het leven: néén!
Er is geen te vroeg over-, noch een doodgaan, ook staat dit leven niet stil, want de ziel gaat verder en betrad de astrale wereld waar zij voortleeft.
En daarna zal zij opnieuw worden aangetrokken en op de stoffelijke wereld geboren worden.
Ik spreek door de hoogste meesters uit de Goddelijke ruimten, en zij zeggen tot uw leven:
„God is liefde!
God heeft géén andere schepping geschapen.
Deze ís Gods schepping!
God is Léven!
God heeft dit leven geschapen, uw leven en dat van het dier, het plantenleven, de natuur.
Dit leven zal tot God terugkeren, het zal tot Hem terugkeren op de wijze, zoals gij de wetten hebt leren kennen.
Door de embryonale stadia in liefde te beleven, legde God aan ál dit leven vast, de Goddelijke liefde!
God wilde Zich door dit leven manifesteren!
Indien God níét aan deze manifestatie begonnen was, wás er geen leven aanwezig.
Voelt gij dit?
Indien God zich níet had gemanifesteerd, was Hij onzichtbaar gebleven.
Nimmer waren dan de ruimten van God gevuld door Zijn levenswetten en graden, voor mens en dier, plant en bloem, ster en planeet, de ruimte van God was leeg!
En thans zijn er vele ruimten ontstaan, al die werelden zijn gevuld door het leven van God.
Dat leven vertegenwoordigt God.
Dat is Gods levensadem!
Het is door Zijn Liefde tot het zichtbare leven gekomen.
Wij, die het Goddelijke ‘AL’ hebben bereikt, zijn als God.
Wij, die op de Maan zijn geboren, hebben ondanks duisternis en licht God bereikt.
Wij, die het godendom hebben beleefd, waren eens op Mars en op de Aarde en konden het ruimtelijke leven van God voortzetten, want wij zouden tot God terugkeren.
Die wetten zijn ons door God geschonken.
Wij beleefden ze door het vader- en moederschap.
God splitste zich, legde in ons leven Zijn liefde.
God ís Liefde!
Hoe zou God nu een Vader van haat kunnen zijn?
Verklaar de aardse mensheid, dat God Liefde is!
Ontleed de mogelijkheden, waardoor de menselijke ziel disharmonische wetten heeft geschapen.
Ga na, hoe ze tot stand kwamen en maak de mensheid duidelijk, dat achter dit alles tóch God leeft als een Vader van Liefde!
Aan u is deze genade gegeven.
Wij volgen u, want de ‘Eeuw van Christus’ wil zich door de Liefde van God openbaren.”
Op het ogenblik, mijn meesters, dat de openbaringen Gods tot werking overgingen, stond vast, dat God zichzelf aan ons leven had geschonken.
Toen is ons leven begonnen.
Op dat ogenblik gingen wij vanuit God tot het baren en scheppen over en zouden Hem zichtbaar vertegenwoordigen.
Opnieuw komt het Goddelijke woord tot mijn leven, ik geef het aan uw bewustzijn door:
„Ik ben God!
Maar ik ben ook Mens!
Kunt gij mij aanvaarden?
Ik beleefde ál de levensgraden door God geschapen.
Ik ben door het vader- en moederschap tot God als het ‘AL’-Bewustzijn teruggekeerd.
Waarin ik leef, ís ook God.
Miljoenen levensgraden heb ik overwonnen.
Ik beleefde ze door het vader- en moederschap.
Toen leerde ik God kennen!
Dóór deze levensgraden keerde ik tot Zijn Leven terug!
Had God mij niet volgens deze wetten geschapen, zo was mijn leven níét voor God ontwaakt.
Deze wetten zouden mijn leven openbaren.
God schiep mij naar Zijn beeld, want ik ben ruimte.
Ik ben licht, en ik ben léven!
Doordat God Zich door mij manifesteerde, leerde ik God zien en kreeg ik ál Zijn Leven lief.
Doordat ik de levensgraden volgens de openbaringen Gods eigen maakte, ging ik verder en hoger.
Zo ontstonden mijn levensruimten.
Nu ben ik in het Goddelijke ‘AL’.
Ik heb God leren kennen en ik bezit Zijn Liefde.
