Inleiding door de uitgever
Geachte lezer,
Met de ‘vroege kosmologie’ bedoelen we een tekst die stamt uit een vroegere versie van ‘De Kosmologie van Jozef Rulof’, voordat de delen in 1950 werden samengevat tot 5 delen.
De Kosmologie van Jozef Rulof werd in een eerste versie in zeven delen door Jozef (André) mediamiek ontvangen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. In de jaren na de oorlog werden de boeken definitief gereedgemaakt voor de drukker.
Hij zál straks alléén staan en wij staan alléén ... nú, in 1950 ... nu wij de boeken gereedmaken voor de drukker.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Daarvoor was lichamelijke kracht nodig:
Onthoud goed, krijgt dat leven te horen, wij leggen slechts de fundamenten vast, ná de oorlog beginnen wij om de wetten te ontleden en dat moet op volle kracht gebeuren, dus lichamelijk normaal, op kracht dus, want ik zou thans bezwijken onder deze ruimte, deze stof, mijn hart houdt dat niet uit!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 4, 1944
Meester Zelanus verklaart op een contactavond in 1951 dat hij van de zeven delen er vijf heeft gemaakt:
Die reis beleeft u in ‘De Kosmologie’.
De eerste vijf boeken – van de zeven heb ik er vijf gemaakt, André had er zeven tijdens de oorlog beleefd – die liggen nu gereed.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Die uiteindelijke vijf delen zijn door de stichting tussen 1984 en 2001 uitgegeven als delen 1 tot en met 5 van ‘De Kosmologie van Jozef Rulof’.
De tekst van de vroege kosmologie is in de oude spelling getypt. De latere vereenvoudigde spelling zonder dubbele klinkers en zonder ‘sch’ op het einde van vele woorden werd bij wet op 14 februari 1947 ingevoerd. Dit is een aanwijzing dat deze tekst vóór 1947 is getypt. Dat is in tegenstelling met de vijf gepubliceerde delen van de kosmologie, waarvan het manuscript door meester Zelanus in 1950 in de vereenvoudigde spelling is getypt.
In het kader van de digitalisering van het archief hebben we een uitvoerige vergelijking gemaakt tussen de vroege kosmologie en de hele inhoud van de vijf gepubliceerde delen van De Kosmologie.
Als we de vijf delen van de kosmologie in hun totaliteit beschouwen, dan kunnen we daarin drie grote stappen onderscheiden. In het eerste deel van de kosmologie wordt de macrokosmos beschreven. Na de Goddelijke inleiding worden de macrokosmische wetten uitgelegd die voor de zeven kosmische levensgraden gelden.
Vanaf het tweede deel van de kosmologie wordt de microkosmos gevolgd: mens, dier en natuur. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de lichamelijke ontplooiing van de microkosmos, en de bewustwording van de ziel als persoonlijkheid. Eerst wordt de evolutie van het lichaam besproken. In het tweede deel volgen de meesters de groei van de ijle cel op de eerste kosmische levensgraad tot het leven als zeeleeuw. In het derde deel beschrijven de meesters de lichamelijke ontwikkeling op de tweede kosmische levensgraad. En in het vierde deel beginnen ze op aarde (de derde kosmische levensgraad) en eindigen ze in het Al (de zevende kosmische levensgraad). Hiermee is de beschrijving van de lichamelijke evolutie afgerond.
In het vijfde deel beschrijven de meesters de bewustwording van de ziel als persoonlijkheid. Hiervoor keren ze eerst terug naar de eerste kosmische levensgraad, om te zien wat de ziel ervaren heeft in haar eerste levens als ijle cel. Daarna volgen de meesters de ontwaking en de groei van de persoonlijkheid als gevolg van het beleven van de opeenvolgende stoffelijke lichamen.
In het derde hoofdstuk (van het vijfde deel) met als titel ‘De Goddelijke Harmonische Wetten voor de Ziel’ wordt in het kort de ontwikkeling van de ziel op de tweede kosmische levensgraad beschreven. De ziel als persoonlijkheid wordt zich hier bewust van haar lichamelijke kracht, waardoor zij bij voedselschaarste andere mensen neerslaat om zelf voedsel te bemachtigen. Wanneer die andere mensen sterven, ontstaat hier het eerste ‘karma’.
In de vroege kosmologie wordt de ontwikkeling van de ziel als persoonlijkheid op de tweede kosmische levensgraad veel uitgebreider gevolgd, met gedetailleerde beschrijvingen hoe de ziel tot haar eerste disharmonische handelingen is gekomen, die zij daarna als karma en ‘oorzaak en gevolg’ zal herstellen.
Om u in de mogelijkheid te stellen deze gedetailleerde beschrijvingen te lezen, publiceren we de integrale tekst van de vroege kosmologie.
Voor een goed begrip van de inhoud wordt van de lezer verondersteld dat die gekomen is tot de diepgang van analyse van de kosmologie.
