Het schilderend mediumschap
Het schilderen diende bij Jozef Rulof voor de verdieping van het mediumschap en om de boeken te kunnen uitgeven.
In 1928 begon de geestelijke leider van Jozef Rulof, meester Alcar, met de ontwikkeling van het tekenend en schilderend mediumschap.
In het boek ‘Geestelijke Gaven’ uit 1943 wordt verklaard waarvoor dit schilderen bedoeld was:
Ons medium schildert, tekent en schrijft, geneest en is voor álle fysische gaven geschikt.
Het schilderen diende voor ons om hem verder te ontwikkelen en om door de gemaakte schilderijen de boeken te kunnen uitgeven.
Zijn meester werkte dus aan verschillende mogelijkheden tegelijk.
Door nu de gave van schilderen te ontwikkelen kreeg het medium kunst.
Intussen ging meester Alcar aan Gene Zijde verder, bracht zijn instrument naar de hellen en hemelen, en bij aankomst op aarde werd de astrale wijsheid vastgelegd.
De kunst moest nu dienen om die wijsheid te kunnen uitgeven, de meester wilde de boeken in eigen handen houden, zodat ze voor een minimumbedrag verkocht zouden kunnen worden en elkeen zich de boeken kan aanschaffen.
Dat grote doel is bereikt en in korte tijd werden er tien boeken uitgegeven en in omloop gebracht.
Geestelijke Gaven, 1943
Hieronder ziet u een schilderij dat door Jozef in Amerika tot stand is gekomen.
Om te komen tot een dergelijk kunstwerk moest het tekenend en schilderend mediumschap eerst ontwikkeld worden.
Het begon in 1928 met relatief eenvoudige tekeningen.
Bij het maken van die tekeningen bleef Jozef aanvankelijk bewust waarnemen wat er door zijn hand getekend werd.
Toch voelde hij zich slaperig worden, want dit tekenen werd gebruikt om van de bewuste naar de onbewuste trance over te gaan, de toestand waarbij Jozef met zijn meester hun geestelijke reizen in het hiernamaals konden beleven.
Het eerste tekenen diende voor het loskomen van het fysieke lichaam.
Hierbij leerde Jozef om zijn zenuwstelsel en spieren te laten beïnvloeden door een andere wil dan zijn eigen persoonlijkheid.
Die andere wil van de geestelijke schilder die door hem heen wil werken, moet zijn eigen gevoel in de geestelijke kunst kunnen uitdrukken via het lichaam van het medium.
Hiervoor is het belangrijk dat het medium zelf niet kunstig is, anders zou het bewust of onbewust met de geestelijke schilder gaan meedenken voor de kunst:
Wanneer wij in trance schilderen is het gewenst en daarbij dringend noodzakelijk, dat het medium van kunst geen begrip heeft, zijn handen er dus verkeerd voor staan en het bewustzijn duidelijk negatief ingesteld is, indien dit niet het geval is zal het gevoelsleven stoornissen scheppen.
Dit eigen bezit van het medium is voor ons een onoverkomelijke kloof.
In het begin is het niet mogelijk voor ons op volle kracht te werken, langzaam maar zeker wordt de communicatie opgebouwd, daar alle stelsels overwonnen moeten worden.
Iedere zenuw houdt ons de eigen wetten voor, waarnaar wij moeten handelen, zodat het centrale zenuwstelsel wordt uitgeschakeld.
Wij ontwikkelen hierdoor de bewuste en onbewuste trance voor het innerlijke en stoffelijke leven.
Geestelijke Gaven, 1943
De ontwikkeling was erop gericht om tot de onbewuste trance te komen waarbij het medium zijn fysieke lichaam kan verlaten en geestelijke reizen kan maken.
Maar het lichaam mocht niet volkomen in slaap zijn, anders kon het niet gebruikt worden om te schilderen en te schrijven.
Daarvoor moest het medium leren om zijn concentratie te splitsen en net zoveel gevoel aan zijn fysieke lichaam te blijven geven zodat dat niet in slaap valt:
Het lichaam van het medium is nu in slaap en toch tegelijk wakker, wat voor het organisme het half wakend bewustzijn is.
Wij schilderen door het organisme, dat door het medium verlaten is.
Het medium geeft ons vijfentwintig procent bewustzijn om het lichaam in leven te houden, want door de uittreding zou het in slaap vallen.
En die slaap moeten wij voorkomen en hier is die ontwikkeling voor nodig.
Geestelijke Gaven, 1943
Hieronder ziet u een ander schilderij dat door Jozef in Amerika tot stand is gekomen.