De werelden die door mij zijn ontstaan, kreeg ik, doordat God mij het leven gaf.
Nu zal ik God vertegenwoordigen, omdat ik als God ben, want ik leef!
Al deze ruimten behoren mij toe.
Gij ziet thans licht, levende uitstraling.
Ik ben dat licht.
Ziet gij een bloem en een plant, dan ziet gij mij!
Ontmoet gij dierlijk leven?
Het is uit mij geboren!
Al uw bezit, het behoort mij toe, want ik ben als God en tóch, ik ben Mens!
Gij hebt uw levensgraden te beleven, omdat gij tot God zult terugkeren?
Néén!
Gij zult uw levensgraden beleven, omdat gij als God zult zijn, door deze levenswetten zult gij Gods oneindigheid gaan voelen en eerst daarna zult gij u de wetten ervan eigen maken.
Zijn die wetten door uw leven beleefd, gaat gij verder.
Hoe is dit verdergaan?
Gij zult door deze wetten ruimte ontvangen.
Door het leven lief te hebben, leert gij hoe God zich voor uw leven voelt.
Kunt gij dat leven niet in liefde, volgens het Goddelijke Openbaren naderen, zo staat gij buiten deze door God gemanifesteerde wetten en is uw leven in disharmonie gekomen voor God, die deze wetten in niets heeft gestoord.
Begrijpt gij dit?
Zon en Maan zijn aldus schepselen door God geschapen.
Voor God zijn dit werelden.
Doordat God Zich openbaarde, schonk God aan ál het leven, uit Zijn Bewustzijn ontstaan, deze ruimte, om te baren en om te kunnen zien en (zo) kregen wij als Mens de Goddelijke vermogens, die gij als uw zintuigen hebt leren kennen.
Ruimte, liefde, leven en licht, dat is God!
Dit zijn de Goddelijke zintuigen, waardoor Gij (zo)als Hij is, zult zijn, maar waarvan gij u de wetten eigen zult maken, wilt gij Hem leren kennen.
Wat heeft God nu gewild?
Wat heeft God bedoeld om ons als Mens te scheppen?
God manifesteerde zich door ons leven.
Door ons leven als Mens en al het andere, dat uit ons is ontstaan, gaf God kracht aan Zijn verschijning.
Al het leven is dus Goddelijk, zijn manifestaties, waarvan wij als Mens, het hoogste geboren leven uit God, Hem vertegenwoordigen.
Een bloem en plant zijn Goddelijke verschijnselen, deeltjes van Zijn Leven.
Ruimte is een deel van Gods onmetelijke gewaad, dat mij kleedt.
Het licht uit die ruimte is het licht voor mijn ogen, opdat ik God zal zien als mijzelf.
God is licht, ik ben licht geworden, doordat ik vanuit Zijn leven groeide, bloeide, stoffelijk ben verdicht.
Hierdoor verruimde mijn leven zich, ging ik verder en hoger en werd als God.
Nu ben ik een zichtbare God!
Waarin gij leeft, behoort mij toe, het is uit mij geboren.
Al het leven rondom uw bestaan, zijn wetten Gods, die door Zijn openbaren het leven ontvingen.
Vanuit God in harmonie geboren, kreeg dit leven een eigen bestaan.
Heb dat leven lief, gij hebt uw Goddelijke manifestatie lief, het leven dat u toebehoort, dat van u is!
Het behoort bij uw bestaan!
God splitste zich in myriaden deeltjes, gij zijt echter als Mens een Goddelijke persoonlijkheid.
Al het andere leven zijn deeltjes van uw Goddelijkheid.
Zoudt gij één deeltje vernietigen, het stoffelijke bewustzijn ontnemen, kwam er een stoornis in uw leven, want gij hebt dit deel van uw leven nodig, wilt gij zijn als God is!
Dat deel behoort u toe, het moet uw leven dienen, het heeft afstemming op uw leven, het is één onderdeel van de miljoenen vonken als verschijnsel gemanifesteerd, als levend atoom, dat uw leven zal sieren, of zal voeden, of zal versterken, wilt gij als God voor uw bestaan in harmonie leven.