Zo bijvoorbeeld heeft André in deze vroege kosmologie een uitvoerig gesprek met de zon. Als u de vijf delen van de kosmologie hebt gelezen, zult u hiervan niet opkijken, omdat de mogelijkheid om met al het leven in het heelal van gevoel tot gevoel één te zijn, het fundament is van de kennis van de meesters. In het artikel ‘gevoelsverbinding’ dat u kunt vinden op onze website rulof.nl en in de ‘Toelichting bij de boeken van Jozef Rulof’ belichten we dit éénzijn als mogelijkheid om te komen tot universele waarheid.
In dit gesprek vertelt de zon over zijn vader- en moederschap. Doordat de zon zijn licht aan al het leven in dit zonnestelsel geeft, zorgt hij als een goede vader en moeder voor al dit leven. Zonder zijn warmte zou er geen mens op aarde kunnen leven. We hebben het licht en de warmte van deze macrokosmische vader evenveel nodig als onze eigen menselijke vader en moeder.
In de kosmologie belichten de meesters de samenwerking tussen de zon als vader en een planeet als moeder. Moeder Aarde zorgt als een goede moeder voor al haar kinderen op haar lichaam, zij geeft voedsel en woonplaats aan al het microkosmische leven.
In het heelal is zij niet de enige macrokosmische moeder, ook andere planeten geven de menselijke ziel de mogelijkheid om haar evolutie te ontplooien. Voordat de ziel op Moeder Aarde kwam, de moederplaneet van de derde kosmische levensgraad, heeft de ziel al de hele tweede kosmische levensgraad beleefd, met in het bijzonder de moederplaneet van de tweede kosmische levensgraad: Mars.
De innige verbinding tussen microkosmos en macrokosmos wordt ook in de vroege kosmologie door André aangeraakt. Zo zegt hij tot de zon: ‘Ruimte van mijn ruimte, weet gij, dat ik u heb geschapen’. Voor de lezer die niet alle boeken van de meesters heeft gelezen, zal dit moeilijk te volgen zijn. Hoe kan een mens de zon geschapen hebben? Hoe bedoelt André dit?
Natuurlijk heeft Jozef Rulof als mens op aarde de zon niet geschapen. Maar André spreekt hier vanuit een heel ander gevoel, wat verderop in de vroege kosmologie wordt uitgelegd. André spreekt vanuit zijn diepste wezen, zijn ziel. Als hij hier ‘ik’ zegt, bedoelt hij niet de stoffelijke mens die wij op straat zien lopen, maar zijn gevoelde eenheid met al het leven op zielsniveau. Op dit moment in zijn geestelijke ontwikkeling is André tot het meesterschap gekomen, hij heeft al het stoffelijke voelen en denken van de aarde achter zich gelaten en hij voelt de eenheid met al het leven in het heelal op zielsniveau. Hij voelt de eenheid met al de zielen in de ruimte, die eenheid is het diepste van zijn wezen, zijn ik. En hij voelt dat dit ik door zijn ontwikkeling niet alleen zichzelf tot het bewuste voelen en denken heeft gebracht, maar tevens het macrokosmische leven dat verbonden is met zijn ik.
In de vroege kosmologie staat dit thema centraal: de ziel als schepper van haar levenswetten. De ziel die eerst haar lichamelijke vormen schept, en vervolgens door het beleven van die lichamen een bewuste persoonlijkheid opbouwt, een bewustzijn van wie en wat zij is. Naarmate zij zich hier meer bewust van wordt, zal zij sterker gaan werken aan het herstellen van al haar onbewuste gedragingen waarmee zij disharmonie heeft veroorzaakt. Een herstellen dat in de boeken ook ‘goedmaken’ genoemd wordt, en wat verwijst naar ‘oorzaak en gevolg’ en karma.
Deze vroege kosmologie gaat diep in op deze begrippen, en laat de lezer zien dat karma geen wet is die van buitenaf op het leven van de mens drukt. De ziel blijkt deze wet niet alleen zelf geschapen te hebben, maar zij is tevens de stuwende kracht om dit op te lossen en in lichtende handelingen om te zetten. Hoe meer wij ons bewust worden van ons diepste zijn, hoe sterker wij de harmonie met al het leven zullen herstellen, behouden en uitbouwen. En dan zullen we op een gegeven moment de gevoelseenheid bereiken, waarvanuit André spreekt.
Dan zullen we ook voelen dat we ons bewustzijn en onze liefde ook geestelijk uitstralen naar al het leven dat ons omringt. André volgt met de meesters deze uitstraling van de ziel, en ziet hoe die uitstraling ook door de zon wordt opgenomen. Al is de zon een macrokosmisch leven, toch ontvangt hij deze uitstraling waardoor zijn bewustzijn groeit. Hierdoor blijft de zon ook in harmonie met de microkosmos, en zal de kracht van de uitstraling van de zon als licht ook in harmonie blijven met de sterkte van het lichaam van de mens.
Dit en veel meer wordt uitvoerig beschreven in deze vroege kosmologie. Moge het ons bewuster maken van de zonkracht in onze ziel, zodat we ons harmonisch licht in liefde uitstralen naar al het leven waar wij deel van zijn.
Met vriendelijke groet,
Namens bestuur van Stichting De Eeuw van Christus,
Ludo Vrebos