Al het leven rondom uw bestaan is een onderdeel van uzelf, opdat gij zoudt evolueren.
In welke levensgraad gij u ook bevinden zult, reeds ín het embryonale bestaan waart gij Goden.
In uw leven ligt de Goddelijke Harmonie, want gij zijt door de Goddelijke Harmonische wetten geboren.
Het kleinste atoom ís harmonisch op God ingesteld, want het is één deel van Hem, Die zich hierdoor openbaarde.
Ik wil u zeggen, dat gij in harmonie moet blijven, wilt gij door dit leven uw Goddelijke bestaan beleven.
God zei: „Wij zullen Mensen maken.”
Zie hier de Goddelijke Mens, zoals God hem schiep.
Zon en Maan, al de sterren en planeten, ál de ruimten, zijn de Goddelijke eigenschappen die u als God-mens moeten dienen.
Heb dus úzelf lief, want gij zijt Zon en Maan, ster en planeet, gij zijt licht en duisternis.
Wilt gij uw eigen leven vernietigen?
Zoudt gij uw eigen bestaan, één verschijnsel van uw Goddelijk Bewustzijn vernietigen, dan zult gij het toch opnieuw moeten scheppen, of uw schepping stort in.
Gij schept disharmonie en God gaf u Zijn volmaakte IK.
Lucht, water, koude en hitte behoren tot uw levensadem.
Zo heeft elk orgaan zich op eigen wijze mogen manifesteren, om de Goddelijke wetten te beleven, die u toebehoren.
j hebt ze geschapen, niet God!
Gij hebt bloemen en planten en dieren geschapen, niet God!
Want gij zijt liefde!
Gij zijt evolutie!
Gij zijt werking!
Gíj zult hierdoor God manifesteren en vertegenwoordigen als een graad voor uw eigen bewustwording.
God schiep geen duisternis!
Gij hebt duisternis geschapen, want zo-even hebt gij een deel van uw leven omgebracht.
Doodgaan is er niet, maar volg nu deze wetten, het deel van uw leven.
En gij ziet, dat gij duisternis hebt geschapen, een disharmonische wet.
God is Vader en Moeder en gij zijt het geworden.
Gods Zoon en Gods Heilige Geest als de drie hoogste wetten voor Zijn Schepping, is aan uw leven geschonken, want gij zijt het!
Hoe kunt gij het leven van uw moeder vernietigen?
Uw eigen leven!
Al het leven dus, dat vanuit de Goddelijke Openbaringen het leven kreeg, is Goddelijk en is als gij zijt, vader en moeder en is één deel van uw Goddelijkheid.
Ook het leven in de natuur, het bloem- en plantenleven, water, lucht, licht en duisternis, dat uw slaap moet zijn.
Nu rust uw leven uit, omdat het zich voor de volgende openbaringen gereed wil maken, omdat uw leven ook die oneindige wetten Gods wil bezitten, móét leren kennen, wilt gij uw Goddelijkheid zien.
Wat heeft God geschapen?
Zijn eigen stoffelijke Wezen!
En dat zijt gij als Mens!
Alle stof ís Goddelijk.
Het is één van de miljoenen levensgraden, waardoor het lichaam Gods leeft!
Deze verstoffelijking behoort u als God-mens toe, het is een deel van uw bestaan.
Gij gaat dus verder om u de wetten hiervan eigen te maken, die door de ruimte worden vertegenwoordigd.
En ook dat zijt gij als God!
God schiep u als Zijn stoffelijke manifestatie.
Gij zijt als Stof-mens bewust en onbewust van uw godheid, indien gij naar de rechtvaardigheidswetten leeft, de levensrechten van uw geschapen werelden zult liefhebben.
Kunt gij dat niet, dan zijt gij in opstand met uw verkregen openbaringen, in disharmonie, doordat gij de Godswet níét volgens de openbaringen hebt beleefd en gij staat voor duisternis, want uw leven lost tijdelijk op voor de stoffelijke openbaringen van uw leven.
Wat gij ziet, is een Goddelijke openbaring van uzelf!
Hebt gij die openbaring lief?
Want God is liefde!
Gij zijt dus één met uw Goddelijk bezit, gij moet het zijn volgens uw eigen scheppingen.
Nu vraag ik u:
Kunt gij u zélf straffen als God?
Kan de Goddelijkheid in uw leven zich vernietigen, eeuwig verdoemen?
Op de planeet Aarde wordt het door de Goddelijke Mens aanvaard.
De kerken spreken over eeuwige verdoemdheid.
God zou verdoemen.
Ik zeg u:
Gij zijt God!
Gij zijt bewust en onbewust van uw godheid, maar gij zijt op weg om het Goddelijke ‘AL’ van uw leven te betreden.
Nu vertegenwoordigt gij één van de miljoenen levensgraden van uw Goddelijke zélf, waarin gij thans leeft.
Wie heeft de zonde geschapen?
Gij als God?
Wilt gij uw eigen leven verdoemen?
Gij kunt het niet, want het andere deel van uw Goddelijkheid leeft tóch voort.
Gij zijt ruimte.
Gij vertegenwoordigt door ál deze levensgraden uw Goddelijke bestaan.
Is het mogelijk, dat gij als vonk – ook al zijt gij de Goddelijke – de nú menselijke persoonlijkheid, ál die deeltjes van uzelf wilt vernietigen, nu gij werelden hebt geschapen?
Voelt gij, Goden der Aarde, dat gij dit op de Maan had gekund?
Dat gij na uw eerste openbaren en bij het terugkeren naar de astrale wereld, uw onzichtbare godheid dus, de eerste levensvonk van uw bestaan had kunnen ontzielen?
Wéér waart gij onzichtbaar en Goddelijk.
Maar uw leven ging verder en gij openbaarde úzelf!
Van dat ogenblik af waart gij de stoffelijke God.
Op dit ogenblik beleefde gij als stoffelijke God het embryonale leven voor de manifestatie van deze Goddelijke ruimten.
Ruimten zijn er door uw openbaren ontstaan, deeltjes van uzelf, vonken van uw vonk, licht van uw licht, leven van uw leven!
Zoudt gij deze manifestaties kúnnen vernietigen?
Zoudt gij uw eigen leven kunnen straffen?
Kunnen verdoemen?
Néén!
Gij kunt u niet straffen, omdat gij tóch tot het leven moet terugkeren, want één deel van uw manifestatie trekt u tot het leven terug.
Uw godheid is niet meer te vernietigen en toch, op Aarde zegt men, dat God uw leven heeft verdoemd.
Welke God!
Is er nog één God?
Nog één buiten uw godheid?
Ja, maar dat is de ‘ALZIEL’.
Dat is de ‘MOEDER GODS’.
Gij zijt dus uit de Moeder Gods geboren?
Ja!
Hebt gij deze wetten nog niet leren kennen?
Néén?
Want gij zijt op weg om straks de ‘AL’ Ziel te betreden en te béleven, te vertegenwoordigen.
Ik zeg u: Gij zijt Goden!
Gij kúnt uzelf niet verdoemen, want gij zijt eeuwigdurend.
Wilt gij een brandende hel voor uzelf scheppen om daarin uw leven te zien verteren?
Het is niet mogelijk, omdat uw andere deel, uw manifestatie uw deeltje optrekt.
Gij móét de God in u doen ontwaken!
Wie heeft nu de zonde geschapen?
Gij als God?
Zonde is er niet.
Er is alléén evolutie.
Maar gij zijt als een levensgraad in disharmonie getreden voor uw godheid.
Gij hebt deze wetten leren kennen.
Ik weet dus, dat gij mij begrijpt.
De zonde is er niet!
Wat men zonde noemt op Aarde is de geschapen disharmonische wet, als levensgraad.
Als voordierlijk mens, een manifestatie van miljoenen levensgraden die gij voor uw verstoffelijkte Goddelijkheid beleven móét!
De zonde is onbewuste werking!
Want de ‘AL God’ straft niet, kan niet straffen, want Hij manifesteerde zich door uw leven.
Hij kan één deel van Zijn lichaam niet vernietigen, of Hij vernietigt Zichzelf!
Het is niet mogelijk, deze wetten zijn niet door Hem geschapen en gij kent ze niet.
Volg nu, wat er zal geschieden, indien gij één deel van uw leven buiten de rechtvaardigheidswetten uitschakelt en gij ziet, dat gij het niet vernietigen kunt, maar dat gij uw eigen openbaring niet hebt begrepen.
Gij moet er nog voor ontwaken, voor evolueren en dat is noodzakelijk.
Maar méér is er niet!
Een zonde is er niet gedaan.
Maar gij staat voor de disharmonische wet van uw levensgraad waartoe gij behoort.
En die roept u thans als het Goddelijke in uw leven het halt toe, want dit verdrongen deel van uzelf móét mét en door ú voort, móét God vertegenwoordigen of héél uw Goddelijke zélf verduistert.
Gij hebt het levensrecht van uw deel niet kunnen aantasten, die rechtvaardigheid niet kunnen vernietigen, want het behoort toch tot uw bewustzijn.
Al de verschijnselen zijn dus stoffelijke openbaringen van uw godheid.
Gij als Mens hebt het bezield!
Door uw wíllen Openbaren, schiep gij dit Godendom.
Verwondert het u niet, dat wij hierdoor in Egypte aan ál deze verschijnselen van uw leven ons bewustzijn schonken en het als een God vereerden?
Die levensgraden vertegenwoordigen uw godheid.
Heb ze lief!
Kan er een God zijn die straft?
Néén!
Is de zonde geschapen?
Néén!
Is er Goddelijke verdoemdheid?
Néén!
Is er duisternis?
Néén!
Is moord en vernietiging geen zonde?
Néén!
Het is een disharmonische wet scheppen, die toch tot uw leven behoort en die evolueren zál, met u zal komen tot het ‘AL’ bestaan.
Leer ál deze wetten kennen en gij zijt Goddelijk ontwaakt.
Bezie ze in al de levensgraden, ook voor de Aarde en gij weet dat moord en geweld de vernietiging niet kan zijn van uw godheid, maar het scheppen is van een disharmonische wet, die toch door uw godheid beleefd moet worden.
Want gij leeft nu buiten uw Goddelijke Harmonische rechtvaardigheid.
Moord en vernietiging stellen u buiten de harmonische wetten van uw Goddelijke bestaan.
Hoe worden deze wetten voor uw Godzijn op Aarde beleefd?
Is oorlog uw Goddelijke beginsel?
Wat voert u tot deze afslachting, tot moord en ellende?
De levensgraad van uw godheid, die evolueren moet.
God gaf u Zijn leven.
Hierdoor zijt gij als God-mens zijn openbaring.
God is liefde.
Gij zijt liefde, indien u de wetten voor uw levensgraden in liefde beleeft.
Gij zijt in harmonie met uw godheid, wanneer uw leven de Goddelijke rechtvaardigheid betracht.
Zijt gij zo ver?
Leer dan de miljoenen levensgraden kennen en maak ze u eigen.
Het is de onmetelijkheid van uw godheid, die u daartoe dwingt.
God ís in al het leven de door u geschapen lichtsfeer, waarin gij leeft, zult liefhebben, hetgeen door u geboren werd.
Gij zijt God als Geest, als Vader en als Zoon.
Heb deze levensgraden lief en gij openbaart u voor het volgende stadium.
Ik ben God!
Ik heb het ‘Goddelijke AL’ van mijn leven bereikt.
Ik kreeg ál de verschijnselen van mijn leven lief en ik kwam in harmonie met die stelsels.
Ik maakte goed wat ik verkeerd deed, want vanuit het embryonale leven ging ik tot het ruimtelijke diepe ‘IK-zijn’ van mijn godheid.
En met mij ál de Goden uit mijn levensgraad.
Goden der Aarde, komt tot mij terug!
Voor de Goden uit het Goddelijke ‘AL’ zult gij deze wetten en levensgraden aan de mensheid van de Aarde schenken, opdat zij ontwake!
De Eeuw van Christus vraagt het van uw leven.
De levensgraden voor uw leven zullen evolueren, waardoor gij als godheid uw lichtende gewaad versieren zult.
En dat is gelijk uw hemel.
Maar de God van uw leven leert gij erdoor kennen.
Hij ís hier en overal, waar gij leeft, ziet gij Hem.
De volgende openbaring behoort u toe en is het licht voor uw wereld.
Wat is een zonde?
Een onbewuste daad!
Die daad wordt door u (daarna) herstellend en belevend gerechtvaardigd.
Door uw Goddelijkheid zijt gij ertoe in staat.
Er is geen eeuwige verdoemdheid, want dat is niet mogelijk.
Gij, zeg ik u in naam van Allen die hun godheid hebben leren kennen, betreedt een tempel en zult het lief, geheel liefhebben.
Ook uw ruimte.
Vanzelfsprekend uw eigen leven.
Ook het andere leven!
Alles, wat gij ziet, behoort tot uw Goddelijke Huis, het is onmetelijk diep en het kan tot uw levensgraad spreken.
Het is één deel van uw Goddelijke IK.
Zonde is er niet, er is alleen evolutie.
Maar in de hoogste levensgraden schiep gij het – oorzaak en gevolg – van uw levensdaad.
Die wetten behoren de ruimte van de Aarde toe, gij als God-mens zult ze beleven en weer in harmonie brengen voor uw Goddelijke bestaan.
Verwerp het woord verdoemdheid!
Verban het uit uw geschriften!
Het heeft geen mogelijkheid om te bestaan, het betekent onrechtvaardigheid, onbewustzijn, het woord is niet in staat te kunnen leven.
Ook het verschijnsel ervan niet, want gij als Goden hebt het verschijnsel lief!
Hoe is uw godheid?
Kent gij deze godheid?
Wij hebben al de wetgevende machten en krachten van ons Goddelijke bestaan als ruimten en lichtende sferen kunnen aanvaarden.
Nu is een ruimte het gewaad voor mijn levensgraad, één van de miljoenen die deel van mijn Goddelijk bewustzijn uitmaken.
Waarin gij leeft, is een voordierlijke levensgraad.
Wat weet gij van het Goddelijk bewustzijn af in deze toestand?
Daarvoor zult gij nog moeten ontwaken.
Doe geen fouten, want gij staat toch voor uw eigen daad.
De harmonische wetten van uw Goddelijke bestaan dwingen u ertoe ze te herstellen.
Zie thans naar het leven op deze planeet.
Volg het bewustzijn dat door honger haatte en moordde.
Is het moord?
Deze ziel zal dit leven tot de Goddelijke Harmonische wetten terugvoeren.
Deze ziel móét aan dit leven als God-mens de verloren levensuren schenken, wil dit leven in harmonie zijn met het bestaan waartoe het behoort.
Door welke wetten?
Door het moederschap.
Deze ziel zal straks móéder zijn.
En eerst nú komen beide levens weer tot de harmonie voor de eigen Goddelijkheid.
Leer deze Goddelijke harmonische wetten kennen en gij zult de mensheid van de Aarde het Goddelijke leven schenken en het licht van ál de ruimten, en één deel van de godheid komt tot ontwaking.
Zonde doen ís het verduisteren van uw levenslicht.
Aanvaard dat gij úzelf straft, voor tijdelijk uw levensgraad hebt verduisterd en gij ziet uw disharmonische wet.
Gij zijt nu bezig te ontwaken!
Leer ál het leven van uw godheid hoe te moeten ontwaken en gij beleeft de hoogste wet door u geschapen.
De liefde!
Op deze planeet is de God-mens aan de disharmonische wetten begonnen ze te scheppen, op de planeet Aarde is het herstellen van deze levenswetten gekomen en stond gij voor uw eigen – oorzaak en gevolg.
Eerst toen gij die wetten weer in harmonie bracht met uw godheid, zijt gij verder gegaan en betrad gij de sferen van licht, de astrale ruimte, uw Goddelijke Geest!
Als kind van de ‘ALVADER’ hebt gij uw leven gebogen voor Hem, waardoor gij zijt ontstaan.
Zijn er door Hem hellen geschapen?
Néén!
Zij kwamen door uw disharmonische wetten tot stand.
Is er eeuwigdurende verbranding?
Néén!
Gij beleeft nú uw disharmonische werelden.
Zij zullen door uw leven oplossen, omdat gij weer voor dat deel in harmonie zijt gekomen met uw Goddelijke leven.
Straf uzelf niet, gij ontkomt niet aan de disharmonische wet – gij betreedt thans de onrechtvaardigheid voor uw bestaan.
God heeft deze wetten niet geschapen!
In de sfeer van de Aarde leert gij ál deze disharmonische wetten kennen.
Leer deze mensheid dat zij bezig is disharmonische wetten te scheppen, waardoor tussen leven en dood disharmonie ontstaat.
Nu staat die grote massa stil.
Waardoor ontstaat er een oorlog?
Omdat de massa disharmonische wetten geschapen heeft.
En die massa zal die wetten moeten hérscheppen, wil zij met de godheid voor het eigen leven in liefde, vreugde en rust leven.
En eraan ontkomen is niet mogelijk.
Wie als menselijk leven het andere leven als mens doodt, zal tóch dat zieleleven een nieuw leven moeten schenken.
Hoe dit zal geschieden?
Door het moederschap.
Maar gij schept leed en smart voor de ziel die tot uw leven behoort.
Dood het leven van uw naasten en gij zijt niet in staat om uw volgende lichaam te scheppen voor uw Goddelijke evolutie, gij zult eerst dit leven nieuwe bezieling schenken.
Een nieuw lichaam, maar gij zult het moeten baren.
Intussen staat uw eigen leven stil!
Uw tweelingziel lijdt eronder, moet wachten, totdat gij tot haar of zij tot u terugkeert.
Leer de mensheid ál deze disharmonische wetten kennen en gij zijt zoals de ‘ALGod’ u wil zien!
Goden zijt gij, maar gij zijt door de levensopenbaringen verstoffelijkt, gij hebt zélf deze werelden geschapen.
Hierdoor zal uw Goddelijkheid zichtbaar blijven.
Voordien waart gij ónzichtbaar!
Voelt gij, waarom gij de stoffelijke levensgraden beleven moet?
En hierin zult gij moeten ontwaken, zult gij uw Goddelijke Bewustzijn openbaren.
De ALGOD schonk u deze levensfasen, als rechtvaardigheidswetten, als levensrechten.
Ik trek mij nu terug, maar blijf u volgen.
Als gij in het Goddelijke Bewustzijn zijt gekomen voor uw eigen godheid, ziet gij mij als Mens!
Weet echter, dat ik uw leven liefheb.
Ik zegen u, omdat ik het levensrecht ervoor bezit.
Ik kan uw leven verzekeren!
Goden der Aarde, heb uw verschijnselen lief, heb uw levensgraden lief en gij zijt in harmonie met uw godheid!”
Tot de meesters sprak André verder en zei:
„De ziel, mijn meesters, die doodt, is bezig een disharmonische wet te scheppen, maar zal toch aanstonds weer in harmonie komen met haar eigen godheid, (dit) is hetgeen wij voor de Aarde moeten ontleden, maar (wat) ook hier reeds waar te nemen is.
Het hoogste bewustzijn uit de ruimten van God heeft door mijn leven gesproken.
Hoe is het bewustzijn van deze wereld?
Heeft de menselijke ziel haar levensgraden begrepen?
Wat gij ziet is als God is, is een verschijnsel in stoffelijke toestand voor de godheid in deze wereld.
En wij bevinden ons in een voordierlijke levensgraad.
Maar er is ook een Aarde, een leven na de dood en er zijn kosmische levensgraden ontstaan.
Wij mochten reeds het Goddelijke ‘AL’ zien, wij kennen de wetten voor het Goddelijke bewustzijn, want wij zijn bezig om ze ons eigen te maken voor ons zichtbare Goddelijke bestaan.
En daarin verloren wij ons bezit?
Néén!
Wij bezweken.
Wij kunnen de mensheid thans reeds vanuit deze levensgraad toe roepen:
„God verdoemt niet!
Eeuwige verdoemdheid is er niet!
Wat erop lijkt is een disharmonische gebeurtenis.
En die moet de menselijke ziel herstellen.
De zonde is voor ons Goddelijke leven evolutie.
Maar de daad roept ons leven het Goddelijke halt toe.
Is die daad Goddelijk en volgens de verkregen levensgraad hersteld, (dan) gaan wij verder!
Dit ís de Goddelijke liefde, die voert ons terug tot de miljoenen deeltjes van onze Goddelijke persoonlijkheid, die wij door deze beleefde levensgraden en wetten tot daar zijn geworden.
De menselijke zonde wordt goedgemaakt in de eerstvolgende levensgraad.
De tweelingziel gaat gebukt onder deze last, of is bezig zichzelf weer in harmonie te brengen voor de volgende levenswet voor deze Goddelijke éénheid, als vader en moeder!
God straft niet, wij straffen onszelf.
God ís en blijft onaantastbaar!
God is en blijft het bezielende element, voor ons stoffelijk bewuste en astrale bestaan, voor geest en voor ziel, voor ruimte en voor elke levensgraad die tot ons leven behoort.
De menselijke daden blijven voordierlijk en kunnen ook geestelijk zijn, het verkregen bewustzijn stelt thans de geestelijke ontwaking vast en de ziel als de godheid evolueert.
De wetten dus door de ‘ALGOD’ geschapen moeten wij ons eigen maken, méér is er niet nodig!
Wég met de eeuwige verdoemdheid, weg met de vervloeking van uw Goddelijkheid, gij kunt u(zelf) niet vervloeken!
Gij kunt u alléén buiten de rechtvaardigheidswetten stellen en uw leven bezoedelen!
Gij kunt niet één ziel vermoorden!
Gij staat steeds weer voor uw eigen disharmonische daad.
Die roept uw leven het Goddelijke halt van uw leven toe!
Eerst op Aarde leren wij de bewuste disharmonische levenswet kennen.
Voor deze werelden zijn deze wetten nog onbewust, ze zijn onwetend, onbegrijpend beleefd.
Hoe leeft de ziel op Aarde?
Dáár is het, mijn meesters, waar wij deze wetten moeten ontleden.
Hier moet de Goddelijke ziel er nog voor ontwaken.
Tóch kan zij er niet aan ontkomen, maar het zal haar levensweg bepalen.
Door het Marsbewustzijn leerden wij de levensgraden voor de menselijke ziel kennen, maar vooral, de ruimte van haar eigen bestaan én de disharmonie voor ál het leven dat tot haar levensgraad behoort.
Wij staan nog niet voor de Goddelijke Mens, eerst in het Goddelijke ‘AL’ zijn wij zo ver.
Hier staan wij voor de levensrechten van deze godheid.
De ziel zal ze scheppen en tot evoluering brengen.
In niets is zij tegen te houden, doch op de planeet Aarde leert zij haar disharmonie door het allerhoogste leven in de Goddelijke ruimten – Christus – kennen!
De harmonische wetten en levensgraden voeren ons Goddelijk leven tot het AL-bewustzijn terug.
God heeft nimmer disharmonie geschapen, door ons onbewustzijn kwamen wij ertoe.
Onbewustzijn voor de volgende levenswet.
Wat heeft God als ‘ALZIEL’ bedoeld, toen Zij ons schiep?
Dat wij Zijn onmetelijkheid zouden vertegenwoordigen.
God wilde zich verstoffelijken.
Waren er andere wetten?
Néén!
Dit ís de Goddelijke Schepping!
Wij hebben ál deze wetten geschapen.
Toen God zich openbaarde, waren wij Goden!
Maan en Zon, de sterren en planeten, kregen door ons het bestaan, kregen door onze bezieling de stoffelijke verdichting.
Maar wij wensten álles en dat álles leefde buiten de door ons beleefde levensgraad.
Ik zeg u: Dít is onze Schepping!
Dit behoort ons toe!
Het is door ons wíllen scheppen ontstaan, wij zijn Goden!
Evoluerend gaan wij verder.
Is God voor onze ruimten aangetast?
Bezoedeld?
Néén!
In niets, want God leeft als ‘ALZIEL’ hierachter!
Daarheen gaan wij!
En eerst dan hebben wij ons Goddelijke Bewustzijn zichtbaar verstoffelijkt.
Nimmer is er verdoemdheid geweest, nooit een algehele vernietiging van ons leven, want wij zijn Goden!
Mijn leven is nu onbezield, ik keer terug tot mijn eigen levensgraad.”
 
o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o